Theatrale rituelen hebben altijd een belangrijke rol gehad bij grote historische gebeurtenissen die samenlevingen op hun grondvesten deden schudden. Een kijkje in de geschiedenis van loutering, optimisme en feest na zware beproeving.
Bij de Vrede van Munster, de afschaffing van de slavernij in de Atlantische koloniën en na de Tweede Wereldoorlog, rond al deze ingrijpende nationale gebeurtenissen werden grootschalige theatrale gebeurtenissen georganiseerd. Bij deze gelegenheden veranderde er iets voor de hele natie en al haar inwoners. Als een soort ‘rite de passage’ werd opdracht gegeven intensieve esthetische periodes te organiseren, waarin het publiek meegenomen moest worden naar een nieuwe rol. Tableaus maakten het publiek tot trotse, vredelievende inwoners van de Republiek; processies transformeerden de tot slaaf gemaakten in dankbare vrije geesten; en de toneelmanifestatie Vrij Volk! maakte illegalen tot publieke helden. Er wordt zo niet alleen een nieuw perspectief op de toekomst geboden, maar ook op de geschiedenis. Deze theatrale interventies hebben al de kiem in zich van latere herdenkingen. Onderdelen als dankzeggingen, uitbeeldingen, processies en proclamaties worden jaarlijkse tradities. Lofdichten worden handelswaar, affiches collectors-items. Maar het ritueel dat een liminale periode afsluit is onherhaalbaar.
1648
‘Hier spreekt een Schildery. De Werelt luistert ook naar stomme Poezy’
Tableaux vivants en lofdichten bij het sluiten van de Vrede van Münster
Op 15 mei 1648 wordt in Münster, na jaren van onderhandeling, een verdrag gesloten tussen Spanje en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Daarmee komt een einde aan de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en de opstandelingen in de Republiek en wordt de Republiek als soevereine staat erkend. In heel het land staan de weken erna in het teken van de vredesvieringen: kanonsalvo’s, vuurwerken, schuttersmaaltijden en optochten. Dichters bezingen de lof van het vaderland en de vrede. In Amsterdam wordt de overgang naar vrede met een ongewoon groot openbaar theaterevenement vormgegeven.
De wereldstad, zelf nooit belegerd, profiteert dan al tien jaar van een bloeiend theaterleven dankzij de sinds 1638 geopende en goedlopende schouwburg aan de Keizersgracht. De toneel minnende burgemeesters geven drie theatermakers van deze Schouwburg de opdracht een werk te maken rond de thema’s vrede en de Nederlandse vrijheidsstrijd. Op de Dam, dan nog de Markt geheten, worden Op last der Heeren Burgermeesteren drie podia gebouwd en Samuel Costers, Jan Vos en Geeraardt Brandt hebben zes dagen de tijd om zich voor te bereiden, waarbij ze alle medewerkers en materialen van de schouwburg mogen inzetten.
Op 5 juni, nadat met trompetgeschal de mooi beschilderde doeken opgaan, kan het publiek zich vergapen aan maar liefst achttien verschillende ‘tableaux vivants’. De acteurs spreken niet, maar geven een beeld gestalte, als levende schilderijen. Mogelijk werd dit begeleidt door een dichterlijk schrijven dat verspreid werd onder het toegestroomde Amsterdamse publiek. ‘Het gehoor verlang nu niet. Hier spreekt een Schildery. De Werelt luistert ook naar stomme Poezy.’
Costers, Vos en Brandt behandelen, elk in zes beelden, niet de afgelopen tachtig jaar oorlog, maar plaatsen de vrede in een breed en poëtisch perspectief. In de taferelen mengen allegorische figuren, goden en historische personages zich in drie series uitbeeldingen met elk een eigen insteek. Costers toont de opeenvolgende vorstelijke prinsen, beginnend bij Willem van Oranje en eindigend bij een geketende oorlogsgod Mars. Brandt verhaalt van nationaal verzet en vrijheidsliefde door de opstand van de Batavieren tegen de Romeinen te verbeelden. Bij de laatste serie toont Jan Vos zijn talent voor spektakel: de Vrouwe Europa ondergaat grof geweld en vergiftigingen, steden worden met de oorlogstoorts van Mars in brand gezet. Maar na deze gruwelen van de oorlog, ziet het publiek de zegeningen van d’ Omhelsde Vreede. De andere continenten komen Europa begroeten: obelisken en Afrikaanse olifanten en de schuimende Indus en een ‘langgehalsde kameel’ uit Azië brengen gelukwensen.
