In 2014 kwam schrijver en theatermaker Ogutu Muraya vanuit Nairobi naar Nederland voor een master aan Das Theatre. Vijf jaar later liet hij zijn visum verlopen uit protest tegen de grenzen van fort Europa, en liet zijn werk door een ander spelen. Nu de pandemie de hele podiumkunstensector tot afstand en afwezigheid noodzaakt, vraagt hij zich opnieuw af: wat betekent afwezigheid als protest?
Reizen heeft een diepe betekenis, zegt Muraya. Het is verbonden met zoveel aspecten van het leven. De onmogelijkheid tot verplaatsing is een van de grootste graadmeters van ongelijkheid. Als je je niet kunt verplaatsen, zit je vast in je omstandigheden. Reizen vergroot de verbeeldingskracht, en is dus een wezenlijk onderdeel van het mens-zijn. ‘Maar als je je bij elke stap moet legitimeren, krimp je, in plaats van dat je je kunt uitstrekken.’
Na zijn afstuderen aan Das Theatre hoopte hij zich in Nederland te kunnen ontwikkelen als kunstenaar. Al gauw maakte hij internationaal indruk met de soloperformances Because I Always Feel Like Running en Fractured Memories, intieme voorstellingen waarin hij persoonlijke verhalen verweeft met de grotere koloniale geschiedenis.
In de meest recente performance On Thin Ice, waarvoor hij zijn dagboekaantekeningen van vijf jaar comprimeerde tot een fictionele tekst van één jaar, beschrijft Muraya zijn ervaringen in de diaspora, als ‘een amalgaam van paradoxale ervaringen’. De beperkingen en regels voor het verkrijgen en behouden van een verblijfsvergunning frustreren hem. Wanneer in juli 2019 de einddatum van zijn visum in zicht is, besluit hij tijdens een wanhopige nacht om niet voor verlenging te gaan. Hij gaat terug naar Nairobi, en vraagt zijn goede vriend, de Nederlandse kunstenaar Quinsy Gario om On Thin Ice namens hem voor te dragen, waarvoor nog een Europese tour gepland staat. Vóór elke voorstelling dient aan het publiek een tekst te worden voorgelezen waarin Muraya de redenen van zijn boycot uiteenzet. Zijn afwezigheid is een politiek protest, zegt hij daarin, tegen een systeem ‘dat onmiskenbaar discrimineert. Een systeem wiens vooroordelen en filters mensen van kleur buitenproportioneel benadeelt. (…) Een visum bij aankomst zou een basisrecht voor iedereen moeten zijn. Het is echt niet onredelijk om gelijke rechten te eisen. Geen hulp, geen medelijden, geen sympathie, maar gelijke kansen – niet weerhouden door kunstmatige grenzen, vooroordelen en voorkeuren. En zolang als dat niet het geval is, zal ik naar strategieën zoeken om aanwezig te zijn zonder een systeem waar ik tegen ben te bevestigen.’
Nog geen jaar later krijgen alle podiumkunstenaars te maken met gedwongen afwezigheid en afstand. Ik ben daarom benieuwd hoe Muraya het afgelopen jaar heeft ervaren, of het zijn ideeën over afstand en aanwezigheid heeft veranderd. In een recente videoboodschap voor de gesloten Beursschouwburg in Brussel, waar On Thin Ice in september werd uitgevoerd, stelt hij een belangrijke vraag: ‘Wat betekent afwezigheid als protest tijdens een globale pandemie?’
‘Toen ik vorig jaar besloot om geen visum meer aan te vragen, was dat een geïsoleerde gebeurtenis, een eenzijdige weigering me te verplaatsen’, zegt Muraya via skype. ‘Ik noemde het een politiek protest, maar ik wist dat ik vooral mezelf ermee had. Het ging me erom een discussie te beginnen.’
