Om recht te doen aan de belangrijke plek die het gesprek in kunstreceptie inneemt, introduceert Theatermaker de dialoogrecensie: een gesprek tussen een recensent en een bezoeker met speciale kennis over het onderwerp van de voorstelling.

Welke voorstelling?
Zohre, een Afghaans-Nederlandse soap van Marjolijn van Heemstra. In deze voorstelling staat de ontmoeting en vriendschap tussen Van Heemstra en de uit Afghanistan gevluchte Zohre Norouzi centraal. Ze staan samen op scène – of eigenlijk zitten ze op de rand van een levensgroot drive-in-bioscoopscherm – en vertellen over de uitdagingen waarmee Norouzi geconfronteerd wordt als nieuwkomer in de Nederlandse samenleving, en hoe Van Heemstra haar daarbij met vallen en opstaan probeert te helpen.

Met wie?
Sabri Saad El Hamus, theatermaker. El Hamus verhuisde zelf veertig jaar geleden uit Egypte naar Nederland. Sinds 2009 tot september dit jaar is hij artistiek leider van Theatergroep De Nieuw Amsterdam. Veel van zijn vroegste voorstellingen gingen over zijn positie als moslim en Egyptenaar in Nederland, en vragen over culturele en religieuze identiteit bleven een vaak terugkerend thema in zijn werk.

Waar?
Theater Orpheus Theater, Apeldoorn

Sabri Saad El Hamus: ‘De voorstelling levert bij mij een beetje een dubbel gevoel op. Ze is duidelijk met goede bedoelingen gemaakt, en het is goed dat het gebeurt. Daar gaat het uiteindelijk om: we moeten elkaar leren kennen. Alleen blijft bij mij de vraag naar de theatrale esthetiek van het geheel wel hangen. In de keuzes die Marjolijn van Heemstra daarin maakt, vind ik het jammer dat het zo smaakvol is allemaal. Die muziek, het licht, het is zo gepolijst, het wordt niet rauw genoeg. Die beheersing zie je ook terug in het spel. Norouzi is authentiek zichzelf op scène, maar bij Van Heemstra zie je dat het te geregisseerd is, te vastgelegd. Ik zou het interessant vinden om haar wat losser te zien spelen en het leven niet zo te regisseren. De confrontaties tussen haar en Norouzi worden ook minder gevaarlijk omdat het van hen allebei ook zo duidelijk gespeeld is op dat moment.’

Marijn Lems: ‘Ik snap wat je zegt, en ik denk dat de positie van Van Heemstra daar ook een lastige in is: ze heeft niet het naïeve naturel van haar tegenspeler meer omdat ze nu al jaren op het podium staat, maar ook niet de vrijheid met het materiaal die een heel goed acteur zou hebben. Maar dat maakt haar voor mij niet minder overtuigend. Misschien komt dat ook omdat dit inmiddels de achtste voorstelling is die ik van haar heb gezien, ik ben gewend aan haar persona op het toneel, ik “ken” haar als het ware. Daarnaast zit het “gevaar” van de voorstelling voor mij ook vooral in de tekst, in het gegeven dat Van Heemstra haar vooroordelen of haar westerse privileges en etnocentrisme benadrukt, dat ze vanuit die positie ideeën aan Norouzi oplegt over, bijvoorbeeld, de drang tot presteren. Dat vind ik spannend, dat ze zichzelf in haar ontmoeting met Norouzi niet politiek correcter maakt dan ze is.’

El Hamus: ‘Aan de andere kant vind ik de centrale metafoor die ze hanteert wel echt beeldschoon. In de voorstelling wordt een soapserie die Norouzi in Afghanistan bekeek, en die plotseling van de buis werd gehaald, gebruikt als beeldspraak voor het existentiële vagevuur waarin Norouzi zich als vluchteling bevindt. Hoe de scènes in die serie samenvallen met de lotgevallen van Norouzi wordt prachtig poëtisch ingezet.

‘Wat me echter ook opviel is dat de vraag die Norouzi aan het eind van de voorstelling aan Van Heemstra stelt, “waarom help je mij eigenlijk”, niet echt wordt beantwoord. Die vraag heeft een waarachtig antwoord nodig; is het liefde, is het nieuwsgierigheid, bestaat die nieuwsgierigheid van de Nederlander nog wel, maar is er te veel gebeurd waardoor het nu onder een masker van hardheid verborgen gaat? Er moet toch iets specifieks aan Norouzi zijn waardoor Van Heemstra liefde voor haar is gaan voelen, en het antwoord op die vraag mis ik eigenlijk in de voorstelling, die kwetsbaarheid, dat Van Heemstra laat zien waarom ze ook een beetje verliefd op Norouzi is geworden.’

