De Nationale Opera en Het Nationale Ballet wonen in september 2016 dertig jaar samen onder het dak van Nationale Opera & Ballet, voorheen Het Muziektheater. De fusie die in 2013 werd bestendigd met de presentatie van een gezamenlijke huisstijl wordt nu ook artistiek opgevolgd: in Sasha Waltz’ Roméo et Juliette werken opera en ballet voor het eerst als gelijkwaardige partners samen. Zonder slag of stoot gaat dat niet.

Door Sander Hiskemuller, foto Bernd Uhlig

Het komt niet vaak voor dat er dansers van Het Nationale Ballet (HNB) zijn te vinden in de Grote Studio van De Nationale Opera (DNO) in Nationale Opera & Ballet. Balletrepetities vinden normaliter plaats in de ‘eigen’ balletstudio’s. Zoals in de Melkfabriek, waar doorgaans alle massaballetscènes worden gerepeteerd. Maar aan de dans-muziektheatervoorstelling Roméo et Juliette, in choreografie en regie van Sasha Waltz, wordt nu eens wel gewerkt in het domein van de opera. Voor extra veerkracht voor het springwerk en bescherming voor de voet- en kniegewrichten is een balletvloer neergelegd.

HNB in het domein van DNO, dat is opmerkelijk. De laatste keer dat beide gezelschappen samen te zien waren in één productie was in 1995, toen Schönbergs Moses und Aron werd uitgevoerd. Eigenlijk leverde HNB toen meer een bijdrage dan dat de dans een (mede)leidende artistieke factor was. Maar in het seizoen waarin DNO zijn vijftigjarige jubileum viert, is daar dan Berlioz’ verdichting van Shakespeares beroemde liefdesverhaal. In de wandelgangen aan de Amstel klinkt fluisterend, maar duidelijk, dat Roméo et Juliette weliswaar als onderdeel van het DNO-seizoen wordt gepresenteerd, maar toch ‘eigenlijk meer een dansvoorstelling is’.

Artistiek directeur DNO Pierre Audi wilde de ‘symhonique dramatique’ Roméo et Juliette, door Sasha Waltz in 2007 voor de Parijse opera gemaakt, dolgraag op de jubileumrol. De reacties op de opera Orfeo die Waltz in 2014 maakte in coproductie met DNO, met een prominente rol voor de dansers van haar gezelschap Sasha Waltz & Guests, waren positief geweest. Het zou voor de hand hebben gelegen om het prominente dansaandeel in Roméo et Juliette tevens te laten invullen door Waltz’ eigen dansers. Zij dansten Roméo et Juliette kortgeleden in de Berlijnse Deutsche Oper, wat volgens insiders een intiemer en fraaier productie opleverde dan die met dansers van de Parijse opera (2007) en van La Scala in Milaan (2012). Audi vond het in het jubileumjaar en twintig jaar na de laatste samenwerking echter juist goed om er een echte artistieke samenwerking van te maken met dansers van HNB.

Gescheiden circuits

De beide gezelschappen wonen sinds 1986 onder één dak aan de Amstel en zijn sinds drie jaar ook officieel gefuseerd. Dat was een proces van jaren, want opera en ballet leven dan wel samen, voorheen was er nooit sprake van echte liefde; ze opereerden in gescheiden circuits, vanuit een overkoepelende theaterorganisatie.

Daarom is Sandra Eikelenboom, hoofd van de afdeling marketing, communicatie en verkoop, blij met Waltz’ Roméo et Juliette. ‘De productie benadrukt het feit dat wij het huis zijn van zowel opera als ballet. We horen bij elkaar. Vroeger waren er van veel diensten twee; zo was er een communicatieafdeling voor de opera en een voor het ballet. Inmiddels zijn alle ondersteunende afdelingen in het gebouw gefuseerd. De fusie was vooral een interne aangelegenheid; pas met de gezamenlijke seizoenpresentatie van DNO en HNB en de lancering van de gezamenlijke huisstijl werd het voor het publiek duidelijk dat opera en ballet zich nu als één manifesteren. Met Roméo et Juliette hebben we nu ook een productie in huis waarin opera en ballet gelijkwaardig zijn en zich als artistieke organisaties als zodanig presenteren. We zien dat als een kroon op de fusie.’

Op productioneel vlak bleek de samenkomst van twee artistieke bedrijfsculturen allerminst eenvoudig, ondanks de aanwezige goodwill, merkte voorstellingsleider Alvin Williams. ‘HNB en DNO hanteren andere werkwijzen, maar ze hebben een sterke wens om naar elkaar toe te groeien. Als we dit vijf jaar geleden hadden gedaan, was het productieproces een stuk stroever verlopen. Roméo et Juliette is in operabegrippen een kleine productie, maar bleek vanwege de samenwerking organisatorisch complex. Het was voor alle partijen een flinke uitdaging.’

DNO-medewerker Tine Haze, verantwoordelijk voor het productie- en voorstellingsschema van Roméo et Juliette, vindt het leuk dat het contact tussen beide gezelschappen, dat ‘op de vloer’ sporadisch plaatsvond, door Roméo et Juliette werd verstevigd. Ook zij spreekt van een uitdaging. ‘DNO werkt met het stagione-systeem, dat wil zeggen dat er voor elke productie een nieuw team bij elkaar wordt gezocht. Alleen het koor is een constante. HNB is een vaste, hechte groep. In de werkschema’s wordt alles geïmplementeerd wat die groep moet faciliteren. Het was een hele klus om een productie- en repetitieschema te maken dat voor alle partijen werkbaar was.’