Natuurlijk barst er na de voorstelling een enorm feest los, met licht uit duizenden teertonnen en enorme vuurwerken. Na de vieringen op de Dam worden de tableaus in de schouwburg met groot succes opgevoerd – dan met een sprekende verteller. In diezelfde schouwburg ging die mei al het nieuwe stuk van Joost van den Vondel in première: De Leeuwendalers, een vredesstuk over de verzoening tussen Noord- en Zuid- Leeuwendaal. Vondel heeft de tekst waarschijnlijk al jaren van tevoren voorbereid. Een jaar na het ‘uitbreken van de Vrede’ wordt de superdikke herdenkingsbundel Olyfkrans der Vreede uitgegeven met daarin de Vaarzen voor de Schoutonelen, die de tableaus begeleidden, en de Leeuwendalers en andere vredeslyriek. Op en in het Paleis op de Dam, dat direct na de Vrede gebouwd wordt door Jacob van Campen (niet toevallig ook de architect van de toenmalige schouwburg), zijn op verschillende plekken nog afbeeldingen van de tableaus van de festiviteiten van 6 juni 1648 zien.
Dit jaar verscheen het boek Podium van Europa waarin Frans Blom een uitgebreide beschrijving en context van de tableaus geeft.
1863
Gi Koning Willem bigi nem, en tjari tangi kom!
Dankzeggingen en processies op de Dag van de Afschaffing van de Slavernij in de West
Nederland schaft de slavernij in haar koloniën langzaam en in etappes af. In 1862 ondertekent koning Willem III in zijn vakantiepaleis in Wiesbaden de emancipatiewet waarin de afschaffing van de slavernij werd afgekondigd in de Atlantische Koloniën. De inwerkingtreding laat op zich wachten: het daadwerkelijke moment van afschaffing wordt strategisch gepland in de regentijd net tussen de oogsten, zodat de dagen van vieringen geen economische schade zou aanrichten.
Op 1 juli 1863 gaat de Emancipatiewet in. De festiviteiten op de verschillende plekken verschillen in details, maar komen grotendeels overeen.
Om zes uur ’s morgens kondigden 21 kanonschoten vanuit Fort Zeelandia in Suriname en Fort Amsterdam op Curaçao het einde van de slavernij aan. Op Saba blijft het stil; het eiland heeft geen kanon. Het paleis van de Gouverneur en de schepen in de haven van Paramaribo zijn met vlaggen getooid, de stad is met bloemen en groen versierd en de straten ruiken zoet van de baksels.
De eerst dag van vieringen staat in het teken van dankzegging. Grote menigten verzamelen zich op de pleinen voor de forten en de kerken houden dankdiensten. In de toespraken en preken wordt koning Willem III als sleutelfiguur en weldoener van de vrijgemaakte slaven gepresenteerd. Hoogwaardigheidsbekleders krijgen een bloemenhulde en er volgen dankbetuigingen naar de koning en het gezag: ‘Vergeet nimmer wat uwe vorige meesters en meesteressen voor u zijn geweest; hoeveel zorg zij voor u en uwe kinderen, die dit nog niet wel beseffen, hebben gedragen, en hoe veel liefde gij, zelfs daar, waar meningeen ze verbeurd had, van hen hebt ondervonden. Bewijs hun nu, op uwe beurt, eene hartelijke wederliefde en draagt hun de achting toe, welke zij verdienen.’ Op de melodie van het Wilhelmus is in het Sranan een danklied op Willem III geschreven: Gi Koning Willem bigi nem, en tjari tangi kom! (Des Konings naam zij hooggeacht, Den Koning dank gebragt!) dat wordt uitgedeeld.
Kerkgemeenschappen houden diensten. Samenzang en beurtzangen zijn afwisselend in het Engels en Nederlands. Het programma van deze dankdiensten concentreerde zich op de bevrijding van de geest en op het reinigen van de zielen van de zonden, begaan tijdens de periode in slavernij – de preken richtten zich overigens op de zonden van de voormalige slaven en niet op die van de plantagehouders of onderdrukkers.
