Het begrip ‘publiekswerking’ trekt vanuit Vlaanderen de Nederlandse landsgrenzen over en wint hier gestaag aan terrein. Op de medewerkerslijsten van onder andere Toneelgroep Maastricht, Hoge Fronten/Lieke Benders, BonteHond en NTJong prijkt al een publiekswerker. ‘Het gaat er niet om hoeveel publiek er komt, maar om hoe goed het publiek de zaal binnenkomt en het theater weer verlaat.’

Door Janneke Defesche, foto Bjorn Frins

Bij Toneelgroep Maastricht vindt de publiekswerker zijn plek als onderdeel van de strategie van artistiek leiders Servé Hermans en Michel Sluysmans om de band van de toneelgroep met de eigen regio weer te versterken. Hermans bracht de publiekswerkingsgedachte begin 2015 mee naar het gezelschap vanuit zijn beroepspraktijk bij NTGent, waar hij haar uit de eerste hand leerde kennen, en zet er in het komende meerjarenplan hoog op in.

Dieke Ruwhof, die met de komst van Hermans en Sluysmans haar functie als educatief medewerker omgedoopt zag worden tot die van publiekswerker, is enthousiast. Richtte ze zich eerst voornamelijk op het reguliere onderwijs, nu houdt ze zich bezig met verdiepende activiteiten die het gesprek tussen het gezelschap en het publiek op gang brengen, zoals een jongerenpanel dat de voorstellingen beoordeelt of nagesprekken onder leiding van een expert over de thematiek van een voorstelling. Daarbij is het van groot belang dat ze niet alleen maar informatie zendt, maar vooral ook reageert op vragen uit de omgeving. Studenten die in gesprek willen met Hermans, universiteiten die een seminar van Sluysmans aanvragen, een jongerenproject dat theatertechniek nodig heeft; het kan allemaal, want ‘op vraag en in overleg ontstaat pas de ultieme publiekswerking’, aldus Ruwhof.

Virus

Ook het Almeerse gezelschap BonteHond keek publiekswerking af van onze zuiderburen en introduceerde het in 2012 in zijn zoektocht naar eigentijdse vormen voor het bereiken, betrekken en binden van een nieuw theaterpubliek in de cultuurarme thuisstad. Door naast de voorstellingen en educatieprogramma’s ook publiekswerkingsprojecten op te zetten, groeide de openheid, de zichtbaarheid en de maatschappelijke relevantie van het gezelschap de afgelopen vier jaar flink. De eerste tijd koppelde publiekswerker Judith Faas haar projecten steeds aan een thema uit de lopende voorstelling van BonteHond. Inmiddels organiseert ze zelfstandige artistieke producties die inzicht geven in een actuele problematiek en die een specifieke doelgroep uit Almere en omgeving een stem geven, zoals jongeren in de schuldsanering of kinderen met een zichtbare handicap. De ervaringen en het medemakerschap van het publiek vormen het fundament voor de producties, die uiteindelijk door professionele kunstenaars worden gecreëerd. Ze vormen inmiddels een vast onderdeel van de artistieke signatuur; de komende kunstenperiode worden er maar liefst twee per jaar gecreëerd.

Aangestoken door het publiekswerkingsvirus bij BonteHond creëerden ook Noël Fischer en Muriël Besemer de functie van publiekswerker bij NTjong toen dat gezelschap vier jaar geleden startte. Fischer werd er artistiek leider, Besemer nam de rol van hoofd educatie en publiekswerking op zich. Met zo’n twintig jaar ervaring met educatie en jeugdtheater werd het gangbare beeld van educatie Besemer te beperkt. De term publiekswerking duidt aan dat NTjong niet alleen educatie biedt in de nauwe zin van het woord, maar een breed scala aan activiteiten opzet voor in de klas, in het theater, thuis of midden in de stad. Besemer ontwikkelt activiteiten om (jonge) bezoekers de meerwaarde te laten ontdekken van een kunstervaring in een bredere maatschappelijke context. Tijdens gesprekken, workshops of projecten gaat NTjong steeds uit van de ervaring van de bezoekers, die altijd worden behandeld als medemaker. Noem het opvoeden, educatie, Bildung, vorming. Of publiekswerking.

Vrijplaats

Zo zien we dat de laatste jaren alle bovengenoemde gezelschappen min of meer onafhankelijk van elkaar een publiekswerkingsfunctie vervulden die meer ruimte laat voor eigen interpretatie dan dichtgetimmerde termen als educatie, participatie en marketing. Rond publiekswerking hangt nog een welkome onduidelijkheid. Is het een alternatieve benaming voor wat tot voor kort nog educatie heette? Is het een containerbegrip voor de hippe Engelse termen met eenzelfde soort strekking die de laatste tijd de revue passeren, zoals community art, outreach, creative producing of impact producing? Is het artistieke educatie of educatieve marketing, of iets daartussenin?