Toen hij terugkeerde in Nairobi – ‘al kon terugkeren niet, want de plaats die ik had achtergelaten was niet meer dezelfde’ – had hij tijd om op zijn besluit te reflecteren. Uiteindelijk diende het eerder een persoonlijk dan een politiek doel, concludeert hij. Hij moest ontsnappen aan een spirituele en creatieve crisis. ‘Als kunstenaar die door Europa reisde werd me vaak het gevoel gegeven dat ik Europa meer nodig had dan dat het mij nodig had. Dat plaatste me in een machteloze positie, ik had geen andere keuze dan me te schikken naar wat er van me gevraagd werd. Het was een ongelijkwaardige relatie, en dat was emotioneel uitputtend. Ik had het privilege om te vertrekken, maar veel mensen hebben die keuze niet.’
‘Het was geen weigering was om betrokken te zijn’, benadrukt hij. ‘Sinds mijn terugkeer bleef ik contact houden met het netwerk dat ik had opgebouwd, en ik begon de mogelijkheden van online aanwezigheid te verkennen. Ik word geregeld uitgenodigd voor online nagesprekken rond mijn voorstellingen. Daarnaast ontwikkel ik wat ik noem een ‘literaire performance praktijk’. Het dagboekproject, waar On Thin Ice uit voort is gekomen, werk ik verder uit, waarbij ik met verschillende strategieën van publiceren experimenteer. Elk hoofdstuk breng ik op een andere manier bij een publiek. Het derde hoofdstuk bijvoorbeeld, is als online leesclub bij Veem House for Performance gepresenteerd. En ik ben aan een nieuw boek begonnen. Nu schrijf ik fictie, vanuit een verlangen naar nieuwe verbeelding. Om in de geest te kunnen reizen, in plaats van met het lichaam.’
De strijd om in Europa aanwezig te mogen zijn heeft zijn verbeeldingskracht namelijk verzuurd, beschreef hij onlangs in Etcetera. Hij verloor de kracht om te dromen. Hij voelde zich almaar bitter en boos, en een slachtoffer: ‘Ik denk niet dat ik werkelijk wist dat ik zwart, gemarginaliseerd, geïsoleerd en benadeeld was tot ik naar Amsterdam verhuisde’, schrijft hij.
‘De positie van een slachtoffer is geen actieve positie’, licht hij toe. ‘Of althans, je kunt actief slachtoffer zijn, maar het kan ook verlammend werken, je van je eigen verantwoordelijkheid ontslaan. Daar worstelde ik mee. Voor mijn nieuwe werk onderzoek ik de relatie tussen machteloosheid en hulpeloosheid, om over dit slachtofferbewustzijn te kunnen praten.’ Hij zoekt naar woorden, formuleert bedachtzaam. Hij wil niemand beschuldigen of corrigeren. ‘Het is gemakkelijk om toe te geven aan de vernietigende werking van trauma, als je geen heling zoekt.’
Het afscheid van Europa omschrijft hij als een oefening in het ‘ontvestigen’ (unestablish). ‘‘The Call to Unestablish’ is mijn oproep aan de instellingen en instituten aan Europa. Wat ik bedoel met ‘ontvestigen’ is een praktijk van het loslaten van vastgeroeste denkbeelden; ont-leren, zoeken naar nieuwe associaties en verbindingen. Het idee is een reactie op mijn tournees door Europa, waar ik steeds werd geprogrammeerd als koloniale kunstenaar. Dekoloniseren was daar meer een marktlabel dan een praktijk van werkelijke betrokkenheid en verandering. Het zou beter zijn als er werkelijk wordt gevraagd wat een dekoloniale praktijk inhoudt.’