Gepuzzel

Zo bleek dat de verschillende cao’s van HNB en DNO niet met elkaar stroken, wat verder werd gecompliceerd door de cao’s van de Toneeldienst en diverse technische afdelingen én van het begeleidende Nederlands Philharmonisch Orkest. Williams: ‘Het regelen van de pauzes tijdens de repetities was een titanenklus op zich. Wat daarover in verschillende cao’s staat, laat zich nauwelijks naast elkaar leggen. Dansers mogen lang doordansen, tot drie à vier uur achter elkaar. Dat is wenselijk om de spieren warm en soepel te houden. De zangers van het koor daarentegen mogen niet langer dan anderhalf uur à twee uur achter elkaar repeteren tijdens een reguliere repetitie, omdat de stem anders te veel wordt belast. Tussen balletrepetities moet een veel langere pauze worden ingelast om fysiek te recupereren. Een koorzanger wordt ingeroosterd per werkblok, en de tijd tussen deze werkblokken zijn in de cao als eigen tijd vastgelegd. Lange pauzes tussen twee repetities zijn voor het koor daarom onaantrekkelijk.’

Een heel gepuzzel dus, waarin twee jaar voorbereidingstijd ging zitten. Haze: ‘Wat is er nodig? Wat mag er wel en niet binnen de cao’s? Maar ook: hoe ziet überhaupt een repetitiedag eruit bij HNB en DNO? Een dag bij HNB begint met een balletles, noodzakelijk om de ballet-technische standaard hoog te houden. Dat had wél als consequentie dat de repetities voor Roméo et Juliette pas vanaf half twaalf konden beginnen.’ Williams: ‘Hier en daar moest er worden onderhandeld, creatieve oplossingen worden verzonnen.’

Meer centen eisen

Op echte weerstand is men met Roméo et Juliette niet gestuit in Amsterdam. Dat was wel anders in Parijs en Milaan, waar deze productie achter de schermen bijna een paleisrevolutie teweegbracht. In Milaan werd gedreigd met stakingen tijdens de première. Zowel dansers als koorleden zagen in de net-even-anders-aanpak aanleiding om hun cao-afspraken op te rekken.

In Amsterdam verloopt het dankzij de (volgens de geïnterviewden ‘typisch Nederlandse’) doorwrochte voorbereidingsperiode organisch en in goede verstandhouding. Geen opstand aan de Amstel. Hoe dat komt? Marketingcommunicatiehoofd Sandra Eikelenboom, planner Tine Haze en voorstellingsleider Alvin Williams nemen het woord los van elkaar in de mond: het good old poldermodel. Polderen is een heus begrip, en is onvermijdelijk bovendien, in een gecompliceerde theateromgeving als Nationale Opera & Ballet.

‘We staken hier niet,’ zegt Haze. ‘Dat is ook niet nodig. Iedereen is zich erg bewust van alle regels.’ Die zijn er niet voor niets, benadrukt Williams: ‘Ter bescherming van de medewerkers, wat uiteindelijk ook de artistieke output ten goede komt. Alles wordt in diverse fases overlegd, gaandeweg geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd.’ Haze: ‘Roméo et Juliette was wel polderen op meerdere niveaus.’

Bij andere grote operaballethuizen (Parijs, Londen, Milaan) betekent overleggen vaak schreeuwen om het hardst, of is het een kwestie van: het gezelschap met de grootste knip bepaalt. Vrijwel altijd is dat de opera. ‘Inderdaad,’ zegt Sandra Eikelenboom, ‘er zijn huizen waar de opera, gezien de hogere subsidiebedragen de dominante factor is. Dat is hier niet het geval. Het is in het verleden weleens anders geweest, maar de artistieke leidingen zijn er echt van doordrongen dat ze elkaar nodig hebben. Er is geen sprake van een vechthuwelijk.’

Kun je dan spreken van een verstandshuwelijk? Wel meer dan dat, vindt Eikelenboom. De fusie is gestart om een slagvaardiger organisatie te kunnen worden. ‘Ballet heeft de laatste jaren een natuurlijke publieksaanwas, voor opera ligt het moeilijker om nieuw publiek te enthousiasmeren. Maar voor ballet geldt weer dat we willen dat bezoekers vaker terugkomen. Het blijkt dat sinds opera en ballet zich gezamenlijk presenteren, de overlap van opera- en balletpubliek van vier naar zeven procent is gestegen. In dwarsverbanden zit groeipotentie.’

In dat licht bezien is Roméo et Juliette behalve een kroon op de fusie ook een symbool voor het huwelijk tussen opera en ballet. Het liefdesvuurtje wordt opgestookt door maatschappelijke veranderingen, meent Williams: ‘Verlangens van het publiek laten zich niet meer vangen in traditionele denkkaders. Er wordt verwacht dat je als opera-ballethuis naar buiten treedt, je kunt niet op je eiland blijven zitten. Daarvan zijn we erg doordrongen. Als je ziet hoe professioneel de publiciteitsuitingen nu zijn, hoe flexibel we zijn geworden … Dat toetsen we aan een productie als Roméo et Juliette. De trein is aan het rijden gebracht en loopt lekker, maar moet wel op het spoor blijven.’

Roméo et Juliette door De Nationale Opera, Het Nationale Ballet en het Nederlands Philharmonisch Orkest
15, 16, 20, 21, 24, 25, 28 april en 1 mei, Nationale Opera & Ballet Amsterdam
www.operaballet.nl

Dossiers

Theatermaker april 2016