Ze staan stevig met beide benen op de grond. De blik vooruit. Bijna uitdagend. In hun handen kartonnen bordjes met daarop Joodse familienamen met eronder Amsterdam Oost gevolgd door Sobibor of Auschwitz. Terwijl we langslopen zeggen ze kordaat wat er op de bordjes staat. En terwijl de straat zich vult met een verdwenen geschiedenis, verschijnen nieuwsgierige buren op balkons, glipt een man met volle boodschappentassen achter een jongere langs zijn huis binnen en blijft een ander heel lang geïnteresseerd staan kijken.
Het is een aangrijpende verstild én oorverdovend moment uit de voorstelling Oorlog in Oost: VERZET, één van de jongerenprojecten van Theater Na de Dam. Het is 5 mei en op deze zonnige dag lijkt de buurt wat verwonderd over het gebeuren, maar ze neemt geen aanstoot aan de geschiedenis van de straat, die zo plots ten volste zichtbaar wordt.
Hoe anders was dat op de avond van 4 mei, vertelt regisseur Jelle Zijlstra. Op het moment dat de jongeren in de Tweede Boerhaavestraat hun plek innamen, schreeuwde een man vanaf zijn balkon: ‘Rot op met je oorlog! Jullie hebben die oorlog niet eens meegemaakt. Rot op! Rot toch allemaal op!’ Net zo lang tot de stoet de straat uit was.
Je zou kunnen zeggen dat de schreeuwende man de scène verstoorde, maar hij droeg ook bij aan de kracht ervan. Want samen met de door de gordijnen glurende buren en een ouder stel dat in de deuropening kwam staan (en plotseling achter een jongere met bordje terechtkwam, waardoor een onbedoeld gezinsbeeld ontstond) zijn zij onderdeel van dat wat verteld wordt.
Het moment kaatst als het ware tegen de muur van de geschiedenis het nu in. Niet alleen wordt mij verteld dat er hier tijdens de Tweede Wereldoorlog zoveel Joden zijn weggevoerd, maar ook zie ik hoe de huidige bewoners wel of niet op de hoogte zijn van die geschiedenis en of het hen überhaupt interesseert. Vaak onbedoeld lijken velen weg te kijken. Niet echt te willen weten wat er gaande is. Een beeld dat gaat over hoe mensen nu langs elkaar leven, maar dat natuurlijk ook refereert aan hoe er tijdens de oorlog weggekeken werd. Bovendien wordt door het geschreeuw de scène an sich ter discussie gesteld: wat is de waarde van het tonen van deze geschiedenis door jongeren die de oorlog zelf niet meemaakten? Waarom lopen we samen door die straat?
Het letterlijk zichtbaar maken van de voorstelling in de stad levert deze inhoud op. In een theaterzaal waren die verschillende lagen nooit allemaal aanwezig geweest. Precies dat maakt dat ik – sinds het maken van voorstellingen voor Theater Na de Dam en het later begeleiden ervan – zo ben gevallen voor wat ik ‘zichtbaar theatermaken’ ben gaan noemen. Niet verstopt in een zwarte doos, maar daadwerkelijk, zo niet letterlijk, verbonden met en zichtbaar in de wereld waarin we nu leven.
En natuurlijk is die wereld onvoorspelbaar. En natuurlijk zou je soms willen dat de realiteit z’n mond even houdt en niet vanaf een balkon je scène binnenstormt. Maar zodra een maker dat wat verteld wordt daadwerkelijk in de wereld plaatst, levert dat mij zoveel nieuwe associaties op. Over die stad, over dat ene gebouw en over die toevallige passanten. Associaties die ik – in het geval van Theater Na de Dam – onmisbaar vind.