Vastleggen hoe we nu precies theater maken, is complex. Maar wat gevonden wordt achter de schermen kan van enorme waarde zijn voor later. Of misschien wel voor een geheel nieuw proces, door andere makers. Opslaan dus die info, het liefst zo vers mogelijk. Maar hoe? Experts doen een voorzet.

Wat podiumkunst haar eigenheid en karakter geeft, is precies datgene wat het zo moeilijk maakt om vast te leggen. Je had er, in de meeste gevallen, bij moeten zijn. Toneelregistraties vatten nooit volledig hoe een voorstelling is geweest. Dit betekent niet dat het niet van waarde is om een voorstelling op te nemen en te archiveren. Integendeel, een registratie van een voorstelling is wel het minste wat we zouden moeten willen overhouden van iets wat zo veel bloed, zweet, tranen, geld, moeite en samenwerking kost. Het archief van de Nederlandse podiumkunsten – De Theatercollectie van het voormalige TIN, inmiddels opgenomen in het Allard Pierson – bestaat dan ook naast zo’n registratie vooral uit materiaal dat over het werk gaat. Marketingmateriaal, foto’s, scripts en recensies te over. Maar wordt daarmee die fase van bloed, zweet, enzovoorts ook gevangen? Helaas is dat vaak niet zo.

Het maakproces van een theatermaker is notoir moeilijk te vangen. Een methode voor het vastleggen hoe we precies theater maken, hoe we samenwerken, wanneer we beslissingen nemen, welke paden we hebben verkend en welke daarvan doodlopende wegen bleken, is complex. En dat terwijl er steeds meer expliciet onderzoek wordt gedaan. Onderzoek met geavanceerde technologie en specialistische kennis. Meer experiment en meer innovatie betekent dat we het gesprek gaande moeten houden omtrent het inrichten van maakprocessen. Hoe zorgen we ervoor dat kennis die wordt opgedaan in onze onderzoeken, residenties, en samenwerkingen goed wordt vastgelegd, zodat er kan worden doorgewerkt in een volgende fase van het proces? Want wat gevonden wordt achter de schermen kan ontzettend van waarde zijn voor later. Of misschien wel in een geheel nieuw proces, door andere makers.

In dit stuk beschrijf ik het onontgonnen kapitaal dat naar mijn mening huist in maakprocessen, en de noodzaak om hands-on, al prototypend en in realtime te experimenteren met het opslaan hiervan. Ik liet me inspireren door Guido Jansen, die voor Podiumkunst.net het Archieftraject opzette voor theatermakers en -organisaties. Ook ontmoette ik Onessa Novak, collectiespecialist bij Atria, die me uitlegde hoe een archief dat zich richt op vrouwengeschiedenis, emancipatie en intersectionaliteit, constant in gesprek is met diens context. Ik sprak ook met Marit Adriaanse, archivaris bij Ulrike Quade Company, met wie ik terugblikte op een residentie waar geëxperimenteerd werd met een vorm van procesdocumentatie en met Abdelhadi Baaddi die me vertelde hoe ze bij het Innovation:Lab hun inzichten vastleggen aan de hand van hun communicatiestromen. Een poging om met meer zorg om te gaan met de kennis die gegenereerd wordt achter de schermen is allesbehalve nieuw, maar heeft een nieuwe urgentie gekregen sinds er steeds kostbaarder, meer transdisciplinair en iteratiever wordt gewerkt.

‘Als ik verder heb gekeken dan anderen, dan was dit doordat ik op de schouders van reuzen stond.’ Isaac Newton (1675)


Het Ambacht Als Kapitaal

Een woord dat de laatste weken vaak is gevallen met betrekking tot de fonds- en subsidieuitslagen is kapitaalvernietiging. Een interessante term om over na te denken, want wat is precies het kapitaal van de podiumkunstensector? Hoe vernietig je dat, en natuurlijk in het verlengde van deze vraag, hoe behoud je zo veel mogelijk kapitaal?