Een antwoord daarop kunnen de publiekswerkers nog niet geven, maar Besemer stelt wel ‘liever te vechten met het veelkoppige monster publiekswerking dan met het hardnekkige, eenkoppige monster educatie’. Ze gebruikt liever de vrijheid van een wellicht wat vage, nieuwe term dan dat ze telkens weer moet ingaan tegen de beperkte kijk op educatie als een setje onderwijsgerelateerde activiteiten rond voorstellingen.

Ruwhof kan zich vinden in Besemers uitspraak. Hoewel misschien niet iedereen weet wat publiekswerking betekent, roept het woord wel meteen een beeld op dat breder is dan het gekaderde idee van educatie, waardoor er meer ruimte ontstaat om de grenzen te verkennen.

Bij BonteHond bestaat publiekswerking duidelijk náást educatie, maar marketingmedewerker Nora Iburg en zakelijk leider Roeland Dekkers benadrukken dat publiekswerking bij hen ook is geïntroduceerd om ruimte te maken voor onderzoek naar nieuwe vormen. ‘De wereld, de mensen en de sector veranderen,’ zegt Dekkers. ‘Publiekswerking is een bewust gecreëerde mogelijkheid om de huidige theatervorm te onderzoeken en mee te groeien.’ Het moet dus een vrijplaats zijn en blijven.

Een aantal kernwaarden hebben alle publiekswerkers gemeen. Zo handelen ze vanuit een intrinsieke noodzaak om in gesprek te raken, verdieping te bieden en verbindingen met de omgeving aan te gaan. Ze gaan in dialoog met (nieuwe) theaterliefhebbers, die zo leren beschikken over vaardigheden als (zelf)reflectie en creatief denken. Hun werk gaat altijd hand in hand met de artistieke inhoud en kwaliteit en neemt een stevige plek in binnen hun organisaties. Publiekswerking is eerst en vooral een bedrijfsfilosofie, gebaseerd op de artistieke signatuur en omgevingsfactoren van de organisatie. Daaruit komt een breed scala aan omgevingsafhankelijke activiteiten voort die de relatie tussen organisatie en omliggende netwerken verstevigt. Die vrije omgang met de invulling van publiekswerking past bij hoe de Vlamingen het al jaren doen.

Grijs gebied

De Nederlandse publiekswerkers stellen zich de vraag of het grijze gebied rond publiekswerking wel wordt gewaardeerd op hogere beleidsniveaus, waar nog voornamelijk de nauwe definitie van educatie wordt gehanteerd. Zo kritiseerde de Raad voor Cultuur Toneelgroep Maastricht omdat ze een mager educatief plan presenteerde voor de BIS-periode 2017-2020, ondanks dat het gezelschap voor elke productie een publiekswerkingsplan ontwikkelt en budgetteert. NTjong mocht daarentegen rekenen op veel lovende woorden met betrekking tot zijn educatieve plannen, maar dit gezelschap hield zich dan ook aan de aangereikte formats en vatte zijn ideeën samen onder het kopje educatie. Het woord publiekswerking is in zijn subsidieaanvraag nergens te vinden. Bij BonteHond ging het overbrengen van zijn visie op publiekswerking ook niet over één nacht ijs, hoewel er inmiddels een weg is gevonden: het aanhalen van geslaagde voorbeeldprojecten helpt hen op beleidsniveau over publiekswerking te communiceren.

Bedrijfsfilosofie

Alle gezelschappen zijn het erover eens dat publiekswerking geen takenpakket is, maar een bedrijfsfilosofie die doorwerkt in een hele organisatie en die vraagt om een flinke investering. Publiekswerking staat gelijk aan onderzoek en en dat kost tijd. Het levert, zeker in het begin, geen direct zichtbaar of economisch resultaat op. Besemer: ‘Het gaat er niet om hoeveel publiek er komt, maar om hoe goed het publiek de zaal binnenkomt en het theater weer verlaat.’ Publiekswerking is geen marketingtool en de resultaten zijn niet in cijfers uit te drukken, wel in waardes als: een trouw publiek, cultureel ontwikkelde kijkers, duurzame relaties, maatschappelijke inbedding, urgentie en betrokkenheid.

BonteHond ervaart deze positieve gevolgen al na vier jaar. Het gezelschap ontvangt vragen van maatschappelijke organisaties uit de stad; scholen hebben een ander beeld gekregen van theater; jongeren voelen zich gehoord. Het levert niet direct een hogere kaartverkoop op maar wel extra naamsbekendheid, de eerste stap naar een groter en breder publieksbereik. Bij Toneelgroep Maastricht is de publiekswerking nog in volle ontwikkeling, maar ook Ruwhof vertrouwt erop dat het een stevige inbedding van het gezelschap in de regio zal opleveren.