Na de kerkelijke rituelen volgen er optochten en dansfeesten, georganiseerd door de geëmancipeerden, die daartoe van tevoren toestemming hadden gekregen. Op Sint Maarten houden de vrijgemaakten een allegorische voorstelling: Lady Liberty, uitgebeeld door een vrouw in het rood, wit en blauw, paradeert door de straten. Zij wordt vergezeld door haar in het wit geklede en met bloemen getooide maids of honor en begeleid door vlaggendragers en muzikanten. Ook de volgende dagen volgen uitbundige optochten, waarbij met trommels en dansers de huizen van de prominenten worden aangedaan om hun te danken. Er worden extra militairen ingezet maar nergens breken ongeregeldheden uit, dit alles voltrekte zich in volmaakte orde.
Nederland kende geen brede abolitionistische volksbeweging voor de afschaffing van de slavernij. De emancipatie van de tot slaaf gemaakten werd door evangelisten gedragen en die hadden weinig op met uiterlijkheden of fysieke vieringen. Voor wit Nederland bleven openbare feesten uit, buiten de vele openbare dank- en bid-stonden en de collectes ten behoeve van de school en godsdienstonderwijs van de geëmancipeerden.
De zwarte Nederlanders moesten na drie dagen feest weer aan het werk. Zij stonden nog voor een periode van tien jaar onder staatstoezicht en waren verplicht een arbeidsovereenkomst af te sluiten op de plantages. Keti Koti (Surinaams voor ‘Ketenen gebroken’) wordt ieder jaar op 1 juli gevierd. Vast onderdeel is een parade – Bigi Spikri (‘Grote Spiegel’) – in traditionele kledij. Koning Willem III blijft lang een mythisch figuur in de vieringen als brenger van de vrijheid. Nog steeds zijn het vooral de zwarte Nederlanders die deelnemen aan de festiviteiten.
Dit jaar vond op 30 juni en 1 juli 2021 de eerste editie van Theater voor Keti Koti plaats, dat wil bouwen aan een nieuwe traditie om landelijk samen te vieren en te herdenken; zie www.theatervoorketikoti.nl.
1945
Wij zijn vrij, vrij … weer onder elkaar na jaren van angst
De toneelmanifestatie Vrij volk!
Begin mei 1945 komt er een einde aan de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op 8 mei rijden de geallieerden de hoofdstad binnen en kan er worden begonnen met de bevrijdingsrituelen. Tijdens de bezetting was het kunstenaars verplicht om lid te worden van de Kultuurkamer, wat praktisch alle toneelspelers deden. Een kleine honderd weigerden; de veelal Joodse artiesten en enkele principiëlen moesten onderduiken.
De Federatie van Nederlandse Kunstenaars werkt in de illegaliteit aan de wederopbouw van het naoorlogse culturele leven. Zij houden zich onder meer bezig met de moeilijke vraag hoe om te gaan met de toneelspelers die ‘door hadden gespeeld’. Levenslange schorsing was een veel te zware straf, en ook praktisch onuitvoerbaar: in totaal hadden immers maar zo’n honderd mensen níet getekend. Er werd voor een tussenoplossing gekozen: alleen diegenen die niet hebben getekend krijgen vooralsnog een werkvergunning. Al in april dat jaar verzoekt de Federatie de regering in Londen om direct na de bevrijding de collaborerende gezelschappen te ontbinden en de schouwburgen alleen ter beschikking te stellen aan toneelmanifestaties van ondergedoken acteurs. En al maanden voor de capitulatie wordt er clandestien een stuk geschreven en de uitvoering voorbereid. In mei liggen de teksten en de draaiboeken voor de manifestatie klaar: een taferelenreeks getiteld Vrij Volk!.
