Pepijn Smit, artistiek leider van het Leidse stadsgezelschap PS|theater, wordt vanaf 2017 twee dagen per week stadsprogrammeur van Leiden. Na Deventer en Alphen aan de Rijn is Leiden de derde Nederlandse stad met een dergelijke functie.
Waarom een stadsprogrammeur?
Pepijn Smit: ‘Het idee komt voort uit de wens van de Leidse cultuurmakelaar Mirjam Flik om de stad Leiden en haar culturele instellingen intensiever met elkaar in gesprek te brengen. De maatschappelijke agenda van de stad moeten terugkeren op de agenda van de culturele instellingen. Zo zou de Leidse Schouwburg een huis van de stad kunnen zijn, waar mensen naartoe gaan als er iets gebeurt waar ze het met elkaar over willen hebben. Er is in Leiden nauwelijks gediscussieerd over de vluchtelingencrisis; een samenwerking met culturele instellingen had zo’n gesprek op gang kunnen brengen, bijvoorbeeld door een discussie te organiseren in de schouwburg, gekoppeld aan een speciale programmering. Wij willen de hele stad als het podium zien, waar niet alleen de schouwburg maar ook musea, maatschappelijke instellingen en de publieke ruimte een rol spelen. Ik speel daarin een verbindende rol. Samen zoeken we naar mogelijkheden om het aanbod van de culturele instellingen te vertalen naar een Leidse context of andersom: naar een vorm om actuele Leidse thema’s een podium te geven in de stad. Uiteindelijk zoeken we naar eigenaarschap, verantwoordelijkheid en betrokkenheid van de culturele instellingen voor en bij de stad en omgekeerd.
Daarnaast zal ik zorgen dat initiatieven uit de stad – professionele en amateurgezelschappen, kunstenaars, ideeën van bewoners – een plek krijgen op het podium van de stad. Hierin gaat het mij er niet om dat de amateurtoneelvereniging ook eens in de Leidse Schouwburg staat, maar vooral dat er spannende dwarsverbindingen ontstaan tussen initiatieven, bijzondere plekken in de stad en actuele thema’s. Zo zullen we elk jaar een maker of kunstenaar uitnodigen om met een groep uit de stad te werken en dit werk te presenteren tijdens een van de drie cultuurfestivals.’
Waarom is dat nodig?
‘Er is in Leiden heel veel cultureel aanbod, maar weinig focus. Kwaliteit zou bovendien vóór kwantiteit moeten gaan, bijvoorbeeld tijdens de vele evenementen die er worden georganiseerd. Instellingen vragen daar ook zelf om. Het past bij deze tijd; de wereld is al vluchtig genoeg. Juist door te focussen, te verbinden, kan kunst beklijven en kan kunst nieuwe groepen bereiken. Neem het theater: ik geloof zelf niet zo in het reissysteem, waarin je als gezelschap alweer vertrekt naar een volgende stad voordat er goed en wel een gesprek in een eerdere stad op gang is gekomen. Theater hoeft geen plek te zijn die om elf uur ’s avonds weer zijn deuren sluit. Het moet toegankelijk zijn. Als er bijvoorbeeld op dinsdag een Hamlet in de schouwburg staat, zouden er idealiter in het weekend daarvoor al activiteiten rondom dat thema worden georganiseerd. In zo’n weekend kunnen we de voorstelling naar een actuele Leidse context vertalen, bijvoorbeeld door een arts van het Leids Universitair Medisch Centrum met de regisseur in gesprek te brengen over psychologie, of door een jongerengezelschap aan een eigen Hamlet te laten werken. We willen dat het publiek over twintig jaar nog steeds over die voorstelling spreekt. Dat gaat alleen als je die ervaring weet te verdiepen, als je haar in een grotere context plaatst die past bij de omgeving, de stad, de instelling.
Dat vraagt ook om een andere manier van werken door de kunstinstellingen. Met de schouwburg ben ik bezig om op basis van zijn programmering meer focus te leggen op het lokale. Maar waar ik ook naartoe zou willen, is dat de schouwburg in zijn programmering weken vrij houdt om juist op de actualiteit van de stad te kunnen inspelen. Dat is voor een theater best ingewikkeld.
Van musea weet ik iets minder, ik moet nog uitvinden hoe die precies werken. Maar de musea zijn de grootste instellingen hier in de stad, dus die kunnen we niet buiten de nieuwe manier van werken houden. Ik weet dat musea ook naar nieuwe manieren zoeken om hun collecties te ontsluiten. De depots zitten vol erfgoed dat nauwelijks is te zien, terwijl er van alles ligt wat kan reageren op wat er nu in de stad leeft. Ik hoop hen te kunnen helpen met dat verhaal over het nu.’
Zitten de kunstinstellingen wel op een verandering van werkwijze te wachten?
‘De meeste voelen zich uitgedaagd door het idee van stadsprogrammering. We proberen daar samen met hen vorm aan te geven. De vraag moet ook vanuit hen komen: als zij hun programma meer lokaal willen invullen, dan werk ik met ze samen. We moeten nog ontdekken hoe een en ander werkt, er zit zeker een soort utopische gedachte achter het idee van de stadsprogrammeur. En ik heb er een handje van om zo’n utopie zo snel mogelijk te willen bewerkstelligen. Daar is nog geen tijd en ruimte voor. De kunst wordt nu eerst – en dat is in deze stad echt een uitdaging – om een stevige basis te leggen waarop we kunnen voortbouwen. Als iets niet meteen lijkt te werken, zijn we er in Leiden goed in er meteen de stekker weer uit te trekken. Terwijl we juist tijd en ruimte nodig hebben om secuur aan die basis te bouwen.’
Foto: Renzo Candido