We zouden kunnen stellen dat kapitaal in de podiumkunsten iets te maken heeft met ervaring. Kennis en talent dat tot uiting kan komen in maakprocessen, het liefst opeenvolgend zodat er geleerd kan worden van voorgaande projecten, en fascinaties verder kunnen worden uitgediept. Dit is een vorm van kapitaal die in kleine kring heus bestendigd wordt, zeker wanneer er in enigszins vaste samenstelling langdurig kan worden gemaakt. Maar dat is niet vanzelfsprekend een vorm van kapitaal die buiten het lichaam en notitieboekjes van de betrokkenen treedt.

Het is dramaturgen en theaterwetenschappers niet vreemd om het maakproces te willen vastleggen en contextualiseren. Marianne Van Kerkhoven en Anoek Nuyens hebben door het schrijven van Listen To The Bloody Machine (2012) op een intieme en fijnmazige wijze een maakproces van Kris Verdonck vastgelegd. Vanuit hun rol als dramaturg en dramaturgie-stagiair interviewden ze een scala aan medewerkers in het proces, en documenteerden en interpreteerden specifieke momenten in de repetities. Marijn de Langen bracht in 2022 het fantastische Nederlandse Mimeuit, een boek dat de rijke geschiedenis van de mime in het Nederlandse podiumkunstenlandschap beschrijft. In het boek biedt ze ook ruimte aan de manier waarop mime wordt gemaakt en onderwezen, een uitdaging aangezien veel van de kennis hierover zich bevindt in de lichamen van de mimers zelf.

Wat deze voorbeelden ten eerste aantonen is dat het herkennen, duiden en vervolgens delen van al dit kapitaal in de sector al snel een academische, en daarmee ook uiterst precieze en trage aangelegenheid is. Listen To The Bloody Machine kwam 4 jaar na het plaatsvinden van de repetities uit. Natuurlijk doet dat niets af aan de waarde van het boek. Maar het biedt niet een duurzame strategie om over de gehele linie van makers naast hun uiteindelijke voorstelling en wat marketingmateriaal ook zo veel mogelijk drijvende krachten in het maakproces te vangen. Daarnaast is veel van de kennis zodanig belichaamd dat de meest logische manier van kennisdeling ook fysiek is. De interpretatie naar geschreven tekst en publicatie is voor de vluchtigheid van het proces en de doelen die ik in dit betoog stel soms dan ook een stap te ver. Als er in alle stappen van archivering (documentatie, curatie en kennisdeling) sneller en veelvormiger wordt gedacht, snijdt het mes aan twee kanten: de documentatie kan trouw blijven aan het materiaal dat organisch uit het proces komt, en veelvormige kennis vloeit vanzelfsprekender terug de sector in.


De Lineaire Valkuil

Opslaan dus, het liefst zo vers mogelijk. Want repetitieperioden zijn dikwijls rommelig en verre van lineair. Dan weer moet er een enorm deel worden weggegooid in de montage, of blijkt er een keuze om praktische redenen plotseling onhaalbaar. Dit soort situaties hoeven niets af te doen aan de kwaliteit van het uiteindelijke werk, en toch vraagt het lef om alleen al intern eerlijk hierop terug te blikken. De notities van een evaluatie die volgt op een project zou je een vorm van procesdocumentatie kunnen noemen. Maar wat op de loer ligt wanneer er geen archief wordt aangelegd van het proces terwijl het plaatsvindt, is dat er een valse lineariteit ontstaat. Vanaf het eind bezien lijkt er altijd verband te hebben gezeten tussen alle delen. Vanaf het eind bezien lijkt het ook alsof het proces uit allemaal benodigde opeenvolgende bouwsteentjes heeft bestaan, precies zoals we het hadden gewild. Maar een maakproces heeft meer weg van een web dan één lijn. Er vinden vertakkingen plaats die soms op niets uitlopen, en hoewel die misschien niet direct bruikbaar zijn, gaat er toch veel kapitaal verloren wanneer we die vergeten.

Wie moet dat dan doen, en wat sla je op? Er komen ontzettend veel verschillende en specifieke data uit een proces. Van repetities kunnen we beeldmateriaal maken, wat gecombineerd met notities en verslagen een idee kan schetsen van de beslissingen die worden genomen. Maar dan zijn er ook 3D renders van mogelijke decors. Eerste versies, tweede en derde, van de code die de robot doet bewegen. En, misschien nog wel de meest specialistische kennis en tegelijk de meest waardevolle, wie heeft er toch dat ene programma aan dat andere weten te hangen, waardoor het mogelijk is geworden om, ik zeg maar wat, live geluid te combineren met vooraf opgenomen visuals? Want juist die transdisciplinaire samenwerkingen zouden niet in rook mogen opgaan.

