‘Reproduceert het repertoire problematische denkbeelden?’, vraagt Marijn Lems zich eerder in dit nummer af. Het lijkt een logisch idee: William Shakespeare is gevormd door een wereld waarin mannen en vrouwen zeer ongelijk waren, en dus is zijn werk op dat gebied niet meer relevant in een samenleving die steeds meer pogingen onderneemt om een openbare ruimte te creëren waarin verdeeldheid op basis van gender tot het verleden behoort (‘Beste reizigers …’). Kun je zijn oeuvre dan nog zorgeloos spelen op de verdiepingen boven de inmiddels genderneutrale toiletten van de Stadsschouwburg Amsterdam?

‘Shakespeare canoniseren beschermt ons idee over onszelf’, schrijft Madhavi Menon, hoogleraar Engels aan de Ashoka University in India in de omvangrijke essaybundel Shakesqueer: A Queer Companion to the Complete Works of Shakespeare (2011), waarover zij de redactie voerde. Die canonisering creëert inderdaad het gevaar dat een tekst, en daarmee ‘een idee over onszelf’, klakkeloos wordt herhaald door een eenzijdige lezing die leunt op (respect voor) traditie en de oorsprong van het stuk. Shakesqueer toont aan dat het ook anders kan. In het boek onderwerpt een grote verscheidenheid aan auteurs uit de academische hoek van de queer theory alle 47 stukken van de Bard (plus twee apocriefe werken en een deel van zijn sonnetten) aan een tegendraadse lezing op het gebied van gender, seksualiteit en meer. De term ‘Shakesqueer’ die Menon daarbij munt is een schot in de roos. Het heeft de klank van een goede gimmick, met als bonus dat de samentrekking ook nog eens een aantrekkelijke inhoudelijke waarde heeft.

Het genderbendende aspect van Shakespeare vertrekt vanzelfsprekend vanuit het bekende gegeven dat in zijn troupe toneelspelers alle vrouwenrollen door mannen werden gespeeld (en dat in de komedies een groot deel van de grappen over dat dubbele bewustzijn van het publiek gaat). Maar queer theory, dat zich in wetenschappelijke kringen ontwikkelde vanuit gay and lesbian studies, gaat verder en richt zich op het demonstreren en onderzoeken van verhoudingen tussen sekse, gender en verlangen die niet direct te classificeren of definiëren zijn binnen de gebaande normatieve paden – afwijkende verhoudingen die zich door het struikgewas worstelen op zoek naar een pad waar zij op hun eigen manier kunnen gedijen. In de zoektocht naar de queer in Shakespeare wordt de lezer van Shakesqueer getrakteerd op een veelzijdige exegese, waarin niet alleen bekendere kwesties op het gebied van bijvoorbeeld homoseksualiteit of drag worden onderzocht (zoals in de essays over Richard III en Twelfth Night), maar waarin ook andersoortige afwijkende verlangens omtrent dierlijkheid en doodsdrift niet onbesproken blijven (respectievelijk in de essays over A Midsummer Night’s Dream en Romeo & Juliet). En wie had vermoed dat zelfs een heel universum queer kon zijn, zoals beschreven wordt in het essay over King Lear?

Zo biedt het boek een staalkaart van denkrichtingen voor queering als een project van anti(hetero)normatieve herinterpretatie, een vruchtbaar gereedschap om het klassieke toneelrepertoire te herlezen zonder de comfortabele oogkleppen die traditie ons soms neigt op te zetten.

Het grote voordeel van de kunstvorm van het theater in het kader van gender, seksualiteit en queering is dat het (als het goed is) niet bij het lezen en herlezen van het repertoire blijft, maar dat er uiteindelijk lichamen het toneel zullen betreden om te vertolken wat honderden, soms enkele duizenden jaren geleden op papier is gezet – en dat daar weer andere lichamen naar zullen kijken. Wie Shakespeare, of welke repertoireschrijver dan ook, werkelijk wil queeren zal daarom ook in regie, spel, vormgeving en dramaturgie een houding moeten aannemen die oplettend uit de pas loopt met wat de zogenaamde norm is. De term Shakesqueer is een prikkelend geschenk aan de theaterwereld uit de hoek van de queer theory dat ons eraan herinnert dat er nog zoveel mogelijkheden zijn om onszelf te confronteren met onze eigen, mogelijk (hetero)normatieve benadering van repertoireteksten en om in onze opvoeringspraktijk buiten de gebaande paden te treden. Niet om een genderneutrale benadering van ‘de mens’ te creëren of uit angst om te kwetsen, maar om binnen de bestaande traditie nieuwe, andere menselijke lichamen en verlangens te tonen en te verbinden op manieren die we eerder niet voor mogelijk hadden gehouden.

Dossiers

Theatermaker september 2017