‘Mijn stuk Equus is in Engeland een succes omdat het over paarden gaat. En in Amerika omdat het over psychiaters gaat.’ Peter Shaffer bleef nuchter onder zijn kaskrakers.

Door Loek Zonneveld, foto Eamonn McCabe

Het verhaal is bizar en waar. The National Theatre zoekt in het voorjaar van 1965 een kort stuk om een avond te vullen die opent met Strindbergs Freule Julie, waarin Maggie Smith en Albert Finney zullen excelleren. Dramaturg Kenneth Tynan luncht met Peter Shaffer en legt hem de vraag voor: kun jij iets schrijven? Shaffer is meteen enthousiast en wil wat uitproberen. Hij oppert een farce van een half uur à drie kwartier kale speeltijd, waarin de toneelspelers in het volle licht een kluchtige plotlijn spelen die zich afspeelt in het pikkeduister. Steeds wanneer ze elkaar bijlichten met lucifers of zaklantaarns dimt het licht. Een soort omgekeerde kunstlichtlogica. Werktitel: Black Comedy. De artistieke baas van het NT, Laurence Olivier, stemt enigszins wanhopig toe. Hij moet wel, hij heeft geen alternatief. In juni 1965 gaat Black Comedy in première, als toegift bij Strindberg, met naast Finney en Smith de nog jonge Derek Jacobi. Het wordt een hit. Typisch staaltje van bravoure à la Peter Shaffer.

Peter Levin Shaffer wordt op 15 mei 1926 geboren in Liverpool. Zijn vader is makelaar, joodse middenklasse. Peter studeert zich omhoog naar een scholarship aan het befaamde Trinity College in Cambridge, waar hij een graad in geschiedenis haalt. Na zijn studie vertrekt hij voor een paar jaar naar Amerika. ‘Als Londen een aquarel is, dan is New York een olieverfschilderij,’ schrijft hij aan het thuisfront. Hij houdt zich in New York onder meer in leven met het schrijven van thrillers. Net als zijn tweelingbroer Anthony trouwens, die zijn roman over ‘de perfecte moord’ omwerkt tot een van Engelands populairste naoorlogse thrillers op het toneel, Sleuth, meerdere keren verfilmd.

Het oeuvre van Peter Shaffer omvat zo’n vijftien stukken, alle opgebouwd volgens een identiek patroon. Een protagonist met een probleem staat tegenover een alter ego, die hem ontmaskert als een geslepen manipulator die consequent probeert zijn problemen te ontlopen. Er volgt een voor beiden moeizaam belopen pad richting pijnlijke inzichten en bevrijdende keuzes. Daarna mag de protagonist zijn zelfgebouwde gevangenis verlaten. Er is zelfs een kort moment van wederzijdse erkenning. Ieder gaat vervolgens, al dan niet blij, zijns weegs.

Peter Shaffer heeft dit plotpatroon met zoveel bravoure uitgewerkt dat hij er een plek mee heeft verworven naast de succesvolste toneelschrijvers van het naoorlogse Engeland, zoals Ayckbourn, Stoppard en Pinter. Onder meer met twee titels die wereldwijd repertoire hebben gehouden, Equus (1973) en Amadeus (1979). Equus handelt over een puber die om vooralsnog onnaspeurbare redenen zes paarden de ogen uitsteekt. Hij komt onder behandeling van een kinderpsychiater die een diepe crisis in het denken over zijn vak verbindt aan een fascinatie voor hybris en catharsis in de Griekse tragedie. Het stuk reconstrueert hun sessies, inclusief flashbacks uit de religieus gekleurde en door schuld en boete beladen jeugd van het joch.

Het stuk heeft in Nederland in drie decennia drie fascinerende interpretaties opgeleverd, in de regie van respectievelijk Adrian Brine (1974), Dirk Tanghe (2002) en Johan Doesburg (2009). De grotendeels in muf realisme wegzakkende verfilming (Sydney Lumet, 1977) wordt ruimschoots gered door Richard Burton, die van de vier pijlers onder het stuk, vier magistrale monologen van de psychiater, een soort natuurgeweld maakt.

Amadeus, dat voortbouwt op een eenakter van Poesjkin over de haat-liefdeverhouding tussen de onbekende componist Salieri en Mozart, is een van de sterkste toneelstukken over muziek die er bestaan. Peter Shaffer schreef ook het Oscarwinnende scenario voor de verfilming door Milos Forman uit 1984. Daarvoor schreef hij veel nieuw materiaal, bijvoorbeeld over de hilarische parodieën die tijdens Mozarts leven van zijn opera’s ontstonden. Toen ze hem tijdens het draaien van de wereldpremière van Don Giovanni even kwijt waren, stond Peter Shaffer ergens op de gang te huilen. Er werd gedraaid in het enige houten operatheater van Europa, in Praag, waar die wereldpremière in 1787 ook daadwerkelijk had plaatsgevonden. Zoveel mengeling van fictie en werkelijkheid was Shaffer eventjes te veel geworden.

Peter Shaffer stierf op 6 juni 2016 tijdens een bezoek aan vrienden in Cork in Ierland. Hij is negentig jaar oud geworden.

Dossiers

Theatermaker september 2016