Technologie is duur: de expertise moet dikwijls gezocht worden buiten het theaterveld, vaak zelfs buiten het culturele veld. Men moet maar hopen dat iemand die commerciële tarieven gewend is, in onze wereld wil duiken. Ook vragen veel technologische middelen andere ruimtes om in te repeteren en spelen. Bewegende decorstukken zijn moeilijk te verplaatsen en moeten dus blijven staan, net als heel precies afgestelde beamers. Grote robotarmen hebben een cementen vloer nodig om stevig te blijven staan wanneer ze van de ene naar de andere kant zwiepen. Processen duren langer, wat te maken heeft met de feedbackloop. Een iteratie zonder veel technische inmenging gaat nu eenmaal sneller dan eentje waarbij er iets opnieuw moet worden geprogrammeerd. Meer inzicht in het maakproces, het categoriseren van fasen en sorteren van data, het is niet meteen de meest sexy kant van het vak. Maar het is er wel één die ervoor gaat zorgen dat er grote stappen kunnen worden gezet door niet alleen de grootste of de meest kapitaalkrachtige. Zo kan archivering heel goed een vorm van activisme zijn.


Hoe Archiveren Kan Activeren

Archivering, het proces van categoriseren van objecten en data, kent een lange, patriarchale en eurocentrische geschiedenis. Er is immers altijd iemand die bepaalt wat er bewaard wordt en wat niet, en iemand die bepaalt wat tot een categorie mag worden geschaard. Gelukkig wordt deze bestaansgeschiedenis steeds bewuster meegenomen bij het aanleggen en aanvullen van archieven in zowel de kunstensectoren alsook daarbuiten.  Onessa Novak werkt bij Atria, het kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. Novak:  ‘We zoeken naar de gaten in de geschiedschrijving. De ontstaansgeschiedenis van Atria zelf grijpt terug op het besef van vrouwen dat ze pas in de geschiedenis terecht zouden komen als ze werden vastgelegd: institutionalisering als een vorm van emancipatie.’ De missie van Atria is door de jaren heen steeds herijkt, en door nu de blik op die gaten in de geschiedenis te richten en die te vullen met bijvoorbeeld oral history projecten, is het instituut in staat om de status quo te bevragen. Want naast boeken, objecten en materiaal, is ook activisme de moeite van het archiveren waard.

Dit perspectief ligt in lijn met Guido Jansens ambities voor het Archieftraject dat hij de afgelopen jaren optuigde. Door een bewustzijn over archivering te creëren bij theatermakers hoopt hij dat er een professionaliseringsslag plaatsvindt. Jansen: ‘De eerste stap is om bewuster om te gaan met dingen die tijdens een maakproces tot stand komen. Wat daarbij kan helpen is tijd en afstand. Misschien kan je op het moment zelf nog niet herkennen wat van belang is om op te slaan, maar een week later wel. Of met een stel externe ogen.’ Dit noemt Jansen de derde blik. Die professionalisering reikt verder dan het archiveringsproces: begrijpen wat er in de sector al is gebeurd en gemaakt, helpt met name jonge makers zich te plaatsen in een discours. Hij haalt het filosofische idee van Hegel aan dat we de ander nodig hebben om onszelf te begrijpen. ‘Via de confrontatie met de ander leer ik mezelf kennen’. Jansen: ‘Ik zie daarom ook veel kansen in het kunstvakonderwijs en bij docenten om een archief te benutten.’