Lukt dat ontvestigen, nu hij weer in zijn land van herkomst is? ‘Hier voel ik dat er iets voorbij identiteitspolitiek is. Ik kan gewoon over straat lopen zonder voortdurend te voelen dat ik zwart ben. Natuurlijk heeft Kenia weer andere problemen, en ook een vorm van identiteitspolitiek; geen mens ontsnapt eraan. Maar om niet de hele tijd bezig te hoeven zijn met hoe anderen mij zien of hoe ik overkom, dat maakt de geest vrij om me met andere dingen bezig te houden. In het westen neemt het identiteitsdiscours alles over, het is ermee geobsedeerd. Het onderwerp is niet onbelangrijk, maar die obsessie ervaar ik als negatief, omdat het mij voortdurend in de positie van verdediging plaatste. Ik was altijd aan het overleven. Dat beperkte mij. Maar kolonialisme bepaalt niet mijn volledige bestaan. Het kan zo voelen, maar dat doet het niet werkelijk. Dus dat is waarom ik terug moest. Niet om te ontsnappen, maar om weer nieuwsgierigheid te kunnen voelen, oprechte verwondering. Om me ergens volledig mee te kunnen verbinden en ergens volledig aan deel te nemen.’
Hoe ziet hij afwezigheid in relatie tot de podiumkunsten, vraag ik. Is aanwezigheid niet een voorwaarde voor theater? ‘Theater is live, het bij elkaar zijn is een voorwaarde; mijn afwezigheid krijgt juist daarom betekenis. In On Thin Ice hoor je mijn ervaringen via de stem van Quinsy Gario. Daar gebeurt wat, in die verwijdering. Het maakt een vorm van zorg zichtbaar, het is met zorg dat Quinsy mijn werk en herinneringen zich toe-eigent en deelt. Ook dat heb ik zo gemist in de diaspora; behalve een gebrek aan verbeelding ervoer ik ook een onmogelijkheid tot zorg en intimiteit.’
Toen de pandemie ook het Afrikaanse continent raakte, betekende dat niet dat hij al geoefend was in het afwezig zijn. ‘Al mijn voorstellingen werden afgezegd, ook lokaal. Ik geef les aan een kunstopleiding; dat verplaatste zich naar online. De tijd waarin ik online ben is te veel geworden. Eerst was het online werken een contingentie, een andere manier om samen te zijn; nu is het de enige manier geworden om te werken.’
De lockdown heeft zijn positie verder bemoeilijkt. ‘Ik denk niet dat ik het nog lang kan volhouden om geen visum aan te vragen. Mogelijk moet ik volgend jaar een andere strategie verzinnen. Het is vooral financieel lastig. Ik werk als onafhankelijke theatermaker, ik werk in een kleine scene, ik ben afhankelijk van reizen voor het tonen van mijn werk. De pandemie resulteert mogelijk in zware economische tegenslag voor iedereen, dat zal het hele kunstenveld treffen. Nergens krijgen de kunsten prioriteit van overheden. Dus ik zal pragmatischer moeten zijn, helaas.’
Hij verwijst naar een passage in On Thin Ice, waarin hij het verschil tussen onmogelijkheid en onwaarschijnlijkheid verkent. ‘Het is niet onmogelijk om het systeem te veranderen, maar het is beslist onwaarschijnlijk. Verandering is heel moeilijk, en ik wil er niet al mijn levensenergie aan besteden. Want de verandering moet niet hier, in mij gebeuren, maar dáár.’
Heeft hij een antwoord op de vraag die hij zelf stelde in het filmpje voor de Beursschouwburg: wat betekent afwezigheid als protest in tijden van pandemie? ‘Ik geloof niet dat ik de impact van de pandemie al begrijp. Maar in elk geval is het mogelijk om dit gesprek nu te voeren, met zijn allen, omdat iedereen nu ervaart hoe het is om in je bewegingen beperkt te zijn. De Schengenzone had even geen betekenis meer, iedereen had met grenzen te maken. Het was geen abstracte conversatie meer. Eerder was het misschien iets als uit een samenzwering. Iets wat alleen aan de rand van het imperium een rol speelde, langs de Mediterrane zee. Nu bestonden grenzen weer ín het fort. Of dat gegeven ook tot een conversatie leidt die tot de ontmanteling van het fort leidt, weet ik niet. Ik denk het niet, eigenlijk.’
foto Diana Blok