Op donderdag 10 mei om 12 uur, direct na de dodenherdenking, loopt de stoet van ongeveer vijftig toneelspelers verenigd in Toneelgroep 5 mei ’45 plechtig over het Leidseplein, om de Stadschouwburg Amsterdam weer in bezit te nemen. De voorzitter van de Federatie houdt een toespraak vanaf het balkon en geeft het teken de vlaggen te hijsen, onder de vrolijke klanken van de Postharmonie. In het theater brengen sprekers hulde aan het kunstenaarsverzet, waarna regisseur Louis Saalborn voor pers en toneelspelers een eerste tekstlezing geeft van het te repeteren stuk, een nieuw werk geschreven door vijf gelijkgezinde auteurs: Anton Coolen, August Defresne, Maurits Dekker, Albert Helman en Jeanne van Schaik. Een paar weken later gaat op 6 juni Vrij Volk! in première. Na het zingen van het Wilhelmus, heet regisseur Hans van Meerten en oprichter van Stichting Kunstenaarsverzet, de aanwezigen welkom, onder wie prins Bernhard als commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten en Pieter Gerbrandy de minister van Oorlogsvoering. Hij verzoekt de aanwezigen te staan ter ere van de tijdens de oorlog gevallenen en een deputatie van de toneelspelers loopt naar de excutieplaats op de Marnixstraat om daar een krans te leggen. Speeches, gedichten en vaderlandse liederen zijn onderdeel van het programma.
Vrij Volk! zelf bestond uit vijf bedrijven waarin de onafhankelijkheid en gewetensvrijheid van het Nederlandse volk door de eeuwen heen werd getoond. Iedere periode en ieder bedrijf had zijn eigen schrijver, eigen regisseur en eigen spelers. Het geheel werd gespeeld in decors van Jacques Snoek, die een vaste toneelopstelling ontwierp, met een boven en beneden. Het benedentoneel toonde de vrijheidsgedachte van het volk, terwijl op het boventoneel de in die tijd leidende figuren aan deze gedachte vormgaven.
De stoere Batavieren ontdoen zich van het Romeins Juk, met gods hulp wordt Leiden ontzet, de Fransen en de Engelsen moeten terugdeinzen voor de taaie verzetsgeest van het Nederlandse volk en het laatste vijfde bedrijf, Het Heden, gaat over een door de Duitsers ter dood veroordeelde schrijver die door Albert van Dalsum met ‘kracht en schroeiende overtuiging’ wordt gespeeld.
Alles bij elkaar duurt de voorstelling vijf uur. Het is een manifestatie van collectiviteit, voor iedereen is een rol en iedereen die deel uitmaakt van de groep is, net als in het verzet, even belangrijk. ‘Wellicht kan deze voorstelling de gedachte symboliseren dat ook bij sterke differentiatie door samenwerking eenheid kan ontstaan en dat is een goede Nederlandse gedachte.’ Het stuk wordt met maar liefst vijftig toneelspelers bezet, maar velen miste men nog, door ziekte of uitstedigheid.
Na de voorstelling spreekt de wethouder Kunstzaken De Roos en hij brengt alle kunstenaars hulde. Hij hoopt dat de opbouw van het vrije toneel fris, voortvarend, daadkrachtig en vereend zal zijn. Na afloop is er muziek en zijn de tafels in de foyers goed gevuld, uitgehongerd Amsterdam spreekt nog jaren over ‘de slaatjes’ die werden geserveerd.
Vrij Volk! wordt een groot succes. De toneelkritiek benadrukt dat het om meer gaat dan een voorstelling: ‘Dikwijls had men de gelegenheid juist op dit ogenblik zich weer te beseffen: wij zijn vrij in ons oude Amsterdam, toch eigenlijk wel het kernpunt onze Nederlandse beschaving, we zijn weer onder elkaar na jaren van angst, strijd en vernedering’, schrijft een journalist. Na de première en twee gala-avonden staat de voorstelling vier weken lang in Amsterdam. De manifestatie wordt in en buiten de hoofdstad ongeveer 150 maal gespeeld, afgewisseld met een ander gelegenheidsstuk, De Naamlozen van ’42. Ook op tournee zijn de herdenkingsrituelen onderdeel van het programma.
Met ingang van 1 november 1945 is de speciale vergunning van toneelgroep 5 mei ’45 verlopen. Inmiddels mogen ook andere artiesten, door ‘de ereraden’ gezuiverd, weer optreden, er vormen zich nieuwe toneelgezelschappen. In ITA hangt nog een plaquette ter gedachtenis aan het wederom in bezit nemen van de Amsterdamse schouwburg.
Dit jaar verscheen de podcast Het heroïsche theater van de weigeraars over Vrij Volk!, van Pieter-Bas van Wiechen met journalist Henk van Gelder en acteur Edwin de Vries.
foto De toneelspelers nemen de Stadsschouwburg weer in fotograaf Lood van Bennekom met dank aan Allard Pierson/de Theatercollectie (stichting TiN)