Procesdocumentatie Prototypen

Ik spreek Marit Adriaanse over hoe er bij Ulrike Quade Company tijdens de residentie van Niek Vanoosterweyck en Marijn Brussaard geëxperimenteerd is met procesdocumentatie. Het ophalen van data werd opgedeeld in twee lagen. De makers kregen de opdracht wekelijks primaire data op te slaan. ‘Daarmee bedoel ik ruw materiaal uit het maakproces zelf, zoals aantekeningen, video’s en 3D renders. Al snel bleek dat ook in het opslaan hiervan er al keuzes moeten worden gemaakt. Je moet dus eigenlijk vóór het begin van een project al kaders aanbrengen voor het ophalen en opslaan van data.’ Het proces van documenteren bleef zich tijdens de loop van de residentie ontwikkelen, ‘pas tegen het eind haalden we echt op wat voor zowel een archivaris als voor de makers logisch leek.’ De makers gebruikten Obsidian, een open source platform dat de gebruiker in staat stelt om hyperlinks te creëren in notities die in verbinding staan met andere entries, beeld, geluid, en ook extern materiaal. ‘Uiteindelijk zag het project eruit als een netwerk, een driedimensionaal web.’

Om de makers niet tijdens hun proces te dwingen een  helikopterview in te nemen werd besloten om Adriaanse een secundaire laag data te laten verzamelen. Eentje die de opgeslagen primaire data interpreteerde. ‘Ik ging eens per maand praten met de makers. Zo hield ik overzicht op de grotere boog die in het proces wordt gemaakt.’ Deze dubbele lens is, hoewel in dit proces nog in de kinderschoenen staat, een veelbelovende richting. Een archiverende dramaturg, of dramaturgende archivaris, welke combi dan ook, kan aspecten van het proces in een context plaatsen, maar kan ook ambachtelijkheid herkennen die soms door de maker zelf als vanzelfsprekend wordt gezien. Ambacht en expertise komen als tweede natuur tot uiting in een proces, en worden niet altijd herkend als ‘techniek’ of ‘methode’. Zeker wanneer er sprake is van belichaamde kennis, zoals bij een mimer of danser.

Innovation:Lab pakt de documentatie van hun onderzoeken anders aan. De communicatiestroom tussen de samenwerkingspartners is tegelijkertijd ook de manier waarop het proces wordt gevat. Via het platform Notion, waar samenwerkingspartners gemakkelijk samen in mappen kunnen werken en voortgang kunnen bijhouden, ontstaat vanaf het moment dat een project ook maar in de planning staat een ecosysteem van afspraken, notulen, to-do’s, schetsen, mock-ups en berichten. De inzichten die uit projecten komen zijn op het moment nog niet deelbaar, maar Abdelhadi Baaddi drukt me op het hart dat dat zeker de intentie voor de toekomst is. ‘Dat soort duidelijke verslaglegging heeft nog een voordeel; door patronen te herkennen in projecten, in bijvoorbeeld geïnvesteerde manuren, kosten en sleutelmomenten in het proces, kan er een steeds beter geïnformeerd voorstel worden opgesteld voordat een nieuw onderzoek start. Aanvragen kunnen met meer detail worden gevuld, financiële voorstellen worden inzichtelijker.’

Beide software programma’s kennen hun voor- en nadelen. Obsidian werkt als een fantastisch extern brein, waar een complete thesaurus kan worden aangelegd die als een dramaturgische voedingsbodem kan worden gebruikt. Het is echter vooral bruikbaar op een lokale server, en kan dus niet gemakkelijk op afstand worden ingezien of aangepast. Er in werken kost relatief veel moeite en tijd omdat beeldmateriaal een omslachtige integratie heeft. Notion is als platform ontzettend veelzijdig, en het kan door alle samenwerkingspartners intuïtief worden aangevuld en gebruikt. Maar zonder een interpretatie, de ‘derde blik’ zoals Jansen die noemt, kan het verworden tot een vooral praktisch verslag van het proces. En ook Notion is nog niet eenvoudig inzichtelijk te maken voor een externe bezoeker. Want die zouden we bijna vergeten, terwijl een archief pas echt tot leven komt wanneer dit wordt geraadpleegd.


