Trek! Ik ben voor de kaassoufflés, jij? Oh.
Ja.
Het gezicht dat denkt.
Ik heb een vraag.
Fire away.
Waarom zeggen we ‘valse nicht?’
Je bedoelt in, wat – maar dat zeggen we niet.
Nee.
Hm. Het is een oubollig cliché, maar zullen we de mensen die ze nog bezigen toch niet op een brandstapel hijsen? Ik denk wel eens dat we de tijd die we kwijt zijn aan onze gevoeligheid beter kunnen steken in het leiden van onze eigen levens. Tegen de luiheid van zulke clichés in.
Jawel, maar –
Lead by example.
Jawel, –
Ik zie ook wel dat er valt te betogen dat de gevoeligheid en je eigen leven niet los van elkaar te zien zijn. Maar waarom juist nu waarom vragen over ‘valse nicht?’
Nou. In de kunstkritiek over Othello van het NT spraken alle beschouwingen, met uitzondering die van de Groene, van ’valse nicht’, of een variant daarop, over het personage Jago. Dat verbaasde me. Ik zag Othello in De Meervaart, een voorstelling die me nogal bewoog, die met een heel scherpzinnig geregisseerd einde belangrijke vragen stelt over de macht van de geschiedschrijver, een verhalenverteller uiteindelijk, maar nergens een valse nicht.
Hm.
Zulke termen hanteren in het beschouwen van een voorstelling die in essentie over superioriteitsgevoelens handelt, dat is toch, ja, stupide?
Ik denk niet dat dat zo gezien is door-
Kijk, het stukje op de theaterkrant erover was een dermate doffe kritiek, –
Nou, niet –
Pardon, maar wat heeft het voor een zin om weergaloos na te denken en weergaloos na te voelen op een toneelvloer, als de mensen die daar professioneel naar komen kijken dat niet ook een beetje weergaloos willen doen?
Dat heeft natuurlijk alle zin, de waarde van het werk bestaat niet bij de gratie van het verstaan worden.
Maar de toneelkritiek moet het zich als taak achten-.
Jawel, maar, kom, moving away from the toneelkritiek.
Okee, piiep piiep, dit is de vrachtwagen die achteruit rijdt, away from the-.
Kunnen we zo een kaassoufflé?
Ja bestel maar vast. Ik wil wel twee.
Okee. Maar je zei-
Ik denk dit: de hoeveelheid fictie die we tot ons krijgen is enorm toegenomen.
Het gewicht van de verhalen die we vertellen is, op die manier, zou je kunnen stellen, ook toegenomen. Het belang om verder te kijken dan het archetype bij het beschouwen van deze verhalen, om het idiosyncratische gewaar te worden, voorbij het archetype dat als een strontvlieg hinderlijk en gemakzuchtig overal om ons heen zoemt, en dat in feite vermorzelend werkt, dat is onont-
Het archetype als een gemakzuchtige én vermorzelende strontvlieg?
Ja, nou ja, voor nu even dan. Het gaat er juist om te kijken naar de idiosyncratische mens, of deze te tonen. Achter het archetype, of daaraan voorbij, of waarever dat zich ook bevindt. In zegswijzen zoals daar zijn: relnicht, domme neger, dik wijf, of pauper is zo tergend weinig ruimte om adem te halen. Voor de echte mensen, bedoel ik. Waarnaar de fictie doorgaans probeert te verwijzen.
Ik hoor je.
Oh, met extra mosterd graag.
Hoor ik ook. Oh laten we nu eens niet zo ongenadig onze mond branden aan die krengen.
Okee.
Weet je wat ook nog kan? Dat Oscarwinnaar Rick Paul van Mulligen zo verlicht speelde, dat we allemaal te ongemakkelijk werden. Dat het té veel over ons ging. Dat hij diep menselijk gestalte gaf aan die superioriteitsgevoelens, aan haat en dat we ons genoodzaakt zagen dat als ‘vreemd’ te bestempelen, het andere, omdat het te confronterend is, om het als eigen te zien. Om te zeggen: Ik ben Jago, zoals hij dat durfde. Om dit leven beter te begrijpen. Het leven van de echte mensen.