Ze vond van zichzelf zelden iets goed. Haar stem had een uniek geluid, een tikje hees. Annet Nieuwenhuijzen was ‘een sopraan die over de tekstnoten scheert.’
Door Loek Zonneveld
Het druk bezochte afscheid op Zorgvlied had warempel iets frivools. Ceremoniemeester Petra Laseur leidde ons door de ontmoeting met een meisjesachtige lichtheid. De jongere broer van Annet Nieuwenhuijzen, graficus Kees Nieuwenhuijzen, diepte informele herinneringen op aan zijn zus. Theaterhistoricus en schrijver Xandra Knebel, die als tweede grote liefde in 2004 het leven van de actrice betrad en met wie Annet Nieuwenhuijzen in 2012 trouwde, sprak over hun gelukkige jaren (voordat broeder Alzheimer tussenbeide kwam) met een blij makende openheid en hartelijkheid. Regisseur en toneelspeler Hans Croiset herinnerde zich in zijn bijdrage haar eerste rol die diepe indruk op hem maakte: koningin Anna in Het leven van Edward II van Engeland van Brecht (vrij naar Marlowe), een gedenkwaardige voorstelling in Rotterdam, 1970, met Henk van Ulsen en Ramses Shaffy. Het was haar derde Brecht, er zouden er nog vier volgen.
In die Rotterdamse jaren zag ik haar voor het eerst op het toneel, als de door liefde voor een priester verteerde en waanzinnig geworden non Johanna in De duivels van John Whiting. Want als Annet Nieuwenhuijzen op het grote toneel een krachtige partij te spelen kreeg, dan richtte ze iets aan wat je zelden meer vergeten kon en wat vaak verwoestend goed was.
Annet Nieuwenhuijzen kwam zonder acteeropleiding recht vanuit het studententoneel het beroepstheater binnen. Haar eerste regisseur, Elise Hoomans (1914-1991), een grande dame van het naoorlogse theater, benoemde al in 1953 wat altijd kenmerkend zou blijven voor haar toneeltalent: ‘Ze lijkt onuitputtelijk in haar kracht. Ze is sterk in de vormgeving van haar spel, met dat tengere lijf en die wat hese stem. En ze blinkt uit door haar intelligentie en werkdrift.’
Twee ensembles willen haar in 1953 meteen hebben. Ze ging naar de Haagsche Comedie, voor een salaris van 1.400 gulden bruto. Per jaar. De seizoenen in Den Haag, Arnhem, Rotterdam en Eindhoven (tussen 1953 en 1974) zouden vormend blijken – en leerzaam. Van Cees Laseur (in Den Haag) en Richard Flink (in Arnhem en Rotterdam) leerde ze veel zelf uit te zoeken. Ze leerde bovendien beschikken over een doelgerichte timing.
Het oogsten begon in Amsterdam, bij het Publiekstheater, het gezelschap van haar andere belangrijke regisseurs Ton Lutz en Hans Croiset. Ze werkte er van 1974 tot 1988 onafgebroken. Ton Lutz leerde haar dat suggereren op het toneel effectiever werkt dan tonen en uitspelen. Het gevecht tegen tranen is dramatisch werkzamer dan gesnotter. Hans Croiset gaf haar vertrouwen en ruimte om in volle vrijheid te blijven doorzoeken. Croiset: ‘Annet Nieuwenhuijzen is nooit tevreden. Echt nooit! Op het monomane af blijft ze zelfkritisch. Een compliment verdwijnt bij haar in het niets. Ze weet zelf immers donders goed wat er tijdens een repetitie goed en vooral wat er fout was. Ik word altijd geraakt door haar stem. Die heldere sopraan die flinterdun over de tekstnoten scheert. Nieuwenhuijzen is een fenomeen.’
Het vliegensvlugge accelereren en schakelen in haar rollen bracht ze mee uit haar begintijd, de jaren in Den Haag vooral. Ze kwam tijdens repetities met een overdaad aan aanbod, dat ze daarna laag voor laag afpelde. Daarover zei ze zelf: ‘Dat pellen gebeurt organisch. Je gaat naar een innerlijke kern. Je begint je in dat stadium af te vragen wat de auteur gezien en gehoord heeft bij het schrijven van de figuur. Het duurt vrij lang tot je iets van zekerheid hebt, een lijn, een vorm. Daar kun je op bouwen. Welke Medea ga ik spelen? Of welke kant van Medea?’
In een van haar mooiste voorstellingen, De goede mens van Sezuan van Bertolt Brecht (regie Hans Croiset, Publiekstheater 1975), werd dat pellen een wild en intens avontuur. In het stuk wil de titelfiguur, het Chinese hoertje Shen Te, vooral goed doen naar de mensen om haar heen. Ze raakt in problemen. Om die op te lossen verzint ze een troubleshooter, de zakelijke neef Shui Ta, die ze zelf speelt, in vermomming. Die botsing tussen het in een volmaakte moraal gegrondveste personage van de ‘goedmens’ Shen Te tegenover de pragmatiek van de harde realist Shui Ta, dat is de kern van de rol, dat is de harde uitdaging in dit vileine stuk van Brecht. Annet Nieuwenhuijzen steeg in deze rol boven zichzelf uit. Ze kreeg er de hoogste toneelprijs voor, de Theo d’Or – haar tweede. En ze kreeg vooral veel erkenning van haar publiek en haar collega’s, die haar als Shen Te/Shui Ta lieten schilderen – dat doek maakt nog altijd deel uit van de vaste collectie van de Stadsschouwburg Amsterdam. Als eerbetoon van een toneeltroep aan een gezelschapsdier. De voorstelling De goede mens van Sezuan was immers ook een hoogtepunt van het volkse ensembletoneel dat het Publiekstheater wilde brengen.