Open source: op zoek naar waardevermeerdering

Wie maakt er gebruik van al die opgeslagen mappen, word-webs, drives en zuurvrije archiefdozen? Je zou kunnen beargumenteren dat deze vraag helemaal aan het begin diende te komen, maar ik betwijfel dat en daarin krijg ik bijval van Novak. Ze deelt een artikel met me over hoe in 2019 Chandra Frank inzicht kreeg in de correspondentie tussen Audre Lorde in de VS en de naar haar boek genoemde actiegroep Sister Outsider in Amsterdam. Twee archieven met onder andere brieven en foto’s over elkaar, verbonden door de blik en interpretatie van een onderzoeker, vinden een waarde die groter is dan voorspeld had kunnen worden ten tijde van het opslaan. Novak: ‘Je kan niet voorspellen wat van belang wordt. Besluiten of je het gaat bewaren heeft meer te maken met waarom je het bewaart dan of het bekeken wordt.’ Natuurlijk zijn er grenzen aan wat er alleen al fysiek opgeslagen kan worden, maar het punt wat Novak hier illustreert is dat er niet gewacht moet worden tot de mogelijke gebruiker geheel in beeld is om een documentatie strategie voor het maakproces te mobiliseren.

Toch zijn in ieder geval de ambities voor het archief goed om onderweg te definiëren. De maker moet zich veilig voelen bij zowel de documentatie als met het delen. Dit legt een kwetsbaarheid bloot waar we in de kunsten mee moeten omgaan. We hebben baat bij een bepaalde beeldvorming rondom ons werk. Fondsen bekijken onze voorstellingen, bekijken hoeveel mensen er zijn gekomen, hoe vaak we hebben kunnen spelen. Ze bekijken ook hoe een voorstelling ontvangen wordt, door recensies te lezen. Het is al spannend om een werk te laten zien waar je liever nog een half jaar aan had doorgewerkt. Of waar je eindeloos meer potentie in ziet dan wat er in zit op het moment van première. Laten zien welke afslagen je hebt genomen die nergens op zijn uitgekomen voelt zo mogelijk nog meer als glad ijs. Maar Jansen ziet hier juist kansen: ‘Laten zien dat er tijdens een maakproces veel sporen lopen, dat mislukkingen en fouten erbij horen, dat haalt misschien juist druk van de ketel.’

Om toch te eindigen bij een vraag die meteen weer een geheel nieuw onderzoek oproept: hoe kan je al dat kapitaal laagdrempelig en veilig beschikbaar stellen voor de sector? Zo dynamisch als een archief vol maakprocessen wordt, zo divers zijn zijn mogelijke gebruikers. Een belangrijke les van Atria kunnen we hier vast bij meenemen. Een platform dat niet inclusief is, biedt gebruikers niet de mogelijkheid iets te vinden of ook maar te struinen door wat deze mogelijkerwijs interessant zou vinden. Novak:‘Wij merken dat met name academisch geschoolde mensen op onze website goed kunnen vinden wat ze zoeken, zoeken is een skill.’ En tenslotte vraagt het een frisse blik op eigenaarschap. Dus niet de maker centraal, maar het proces of het werk. Of misschien wel de verbinding. Hele specialistische kennis kan en hoeft ook niet binnen de kortste keren door iedereen eigen gemaakt te worden, maar wat een winst zou het al zijn om te zien welke fasen een bepaald proces heeft gekend, hoe het één leidt tot het ander, en welk idee of prototype ergens op een plank is achtergebleven. One man’s trash is immers vaak another man’s treasure.

Om de vrijheid te kunnen permitteren die binnen een maakproces nodig is, om genoeg kennis op te doen van de mogelijkheden en een bewustzijn van de grenzen, moeten er eerst fouten gemaakt kunnen worden. Een plek om te experimenteren biedt deze vrijplaats voor open eindjes. Maar tegenover de vrijheid om op niks uit te kunnen lopen staat wat mij betreft wel de plicht om inzichtelijk én toegankelijk te maken wat er precies gedaan is binnen de kaders van het onderzoek. Want het liefst zijn we de komende jaren elkaars reuzen om op te staan, we kunnen een mooi uitzicht goed gebruiken.

Foto Nynke Kuijper

Tijdens de PRO-dagen op het Nederlands Theaterfestival wordt verder gepraat over ‘archivering van het niet-tastbare’

Wat wil je bewaren, 5 september, 15:00 uur in Allard Pierson

Dossiers

Theaterkrant Magazine september 2024