Ik wil graag van de gelegenheid gebruikmaken om te benadrukken dat mijn recente ontslag bij Theater Rotterdam als artistiek leider in goed overleg heeft plaatsgevonden. Bij Theater Rotterdam vindt ieders ontslag in goed overleg plaats. Dus ook het mijne.
Er is geen twijfel bij mij. Geen wroeging, geen pijn, geen kras. Dit is het. Dit is goed. Dit wat ik nu voel, dat zijn de ervaringen, dat zijn de innerlijke correcties die horen bij de uitkomsten van goed overleg. Toch?
Het goede overleg heeft mij ontboden en goed met mij gepraat. Het heeft de plooien glad gestreken. Het goede overleg heeft mij bij het afscheid vastgepakt, mij liefdevol tegen de borst gedrukt en mij zachtjes wiegend toevertrouwd: ‘Zo blij dat we er toch nog zijn uitgekomen.’ Nu kan ik de signalen in mijn lichaam met een gerust hart ontkennen. De schaamte om het ergens toch verraden en misbruikt te zijn. Ik hoef het allemaal niet te geloven. Het goede overleg heeft het me immers nog zo overtuigend uitgelegd: ‘Als het goede overleg je nog geen goed gevoel geeft Bianca, wantrouw dan altijd het gevoel en nooit het overleg.’
Want ik had mijn vooroordelen natuurlijk, mijn angsten, voorafgaand aan het goede overleg. Dat de opofferingen waartoe ieder van de zevenkoppige directie van Theater Rotterdam zei bereid te zijn uiteindelijk alleen door mij, door de artistieke leiding zouden moeten worden gedragen. Ik loop immers al wat langer mee. Maar nu, nu het goede overleg is afgerond, moet ik bekennen dat men mij heeft kunnen overtuigen. Ik neem ontslag. In de wetenschap dat ook een Ellen, ook een Bert zonder meer tot dezelfde offers bereid waren geweest.
Bovendien, mijn leidinggevende ambities zijn toch ook niet sterk genoeg ontwikkeld. Ik ben een theatermaker. Mijn machtsbelustheid heeft een doel. Dat had Melle ook zo goed begrepen. ‘Uiteindelijk zeg jij je dingen wel op scène,’ zo verwoordde hij het in de deuropening nog snel. Zo collegiaal van hem. Zo treffend ook en zo terloops.
Het goede overleg is de overwinning op de chaos. Theater Rotterdam heeft er de bedrijfsmatigheid en efficiëntie mee omarmd. Het is het langverwachte einde aan alle onwerkbaarheid in de kunsten. Een einde ook aan de romantisering van de woede, aan het ophemelen van de artistieke strijd. Het is het antwoord op het amateurisme, op de staat van anarchie die de productiviteit in de podiumkunsten in de vorige eeuw zo enorm deed stagneren. En waaraan natuurlijk ook de problematische relatie met politiek en subsidiënt al die tijd te wijten was.
Het goede overleg is inmiddels sterk in Theater Rotterdam verankerd; regie, repertoirekeuze, internationalisering, ensemble, dramaturgie en polemiek; alles gaat nu zonder uitzondering in goed overleg. Uiteindelijk zijn we bij Theater Rotterdam nog nauwelijks kunstenaars te noemen. Dat wil zeggen niet meer in de dwangmatig vrije en gepasseerde zin van het woord. Bij Theater Rotterdam hebben we ons nu ergens aan te houden, zijn we ergens aan gehouden. Bij Theater Rotterdam zijn we nu eindelijk allemaal geëngageerd.