Lems: ‘Ik denk dat het ook in de stijl van Van Heemstra als theatermaker zit. Ze benadert de thema’s die ze in haar voorstellingen centraal stelt vaak vooral uit moreel of intellectueel perspectief, eerder dan uit een emotionele invalshoek. Je ziet vaak in haar stukken terug dat het gevoel onverhoeds komt, dat het haar overvalt. Dat maakt haar werk ook sterk, vind ik: ze laat zien hoe je als intellectueel de neiging hebt om de wereld in een harnas van beredeneerde idealen te benaderen, maar dat een eerlijke ontmoeting met die wereld ook kwetsbaarheid vereist.

‘Ik zag je op een bepaald moment instemmend knikken, namelijk toen Zohre vertelde dat ze een Afghaanse man had gesproken die zei dat ze eigenlijk veertig jaar te laat naar Nederland was gekomen, omdat mensen toen oprecht nieuwsgierig waren naar vluchtelingen en echt bevriend wilden worden. Herkende je dat?’

El Hamus: ‘Ja, ik moest ook denken aan de voorstelling Ik Houd Van Holland waarin ik met Nawras Altaky, een jonge Syrische vluchteling, op scène stond. Ik vertelde hoe ik veertig jaar geleden naar Nederland kwam en toen vooral heel veel openheid en nieuwsgierigheid naar mijn verhaal tegenkwam – zelfs tot vervelens toe, ik kreeg soms het gevoel dat ik alleen maar als exotische vluchteling, als Egyptenaar, werd gezien en niet als individu. Nu is die sfeer totaal omgeslagen; Altaky kan op straat niet eens de weg vragen omdat mensen hem uit de weg gaan. Dat is na 9/11 echt veranderd.

‘De voorstelling riep voor mij ook de vraag op of we niet moeten ophouden met het benoemen van vluchtelingen als een probleem of een crisis. Moeten we niet veel meer de ontmoeting centraal zetten, het intermenselijke? Het indrukwekkendste wat ik de laatste tijd heb gelezen was het boek Een Coupé Verder, dat gaat over het drama van Baflo. In 2011 sloeg een voormalig vluchteling, na een uitzettingsbevel, in een door antidepressiva veroorzaakte psychose zijn Nederlandse vriendin dood. De vader van het slachtoffer heeft vervolgens dat boek geschreven, samen met de dader, om te kunnen begrijpen waarom het gebeurde. Dat getuigt van zo veel compassie en medemenselijkheid. Die oproep tot de ontmoeting op menselijk niveau staat in de voorstelling ook centraal.

‘Nog even over dat gebrek aan rauwheid in de voorstelling: er zit een spanning tussen de horror die Norouzi als vluchteling is overkomen, die maar heel kort wordt aangestipt in de voorstelling, en de neiging om de voorstelling mooi en smaakvol te maken. Er is te weinig ruimte om de leegte of de pijn ook aanwezig te laten zijn, het is alsof Van Heemstra het publiek niet wil kwijtraken.’

Lems: ‘Ik merk dat wel vaker in voorstellingen met en over vluchtelingen of minderheden. Er is vaak een neiging om het publiek niet tegen de haren in te willen strijken, niet té kritisch of kwaad te zijn. Dat lijkt zich ook te uiten in de manier waarop (voormalige) vluchtelingen op het toneel worden ge(re)presenteerd: er lijkt een onuitgesproken eis te zijn dat ze bijna bovenmenselijk sympathiek moeten blijven.’

El Hamus: ‘Maar dat heeft ook te maken met échte ontmoeting. Als je voorbij het idee van de vluchteling-als-vluchteling wilt komen en de ander als mens wilt zien, moet je ook de negatieve emoties toelaten, de frustratie, de woede, de pijn. Anders krijg je een opgesmukt, geparfumeerd beeld van een persoon, een gladgestreken beeld, dat de schurendheid op een bepaalde manier onschadelijk maakt. Dat voelde ik toch een beetje in de voorstelling: die heeft een wat bezwerende toon.’

Lems: ‘De vraag is interessant: welke verantwoordelijkheid heb je als maker naar de persoon met wie je de voorstelling maakt? Ik kan me ook voorstellen dat Norouzi, zoals ze ook aanstipt in het stuk, zelf niet steeds haar traumatische lotgevallen centraal wil stellen. Hoe doe je het meeste recht aan de ander als persoon, en hoe breng je dat in balans met je eigen ideeën over hoe je een mooi verhaal vertelt, of een goede voorstelling maakt?’

El Hamus: ‘Ik vind dat het moet knetteren op het toneel. Spannend toneel is belangrijker dan elkaar sparen en voorzichtig zijn met het publiek. Ik denk dat toneel helend kan werken als het pijnlijk, kwetsbaar en schaamteloos is, terwijl de liefde niet ontbreekt.’

Foto: Wikke van Houwelingen 

Dossiers

Theatermaker zomer 2017