De masteropleiding hedendaagse danseducatie in Frankfurt blijft in het internationale circuit niet onopgemerkt. Resultaten tellen niet in deze studie, het proces staat centraal. Moos van den Broek sprak met professor Ingo Diehl, die de master in 2012 nieuw leven inblies. ‘Ik zoek niet alleen intellectuele intelligentie, maar vooral mensen met een actieve praktijk.’
In 2007 initieerden Tanzlabor Frankfurt in het Mousonturm Theater en de Applied Theatre Studies in Giessen onder de paraplu van Tanzplan een nieuwe master voor hedendaagse danseducatie getiteld ‘MA CoDE’. In 2012 werd deze master gereorganiseerd door Ingo Diehl, destijds leider van de educatieve poot van Tanzplan Deutschland en sparring partner van managing director Madeline Ritter. De opleiding maakte toen inmiddels deel uit van de Hochschule für Musik und Darstellende Kunst.
Sinds jaren trekt de master een brede groep dansexperts van zeer uiteenlopende leeftijden. Sommige studenten hebben net een studie achter de rug, anderen – sommigen ver in de veertig – komen met veel bagage uit de praktijk. Het doel van de master is nieuwe, overdrachtelijke formats te ontwikkelen die bij een breed publiek tot de verbeelding spreken. Voorbeelden van ‘sociale choreografie’ zijn net zo goed onderdeel van de studie als theoretische benaderingen. Alles draait om de brug tussen de praktijk en theorie. Resultaten tellen niet, het proces zelf staat centraal. De praktijk is immers voortdurend aan verandering onderhevig.
De master wil studenten opleiden die kunnen inspelen op de veranderende behoeftes en ontwikkelingen van bestaande structuren en instituten. De studie stimuleert de individuele ontwikkeling van studenten en plooit zich rond hun eigen ervaring als performer, danser, choreograaf of docent.
Laboratorium
Ingo Diehl, die voordat hij zich toelegde op de danspedagogiek zelf lang uitvoerend danser was in Duitsland en New York, vertelt: ‘Educatie is geen populair begrip. Dat heeft te maken met de gangbare scheiding tussen artistiek werk en methodologie. Al sinds generaties is het een no go area. Mensen geven les omdat ze geen kunstenaar kunnen worden.’ Dat is een belachelijke cliché, vindt Diehl: ‘Ik denk dat een goede docent een kunstenaar is.’
Het liefst gebruikt Diehl het begrip ‘laboratorium’ voor de opleiding. Hij is niet op zoek naar smartseekers. Theorie is bovendien niet gemakkelijk te vertalen naar het lichaam. Het gaat hem om de ontwikkeling van een manier van denken; het ontwikkelen van competenties om op een andere manier te kunnen kijken. ‘Mij gaat het vooral om het potentieel van een constante ontwikkeling en een speelsheid die creatieve resultaten voortbrengt.’
Voorafgaand aan de selectie voor de master leveren potentiële studenten een document in waarin ze een les van twintig minuten beschrijven. Die voeren ze uit tijdens de selectieprocedure. Daarnaast wordt getoetst hoe mensen reflecteren op hun praktijk. Hoeveel context hebben ze? Kunnen ze heldere perspectieven kiezen of richting geven aan de praktijk van anderen? ‘Ik bekijk hoe studenten communiceren over hun praktijk. Die competentie hebben we nodig om de relevatie van kunst binnen een gemeenschap aan te tonen. Ik zoek niet alleen intellectuele intelligentie, maar mensen met een actieve praktijk.’
Studenten komen overal vandaan en hun praktijk is leerstof; mensen leren van elkaar. Het programma richt zich op creatief en wetenschappelijk schrijven, zodat studenten leren structureren. Binnen het wetenschappelijke schrijfproces doen ze onderzoek en verwerken ze informatie. Het creatieve schrijfproces draait om reflectie. Daarnaast zijn er theoretische vakken die psychologische, pedagogische, communicatieve en filosofische aspecten van het vak belichten.
Nieuwe input
Mensen beslissen zelf in welke richting ze zich willen ontwikkelen. Daarnaast draait alles om veldwerk. Binnen de master werd onder andere onderzoek gedaan naar historische danstechnieken. Eén student werkte met het materiaal van Broadway-choreograaf Jerome Robbins. Ze destilleerde er een performatieve taal uit van gebaren, wat een leerproces op gang bracht met verschillende doelgroepen dat voorbij ging aan het idee van repertoire. Het onderzoek had een historisch belang, maar gaf ook nieuwe input aan de hedendaagse danspraktijk. Vanuit de ontwikkelingspsychologie realiseerde een alumnus, met ondersteuning van een fonds in Frankfurt, educatieve formats voor het kleuteronderwijs. Eén van de studenten onderzocht de theorie van Rancière op fysieke toepasbaarheid in een lesprogramma.
Binnen de ontwikkeling van methodes zijn patronen te ontwaren, van waaruit studenten hun eigen werkwijze kunnen vormgeven. Het programma is doorlopend en stopt nooit. Beginnende studenten volgen mastervakken, waardoor ze direct een beeld krijgen van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden binnen de master. Met de opgedane bagage kunnen studenten zich op uiteenlopende plekken verder ontwikkelen. De reflectieve en theoretische context waarmee ze hebben kennisgemaakt kunnen ze vertalen naar de praktijk en de manier waarop ze lesgeven. Zo kunnen ze inspelen op een veranderende wereld.
Diehl: ‘Uiteindelijk gaat het om het loslaten van structuren. We geven geen perfecte of concrete voorbeelden, het gaat erom dat studenten leren informatie zelf te onderzoeken en om te zetten naar de praktijk. In een masterprogramma kun je studenten niet duwen of forceren. Ze komen ergens vandaan, ze hebben hun eigen interesses en daar haken we op aan. Sommigen gaan na de master het theater in en geven les aan acteurs, anderen kiezen voor een meer fysieke praktijk, voor een sociaal-artistieke context of het onderwijs. Alumni creëren een netwerk; ze werken met elkaar en wisselen veel uit.’
Fysieke sensatie
Een van de methodes die ontwikkeld werd tijdens de master is de fysieke introductie op voorstellingen. Veel mensen kijken met het hoofd, maar hoe begrijpt de toeschouwer een voorstelling vanuit een fysieke ervaring? Een fysieke introductie stimuleert die ervaring. Het gaat om het vinden van een nieuwe ingang vanuit het idee of de sensatie die ten grondslag ligt aan een voorstelling. Zo’n fysieke introductie wordt ontwikkeld in nauwe samenspraak met de kunstenaar. Doordat het publiek voorafgaand aan de voorstelling een fysieke sensatie beleeft, kijkt het ook anders.
Diehl: ‘Zelf heb ik moeten leren om op een meer reflectieve manier te kijken. Als danser zit je al snel mee te wippen op je stoel, maar voor veel kijkers is het precies andersom. Een voorstelling wordt interessanter als een publiek van perspectief kan wisselen en zowel een emotionele als een fysieke of intellectuele beleving kan doormaken. Doordat mensen zelf kunnen beslissen hoe ze ergens naar kijken, zijn ze vrijer in hun beleving. Precies dat wil ik ook bereiken met het programma van de master. Het gaat niet om kopiëren, er is niet één waarheid. Door te shiften van perspectief kan iets nieuws worden ervaren.’