Dat Publiekstheater was voor haar een goed toneelhuis. Ook door de dwarsliggers van regisseurs die ze voor zich kreeg, zoals de Oost-Duitser Fritz Marquardt, onder wiens regie ze tussen 1982 en 1986 drie grote rollen speelde. Hans Croiset zei over Marquardts invloed op de Nederlandse toneelspeler: ‘Zijn harde werkmethoden hebben ons acteurs ervan bewust gemaakt dat aanwezigheid op de bühne een kwestie is van leven of dood. Veel acteurs waren verrast omdat er bij Marquardt een stuk van hun talent werd aangesproken dat tot dan toe bewusteloos in een hoek lag te slapen. Er werd een beroep gedaan op vormbewustzijn en sociaal inzicht, twee componenten van het acteren die toen in Nederland maar zelden met elkaar in verband werden gebracht. We zijn er als toneelspelers beslissend door veranderd. We werden door Marquardt in de tang genomen. Hij vocht met de stanislavskiaanse speelstijl die het Nederlandse theater als een verkalkte slagader in zijn greep hield.’
Onder Marquardt speelde Annet Nieuwenhuijzen in 1985 (voor de tweede keer in haar loopbaan) een prachtige Toinette in Molières Ingebeelde zieke. En samen met Ann Hasekamp (als haar tweelingzus) liet ze in Ibsens John Gabriel Borkman een andere kant zien van haar talent: de ijzige beheersing van een (zoals criticus Joost Sternheim het omschreef) ‘vertraagde proeve van viviesectie’, de ontleding van een vulkanische haat. Die rol moet voor haar a hell of a job zijn geweest.
In de verfilming door Frans Weisz van de familietrilogie die Judith Herzberg schreef over hoe de oorlog doorwerkt in de levens van een grote familie – filmtitels: Leedvermaak, Qui Vive en Happy End – speelde Annet Nieuwenhuijzen de oorlogsmoeder uit de onderduik die het joodse kind Lea, geboren in 1941, grootbracht en weer moest afstaan nadat haar ouders Ada en Simon uit het kamp waren teruggekeerd. Riet heet die onderduikmoeder, en het is een complexe figuur. Heldin natuurlijk, want goed in de oorlog, tot lang ná de oorlog op een voetstuk gezet. Maar haar man ging meteen na de oorlog bij haar weg. Ze zit boordevol verdrongen verdriet en opgepotte rancune, onbegrepen (zelf)haat. Ze koestert een overtrokken interesse in het jodendom. En strooit, zonder het in de gaten te hebben, antisemitische uitglijders rond die haar nonchalant lijken te ontglippen. Dat leidt tot pijnlijke en geestige scènes. Riet is een personage dat je in Duitsland, waar de trilogie van Judith Herzberg vaker wordt gespeeld dan hier, aan acteurs (en publiek) vrij moeizaam uitgelegd krijgt. Welnu, ook deze Riet werd een fijn geslepen (in de dubbele betekenis van dat woord) acteerdiamant binnen het oeuvre van Annet Nieuwenhuijzen. Ze kreeg er in 1989 terecht een Gouden Kalf voor.
In Amsterdam maakte ze in 1987 mee hoe ‘haar’ Publiekstheater opging in een nieuw ensemble, Toneelgroep Amsterdam, onder leiding van Gerardjan Rijnders. Ze speelde con amore en regelmatig met enige verbazing mee in de ‘montagevoorstelling’ Bakeliet: met een jodelahietie-pruik achter een privédrumstel, geweldig! Haar tweede optreden onder Rijnders was in zijn woeste bewerking van Shakespeares Titus Andronicus, onder de titel Titus, geen Shakespeare, najaar 1988: de ‘rol’ van de nationaalsocialistische oorlogsweduwe Rost van Tonningen. Iedere avond reageerde ze geïmproviseerd op het nieuws van die bewuste dag.
Tijdens haar laatste actieve jaren aan het toneel speelde ze in 1997 bij Het Toneel Speelt onder meer nog de hoofdrol in Een sneeuw van Willem Jan Otten. Ze vertolkte (in de regie van Albert Lubbers) de merkwaardige, koppige Mevrouw Quint. En dat was precies dezelfde rol die haar eerste regisseur en ontdekker, Elise Hoomans, in 1983 speelde toen dit stuk in wereldpremière ging. In de regie van… Ton Lutz. Op de een of andere manier leek een aantal cirkels mooi rond.
Annet Nieuwenhuijzen stierf op 5 augustus 2016. Ze is 85 jaar geworden.