Gevraagd om haar ideeën over scenografie op papier te zetten kwam Merel de Groot met een tegenvoorstel. Ze wilde liever tijdens een stadswandeling geïnterviewd worden over haar visie, omdat ze op die manier zelf geregeld haar klanten ondervraagt over hun blik en perspectief. Geïntrigeerd door deze manier om vorm en inhoud samen te brengen trok Marijn Lems op een regen- en stormachtige vrijdagmiddag zijn waterbestendigste schoenen aan en ging met haar op pad.
‘We lopen.’ Het is een term die steeds terugkeerde in Eerste beweging van Merel de Groot, de presentatie in Theater Bellevue waarmee zij in januari 2013 haar nieuwe artistieke traject openbaarde. Samen met enkele ‘voorhoedelopers’, mensen met ‘visionaire ideeën en een doortastende blik op wat er speelt’, had De Groot enkele stadswandelingen gemaakt, pratend over de vraag hoe de verschillende leefwerelden binnen de stad op elkaar zouden kunnen worden afgestemd. Aan de hand van dat steeds terugkerende mantra deelden zij en haar partners wat ze gezien hadden met het publiek.
Dus we lopen. Nu ook, in dit interview, dat de eerste vijftien minuten in volledige stilte wordt afgenomen. Zo begint De Groot al haar wandelingen, heeft ze me verteld voordat we vanuit Stanislavski het Leidseplein op stapten – zo komt de blik, het perspectief op de voorgrond te staan. Ik onderzoek haar blik en kijk hoe zij kijkt, probeer te zien wat zij ziet, om de rol te spelen die De Groot zo vaak zelf speelt.
We lopen. We lopen rechts het Leidseplein af. We staan bij de brug naar de Stadhouderskade even stil om naar een boot te kijken die grote fundamenten aan het lossen is – het is even niet duidelijk op wiens initiatief we stilhouden, het hare of het mijne. We lopen het Vondelpark in achter twee mensen met wapperende regenponcho’s aan.
We komen bij het Conservatorium Hotel. De binnenkant van het gebouw toont een ongekende luxe, een uiterst smaakvol huwelijk van het oorspronkelijke gebouw met modern design, bevolkt door de allerrijksten en mensen die hun iets willen verkopen. Met merkbare fascinatie slaat De Groot de weelde gade.
Onbegrensdheid
We lopen het gebouw uit en komen aan bij het Stedelijk Museum. De vijftien minuten zijn inmiddels voorbij. ‘Wat een rijkdom om zo in je blik geobserveerd te worden, en om iemand in je perspectief te kunnen meenemen! Meestal maak ik dit omgekeerd mee en ondervraag ik mijn klanten.’ Ik vraag haar wat ze zo fascinerend vond aan het hotel. ‘Het geluk van de rijkdom, denk ik. De onbegrensdheid van mogelijkheden. En tegelijkertijd is het een afgesloten wereld, ze hebben kunstenaars en vormgevers nodig om deze wereld in te richten en vorm te geven. Zag je dat bankje van Le Corbusier? Ik zoek naar de verbinding tussen dit soort gated communities en de massa, en tussen kunst en grote bedrijven.
‘Het is de enorme veelheid van de stad die me steeds weer opvalt. Al die verschillende energieën en identiteiten die naast elkaar bestaan. Bijvoorbeeld die twee mensen met regenponcho’s die we in het park zagen: dat zijn toeristen, ze dragen die rare dingen alleen omdat ze met vakantie zijn. Een toeristenkostuum. Zij hebben een heel andere mindset dan de mensen die hier wonen: toeristen zijn hier om te kijken en te halen, om te consumeren eigenlijk, en dat verschil in intentie en energie ten opzichte van de bewoners veroorzaakt frictie. Het lijkt me interessant om na te denken over een soort inburgeringscursus voor toeristen om die twee groepen beter op elkaar af te stemmen. Je kunt bepaalde gedragsregels met ze afspreken, of ze vragen ook iets aan de stad te “geven”, om het eenrichtingsdenken van hun komst te doorbreken.
‘Ik heb mijn bedrijf De Grote Beweging opgericht om dit soort vragen na te denken over met directeuren van bedrijven en ondernemingen die invloed hebben op de toekomst van de stad. Er komen steeds meer, steeds diverser mensen naar de stad, en die groei heeft beweging nodig. Letterlijk, omdat we ons allemaal op bepaalde manieren door de stad verplaatsen, maar ook figuurlijk, omdat we altijd nieuwe manieren van samenleven moeten blijven vinden.
‘Je moet daar op een bewuste, toekomstgerichte manier mee omgaan. De impuls die je nu merkt in het vluchtelingendebat, om vanwege de verschrikkelijke situatie alle grenzen dan maar open te zetten en alle vluchtelingen zelf onderdak te bieden, vind ik beangstigend. Mensen stellen uit een maatschappelijk schuldgevoel hun hart open, maar wat heeft dat voor effect over tien jaar?’
We lopen, en gedurende de wandeling blijken deze overwegingen steeds in de ideeënstroom van De Groot terug te komen: stromen of bewegingspatronen van (groepen) mensen, en hoe je daarin het midden vindt tussen sturing en vrijheid. De Groot wil haar publiek in het theater een eigen beweging laten maken. Om dat te bewerkstelligen moet ze het publiek zowel uitdagen als in zijn waarde laten. Ik moet weer denken aan Eerste beweging, waar de wandeling met het publiek met een simpele perspectiefwisseling begon: het publiek op de speelvloer, De Groot als enige op de tribune – van waaruit ze vervolgens wel zeer duidelijk de leiding nam.
