Wanneer we een levensverhaal vertellen, kiezen we vrijwel onbewust voor samenhang, voor logica, voor oorzaak en gevolg. Maar hiermee maken we onszelf eenduidiger dan we zijn. Laten we kijken hoe kunst een ander soort zelf kan vormgeven.
‘Ze herkenden zich in de dingen die gebeurden, in de voorwerpen, in de kleuren, in de toon, in een zekere traagheid, in het licht, en ook in de personages natuurlijk, maar dan in allemaal, niet in eentje ervan, in allemaal tegelijk – weet u, wij zijn een heleboel dingen, en we zijn al die dingen tegelijk.’
– Alessandro Baricco, Mr Gwyn
‘Het leven is niet lineair.’ Die woorden kwamen op in mijn hoofd rond mijn twintigste. Natuurlijk zit er in het leven een tijdslijn, in die zin dat je geboren wordt en sterft (alhoewel dat natuurlijk ook een erg westers denkbeeld is, vraag het aan iemand die gelooft in reïncarnatie), maar buiten dat begin en dat eindpunt om, vallen er nog heel veel andere vormen te ontwaren.
Rouw en trauma leerden me dat gevoelens en gedachten niet ontstaan, zich ontwikkelen en opgelost worden. Ik ontdekte de cirkelbewegingen van angstgedachten, de grilligheid van rouw, de eindeloosheid van fysieke spanning die het lichaam maar niet kan verlaten.
Leven is geen voortstuwend verhaal met een richting. Het leven staat vaak ook stil, of gaat zo razendsnel dat er geen tijd is voor recapitulatie. Of lijkt zich keer op keer te herhalen in dezelfde patronen. Of is gewoon heel erg saai. Maandenlang. Jarenlang.
Ik begon me af te vragen hoe we onze ervaring van het leven zélf meer eer aan kunnen doen, buiten het verhaal dat we allemaal zo goed kennen: ons gepolijste ‘levensverhaal’, dat we elke keer herhalen als iemand naar ons leven vraagt.
Hoe kan kunst een ander soort ‘zelf’ vormgeven? Ik verlang naar een emancipatie. De emancipatie van ons rommelige, vergeetachtige en veranderende zelf.
Wanneer is kunst autobiografisch? Laat ik zeggen dat autobiografisch werk kunst is met als belangrijkste uitgangspunt het leven en de belevingswereld van de maker zelf en dat de maker daarmee de hoofdpersoon is. De maker observeert en wordt geobserveerd tegelijk. Daarbij is het belangrijk om aan te stippen dat iemand nooit simpelweg het verhaal van haar leven vertelt. De maker selecteert wat haar leven is, wat het voor ons gaat zijn, welke beelden en gedachten ze meeneemt en welke niet.
In welke structuur een kunstenaar haar leven giet, zegt heel veel over de relatie tot dat wat ze te vertellen heeft en over haar blik op het leven. Lineair vertellen, met een logische begin-midden-eind structuur, is de norm en voelt daarom normaal, maar het is een heel specifieke keuze. We kiezen, vrijwel onbewust, voor samenhang, voor logica, voor coherentie, voor oorzaak-gevolg.
Maar die keuze is veel dieper geworteld en beïnvloedt ons meer dan we doorgaans inzien. Sidonie Smith, hoogleraar Engels en Vrouwenstudies schrijft hierover in haar boek On Autobiography. Volgens Smith is het een bevel van onze westerse cultuur om als mens coherent te zijn, een eenheid te zijn, niet tegenstrijdig te zijn. Dit bevel herhalen we keer op keer wanneer we kiezen voor het logische levensverhaal. En we zien het bevestigd met elke keer dat we een boek lezen, een film zien, of een voorstelling die zo is vormgegeven. Voor je het weet proppen we onszelf in een mal, maken we onszelf eenduidiger dan we zijn en begrijpen we de duizend andere kanten van onszelf en anderen niet meer omdat ze niet in ons ‘verhaal’ passen.
De vraag is dus: hoe kunnen we dit anders doen? Hoe ontkomen we aan dit bevel?