Er zijn dus veel positieve effecten, maar die zijn lastig meetbaar. Dat maakt het lastig financiering te vinden voor publiekswerkingstaken. Bij Nederlandse gezelschappen, die voor subsidiëring gebonden zijn aan de eigen-inkomstennorm, delft de publiekswerkingspost op de begroting dikwijls het onderspit. De toename van een maatschappelijk draagvlak is over een periode van vier jaar immers lastig aan te tonen, anders dan stijgende publieksaantallen en inkomsten. Het gevolg is dat er nog veel op projectbasis wordt gewerkt, wat het opbouwen van een doorlopende dialoog met de omgeving bemoeilijkt.

Hier tekenen zich twee belangrijke verschillen af met de Vlaamse ondersteuningspraktijk. Allereerst vindt in Vlaanderen alle kunstfinanciering plaats op overheidsniveau en is publiekswerking een van de subsidiecriteria. Vlaamse gezelschappen kunnen publiekswerking dus gewoon opnemen in hun algemene begroting.
Daarnaast geldt er in het Vlaamse cultuurbeleid het subsidiariteitsbeginsel, dat inhoudt dat alles wat door de overheid wordt gefinancierd toegankelijk moet zijn voor iedere Vlaming. Maatschappelijke waarde en artistieke kwaliteit worden daarom van oudsher op gelijkaardige wijze beoordeeld. Beide criteria worden getoetst op basis van de betreffende visie en niet op basis van cijfers. In Nederland heerst sinds Zijlstra de behoefte om maatschappelijke waarde meetbaar te maken, voortkomend uit de vraag naar verantwoording aan de belastingbetaler. Dat betekent dat waardes die niet in getallen of geld zijn uit te drukken, minder worden meegewogen in de subsidiebesluiten.

Overigens moet worden opgemerkt dat er genoeg partijen zijn die dat maar al te goed beseffen. Zo zei het BankGiro Loterij Fonds recentelijk toe de publiekswerkingsactiviteiten van BonteHond de komende drie jaar structureel te financieren.
De Raad voor Cultuur erkent desgevraagd ook de zoektocht van de sector naar manieren om het veranderende publiek betrokken te houden en ziet daarin een rol voor publiekswerking weggelegd, hoewel dat niet direct zo wordt benoemd. Het gaat de raad, evenals het Fonds Podiumkunsten, erom dat er een duidelijke samenhang en balans bestaat tussen marketing, educatie en artistieke visie.

Eigen regio

Een derde verschil is de mate van verantwoordelijkheid die gezelschappen dragen om gespreid door het land te spelen. In Nederland is die groter dan in Vlaanderen, waar de spreiding gewaarborgd wordt door de directe overheidssteun aan theaters verspreid door het gewest. Het is voor Nederlandse gezelschappen zoeken naar de juiste verhouding tussen publiekswerking in de eigen regio en andere speelsteden in het land.

Toneelgroep Maastricht wil voornamelijk haar eigen gebied aanspreken met publiekswerking, maar dat gaat nog traag. Volgens Ruwhof komt dat doordat ze weinig in hun eigen zaal in de Bordenhal spelen, maar vooral op tournee zijn. Besemer vult aan dat het zonder eigen plek lastig is om bezoekers te binden. De banden met Theater aan het Spui en de Koninklijke Schouwburg zijn dan ook erg belangrijk voor NTjong en ook de community-projecten, waarbij het gezelschap letterlijk de Haagse wijken intrekt, spelen een grote rol voor hun lokale bereik. BonteHond kiest ook voor die laatste aanpak. Om de band met Almere en haar inwoners te versterken, trekt het gezelschap met zijn publiekswerkingstrajecten fysiek de stad in en kiest altijd een locatie die aansluit bij de thematiek die ze behandelen.

Moeilijker is het om aan publiekswerking te doen op andere speelplekken dan de eigen standplaats. De invulling van publiekswerking is plaatsgebonden en krijgt pas verdieping als je je omgeving goed kent. Reizen maakt het moeilijk om die verdieping op te zoeken. BonteHond zoekt naar manieren om met zijn publiekswerkingstrajecten het land in te trekken, maar benadrukt wel dat er dan al vanaf het uitdenken van een concept rekening gehouden moet worden met een reisoptie. Iets wat met de verhalen van Almeerse jongeren gemaakt is, laat zich immers niet zomaar kopiëren in Amsterdam. De juiste balans tussen lokaal produceren en landelijk presenteren is dan ook niet voor niets een hot topic binnen de fondsen en de Raad voor Cultuur.

Of de naam ‘publiekswerking’ ingeburgerd raakt of dat er een andere benaming voor in de plaats komt, zal nog blijken. Feit is in elk geval dat publiekswerking in Nederland in rap tempo deel is gaan uitmaken van ons vocabulaire en er op verschillende niveaus gezocht wordt naar mogelijkheden om dit een plek te geven in beleid. Totdat het zover is en het woord wél in de Van Dale staat of het zelfs een beleidsterm of een subsidiecriterium wordt, moeten we vooral profiteren van de vrijheid die de ongedefinieerde term ons biedt. Zolang we er maar voor waken dat we niet opnieuw een eenkoppig monster creëren.

Dossiers

Theatermaker december 2016