Invloedssfeer
We lopen inmiddels door de tunnel onder het Rijksmuseum. De Groot weet te vertellen dat die ooit bedacht werd als poort van het platteland naar de stad. ‘Kunst moet die rol eigenlijk ook op zich nemen; ze kan als geleider fungeren tussen verschillende werelden. Kunst kan een overgangsgebied zijn, een ruimte waarin invloeden van verschillende sferen merkbaar zijn, zonder dat een ervan dominant is. Scenografie is daarbinnen voor mij het doorgronden van ruimtegebruik en het op elkaar afstemmen van de werelden die met elkaar in contact komen. Een mooi voorbeeld is hoe we zojuist voor de regen stonden te schuilen onder de luifel van het Stedelijk Museum: we staan buiten, maar zijn toch ook een beetje binnen de invloedssfeer van het museum, terwijl daarbinnen weer allerlei mensen met heel andere dingen bezig zijn, gedreven door andere belangen en perspectieven. In de frictie tussen al die stromen mensen ligt de inhoud, ligt het materiaal, en de schoonheid ook.
‘Maar die frictie moet wel gekanaliseerd worden. Dat heeft een heldere regie nodig. Met het oog op decentralisatie en de participatiesamenleving vraag ik me af: hoe kun je de potentie van de betrokkenheid optimaal inzetten en hoe doe je binnen die sturing recht aan alle verschillende elementen en individuen? Dan denk je dus na over een dramaturgie, en op stadsplannings- of architecturaal niveau over scenografie – hoe geef je een beweging vorm, hoe bed je die in?’
Deeltjesversneller
We lopen tijdens deze stadswandeling dus eigenlijk over het canvas van een kunstenaar: de stad als constructie, die erop is gericht de bewegingen binnen zijn kaders optimaal te coördineren waar het gaat om esthetiek en inhoud, met respect voor de autonomie van de elementen en de frictie die dat oplevert. Het is scenografie voor de wereld-als-schouwtoneel. En het scènebeeld mag van De Groot op een radicale manier worden vormgegeven: ‘De stad zou een groot podium moeten zijn, met continu door elkaar heen bewegende stromen van acteurs. We zouden het wiel uit de stad moeten verbannen – dat in de vorm van fiets en tram Amsterdam doormidden snijdt – en het ondergronds vervoersysteem nog moeten verfijnen, zodat je bijna ogenblikkelijk van de ene plek naar de andere kunt komen en op alle mogelijke plekken in de stad kunt opduiken, bijna zoals een acteur uit de coulissen van een theater. Bovengronds zou alleen beweging te voet zijn toegestaan, maar die beweging is dan meer een sociaal gegeven; we delen onze gedachten al lopend met elkaar, de stad als groot podium waarop we zelf onze richting kunnen bepalen, terwijl de Noord-Zuidlijn ons als een deeltjesversneller onder de grond razendsnel, als in een droom, overal heen brengt. Het lopen dient om het gesprek en het contact te faciliteren, om van gedachten te wisselen en nieuwe inhoud aan te maken.’
We lopen over het Damrak en ze weet me voor haar utopie te winnen door me juist dan te vragen hoe ik me tussen de mensenmassa voel. Ik besef namelijk dat ik even bevrijd ben van de constante irritatie die het gebied rond Amsterdam Centraal bij me opriep in de anderhalf jaar dat ik er woonde: de ergernis van het verschil in tempo, focus en intentie tussen mij en de toeristenmassa. Het komt natuurlijk omdat we nu lopen zoals De Groot het voor ogen heeft: kijkend en lopend, hardop denkend, in contact – en daarmee vallen we juist samen met onze omgeving.
We lopen langs de piano in het Centraal Station, die De Groot aanhaalt als een interventie die de juiste balans heeft gevonden tussen vrijheid en sturing. ‘Doordat die piano hier eenvoudigweg is, bewegen mensen er als vanzelf naartoe en transformeren de hele ruimte door zich op eigen wijze rond de piano te formeren. Door hun fysieke opstelling rond de piano bepalen de luisteraars de indeling van de plek, ze zijn zelf de plek. Dat zoek ik ook in mijn werk: ik doe een voorstel van binnenuit en laat de acteurs en het publiek zich daaromheen hergroeperen. Dat verschilt van een manier van regisseren waarin ik als kunstenaar alles zou bepalen – ook in de presentatie van een werk moet nog een voortdurende beweging mogelijk zijn.’
Houvast
We lopen en varen nog even verder, tot we aan de overkant van het IJ bij De Tanker zijn aangekomen, een voormalig tankstation dat nu dienstdoet als muziek- en evenmentenzaal. Vanwege de stromende regen is het bijna verlaten. Er staat alleen een groepje jongeren aan de andere kant van de ruimte. Het plafond van de overkapping flikkert af en toe in verschillende neonkleuren op, en aan de zijkant is de binnenzaal bijna afgedekt met schuifpanelen. ‘Ik wilde je hier mee naartoe nemen omdat dit een plek is die voor mij symbool staat voor waar we het over hebben gehad. De overkapping van de Tanker biedt ruimte aan een plek die je niet meteen vertelt wat je er zou moeten doen of beleven. Het is een open plek, die begrensd is, waar je droog blijft en waarvanuit je toch ook ver kunt kijken. Een plek die genoeg houvast biedt voor een onvoorziene ontmoeting met een ander perspectief. Met de voorstellingen die ik maak poog ik het theater in te zetten als zo’n open besloten plek, waar mensen met verschillende achtergronden via de verbeelding kunnen samenkomen, en wier samenkomst mogelijk tot nieuwe inzichten en voorstellen leidt.’
Door een tijdje de blik van De Groot te delen ziet de stad aan de andere kant van de oever er voor even totaal anders uit.