Edmond Baudoin (1942, Nice) is striptekenaar en een pionier in de stripwereld omdat hij als een van de eerste Europeanen in de jaren tachtig strips begon te maken die gingen over échte situaties en mensen, in plaats van over helden en hun avonturen, en daarnaast ook autobiografisch werk maakte. Zo neemt hij in zijn strip De weg van Saint-Jean, uitgebracht in 2002, de lezer mee naar een weg nabij zijn ouderlijk huis. De strip heeft geen plot, in plaats daarvan is de wandeling over dit pad de structurering van zijn werk.
Hij tekent de weg, de weelderige natuur, en af en toe zichzelf, altijd zonder hoofd, met in plaats daarvan een steen op zijn romp. Hij schrijft de gedachten die hij had tijdens het tekenen en lopen erbij, erop en ernaast. Tekeningen en teksten komen dus uit verschillende jaartallen en zijn gemaakt op verschillende plekken. Ze gaan vaak over hij hoe zich destijds voelde of wat hij denkt nu hij terugkijkt naar die bepaalde tekening.
Hij keert door de tijd heen, en door het boek heen, terug naar deze weg, en steeds verandert zijn blik en veranderen zijn gedachten. We worden getuige van zijn gedachtenproces, van zijn herinneringen en van zijn reconstructie van en twijfels over die herinneringen.
Hij vermengt terloopse opmerkingen over de route met existentiële vragen, met jeugdherinneringen, met een meisje dat hij drie dagen geleden op het strand zag zitten, en maakt geen onderscheid tussen wat belangrijk is en wat niet. Die dingen zijn er gewoon allemaal. Soms huil je ook niet op de sterfdag van een geliefde, maar wel vijf jaar later bij het zien van een koffiekopje.
En Baudoin gaat nog een stapje verder. Niet alleen zijn inhoud en vorm fluïde, maar ook het boek zelf. Voorin het boek staat: ‘De weg van Saint-Jean is een ‘onaf’ boek. Net als bij een dagboek zal de auteur er aan blijven werken. De eerste editie verscheen in januari 2002 bij l’Association, Parijs. Deze Nederlandse uitgave is uitgebreid met 8 pagina’s.’ Hij staat zijn boek toe om met hem mee te veranderen.
In een interview refereert Baudoin aan een concert van Miles Davis als inspiratiebron voor zijn niet-lineaire werken. ‘(…) alles was tweedelig, of zelfs meerdelig. Zijn muziek leek toen helemaal in stukken en brokken (…) Maar het werkte! Het waren zoveel kleine stukjes, die op elkaar gelaagd waren, aan elkaar gebreid waren. Het eindresultaat was een verbluffende symfonie.’
Een andere symfonie van brokken en stukken is de voorstelling Aren, van Benjamin Verdonck. De voorstelling bestaat uit twee delen, in het eerste deel stalt Verdonck tientallen van zijn vele verzamelingen uit op een werkblad, waarop een camera gericht staat. Zijn uitstallingen worden geprojecteerd op een groot scherm boven hem. In het tweede deel neemt hij het woord en deelt meer dan honderd onuitgevoerde ideeën met het publiek.
Het eerste deel is vrijwel volledig op muziek en is ritmisch, vol patronen van kleuren en vormen en enorm secuur en verfijnd uitgevoerd. Hij laat de spullen spreken. Het is een categorisering, een verzameling. Uilenballen, verloren handschoenen, festivalmuntjes, het komt allemaal voorbij. De spullen roepen gedachten aan alledaagsheid en huiselijkheid op. Halve knijpers waarmee we de was ophingen, scharnieren van vergane deuren, ijsstokjes van gegeten magnums. Spullen die we vergeten maar die een heel groot deel van ons leven vormen. Kijk om je heen, ik zit nu aan mijn bureau en het voornaamste wat ik vandaag zal zien zijn díé dingetjes. Hoe vormen die dingen ons?
Dan komen op een gegeven ogenblik de briefjes. Verdonck heeft tientallen briefjes verzameld die hijzelf, zijn kind en vriendin voor elkaar op de keukentafel legden. Er verschijnt opeens een gezin. Het universum van Arno, Zanna en Benjamin opent zich. Briefjes als ‘ben koelkast regelen’ of ‘maak mij niet wakker ik ben moeeee’. Iemand die een fiets leent, of toch niet leent. Benjamin die laat weten dat hij even is wandelen. Die briefjes die kennen we, althans, ik ken ze. Ze zijn enorm intiem en simpel. Het gaat precies niet over het drama, en precies wel over hoe we van dag tot dag over deze wereld bewegen. Onze sleutels vergetend, wandelend, fietsen lenend, met lekke banden, moe of plots heel vrolijk.
Van de spullen gaan we door naar Verdoncks onuitgevoerde ideeën. Een verzameling van alle dingen die níét gebeurd zijn. Wat betekenen al deze ideeën zo achter elkaar samengevoegd? Toch een autobiografie: van zijn denkwereld, zijn hoofd als een landschap.
Door de voorstelling heen leren we een stuk van Benjamin en zijn leven kennen. Een analoge ziel die in verbinding staat met het alledaagse. Met de natuur en de dingen. Met zijn fantasie en zijn humor. Er ontstaan patronen en herhalingen, het knutselen, het verzamelen, de klimaatcrisis, de dingen en de dieren, het decentraliseren van de mens. Maar ook een kleine fascinatie voor boter (een landschap boetseren van boter op vrouwenbillen, door een kubus van boter heen willen ploegen) en alle verschillende huisjes die hij wilt bouwen (met de woorden ‘een huisje’ altijd uitgesproken met een tederheid en een verlangen). Om hem te kunnen zien is geen verhaal nodig. Daar is deze vorm perfect voor.
Een claus uit Aren: ‘In de tuin gaan wandelen. Dingen oprapen. Je ziet een bolster liggen van een beuk. Je hurkt. En ziet nog bolsters liggen van een beuk, tientallen. Bolsters van nu, bolsters van afgelopen jaar. Gesloten bolsters, halfopen bolsters, wijdopen. Dikke en dunne, gehavende, tanige en vrolijke bolsters. Groen van het vocht, bros van de ouderdom, wit dooraderd van de schimmel, en dat is nog maar het begin want, je zou een bolster kunnen oprapen wanneer het regent, wat een andere bolster is, dan wanneer je hem zou oprapen de dag dat China een oorlog begint omwille van de Senkaku-eilanden. Alles mee naar huis nemen, op tafel leggen, uitspreiden, rangschikken, ordenen, op kleur, chronologisch (…)’
Wij zijn die bolsters. Beschimmeld, dooraderd, geopend, gesloten, van afgelopen jaar, van tien jaar geleden en elke dag weer anders.
Laten we onszelf herschikken. Laten we tegen het idee van een autonoom en coherent zelf ingaan: door heel dichtbij onze eigen ervaring van het leven te blijven en de vormgeving te zoeken die daarbij past. Begrijp me niet verkeerd: dat kan dus ook een dwingende, heel logische structuur zijn, als je die nodig hebt.
Kunst maken over het zelf, gaat niet alleen over grootse verhalen vertellen over het zelf, maar over het observeren van het zelf, over vorming van identiteit, over gedachten, ideeën, plaatsen, relaties, dingen. Over hoe raar het is om een mens te zijn en hoe verwarrend. Laten we minder afgeronde verhalen aan elkaar vertellen, en in plaats daarvan mensen laten zien.
Beeld Edmond Baudoin
Hanneke van der Paardt (1996) studeerde in 2019 af aan de ArtEZ Toneelschool in Arnhem. Dit seizoen speelde ze in de voorstellingen Allemaal Mensen: Umuntu van Toneelgroep Oostpool, NACKT van Theaterhaus Jena en Lizzy Timmers en in Het verhaal van het verhaal van Artemis en HZT. Daarnaast schrijft ze dit voorjaar aan een (theater)tekst bij De Nieuwe Oost.