Acht regisseurs maken dit jaar kans op de Ton Lutz Prijs, vijf choreografen op de Krisztina de Châtel Award. Het zijn de afstuderende makers die zichzelf dit jaar op het ITs Festival presenteren.
De Ton Lutz Prijs wordt dit jaar voor de zestiende keer uitgereikt aan de meest veelbelovende afstuderende regisseur. Eerdere winnaars waren onder anderen Boukje Schweigman, Sarah Moeremans, Olivier Diepenhorst en Eva Line de Boer. De jury bestaat dit jaar uit Gerardjan Rijnders, Meral Polat, Tanja Elstgeest, Robbert van Heuven, Remco van Rijn en iemand van de Schaduwploeg en de winnaar krijgt een geldbedrag en een begeleidingstraject van Cultuur-Ondernemen.
De Krisztina de Châtel Award wordt dit jaar voor de derde maal uitgereikt aan de beste afstuderende choreograaf. De vorige winnaars waren Floortje Doeksen en Louis Vanderhaverbeke. De jury bestaat uit Krisztina de Châtel, Kristin de Groot, Ben de Vugt en Jasper Weck en de winnaar ontvangt een geldbedrag 4500 euro van Stichting Imperium.
Op de volgende pagina’s stellen de dertien studenten zich voor. Waar en wanneer hun afstudeervoorstellingen te zien zijn is te vinden op www.itsfestivalamsterdam.com.
—
Derk Stenvers (1991)
Regie, Toneelacademie Maastricht
Afstudeervoorstelling: Een Lichaam, een tekst van de Noorse schrijver Geir Gulliksen. Over een simpele kantoormedewerker en een immigrante uit het Oosten. Een buitenstaander kijkt toe. Deze drie mensen proberen hun pijnlijke liefdesgeschiedenis (opnieuw) aan elkaar te vertellen. Maar terwijl ze herinneren, beleven ze. Hun vroeger en nu lopen door elkaar – ze raken controle kwijt, en dat vind ik spannend. Op het eerste oog lijkt de tekst heel ingewikkeld, maar ze gaat eigenlijk over iets zogenaamd heel simpels: liefhebben. Maar wat deze ook mensen proberen, die liefde leidt tot destructie. Het stuk stelt mij de vraag: kun je objectief of ‘eerlijk’ liefhebben? Bestaat dat? Bij het lezen was ik meteen geraakt door de hoofdpersoon. Doordat hij zich laat sturen door de blik van een ander raken zijn gevoelens verstrikt in eindeloze gedachten.
Mijn grote voorbeeld is: Ten eerste Paul Thomas Anderson, de filmregisseur. Alles is zo rijk bij hem. Het klopt. Thema’s, personages, spelregie, montage. Maar het blijft speels. Geen van zijn films zijn hetzelfde, op één ding na: Anderson spreekt tot je met elk shot. Ten tweede Rainer Fassbinder. Wat een verhaal had die man. Voor mij toont hij de pracht van mensen in al hun lelijkheid. Geen wonder dat die man compleet zelfdestructief was. Maar misschien is dat ook wel het aantrekkelijke.
Theater moet: Vooral niet braaf zijn.
—
Sterresoet van Schooten (1991)
Regie, Toneelacademie Maastricht
Afstudeervoorstelling: In PAPA ben ik een onderzoek aangegaan naar ouder-kindrelaties waarin er iets in de rolverdeling verschoven is. Normaal gesproken begint deze relatie simpel en komt deze onder spanning in de pubertijd. In sommige gevallen begint er echter al eerder iets te verschuiven waardoor er een scheve verhouding ontstaat. Deze gecompliceerde band wilde ik zowel zelf onderzoeken als op de vloer; hoe maak je een persoonlijk verhaal theatraal, hoe kom je daarbinnen tot een heldere thematiek en hoe maak je deze voelbaar voor publiek?
Mijn grote voorbeeld is: Alice in Wonderland blijft mijn grootste inspiratie. Ik verwonder me over hoe Carroll de lezer meevoert met zijn nonsensverzen, taalontregeling en droomstructuur maar toch een heel helder psychologisch verhaal vertelt. Daarnaast vind ik zijn manier van kritiek uitoefenen op de mens door middel van absurde, bijna kinderlijke personages heel komisch en scherp.
Dit interesseert mij in theater: Ik kijk graag naar theater dat sterk op mijn zintuigen werkt en zo een onbegrijpelijke emotie losmaakt onbekend in het dagelijks leven, of theater dat júist zeer de ratio aanspreekt. Ik hou bijvoorbeeld van voorstellingen die me direct het gevoel geven dat het over een filosofische theorie gaat; de makers’ levensvisie in een abstracte of absurde vorm waarnaar ik dan mag kijken. Het is zo mooi dat je via kunst de wereld door iemand anders’ ogen kunt bekijken.
—
Sophie Mantel (1989)
Regie, Toneelacademie Maastricht
Afstudeervoorstelling: Schrijfster en dichteres Lieke Marsman (winnares van o.a. de C. Buddingh prijs en de Liegend Konijn debuutprijs) vertaalde en bewerkte voor deze afstudeervoorstelling het post-Beckettiaanse ‘Marksons Masterpiece’ Wittgenstein’s Mistress. Een monoloog over een vrouw die gelooft dat ze de enig overgeblevene op deze aardbol is.
Ik ben in het theater geïnteresseerd in: Het aangesproken worden op een ‘hart-niveau’, voorbij de ratio. Een universele oeremotie die in ieder schuilt. De levensstrijd door de onmacht ons te uiten, eenzaamheid en de begrensdheid van taal. Dat door middel van een groteske, abstracte beeldtaal.
Theater moet: Niet vrijblijvend zijn. Wel ontwrichten, doen wankelen. Als er direct na het applaus gepraat wordt is er iets niet goed gegaan.
Over twintig jaar: Doe ik dat waarin talent, plezier en belang tot uiting komen. Ik hoop terug te kijken op gedurfde ontmoetingen met interdisciplinaire gelijkgestemden waarin ik trouw ben gebleven aan mezelf. Om uiteindelijk een kunstenaarsresidentie in binnen- of buitenland te leiden.
Mijn volgende project is: Een performance waarbij een dominee in een levensgrote glazen vaas preekt terwijl de vaas zich langzaam vult met water. Doop en dood tegelijk. Of: mijn eerste Beckett. Maar eerst speelt het vorig jaar gemaakte Beeldbeschrijving (Heiner Müller) in september op het Amsterdam Fringe Festival.
Ik verdien mijn geld door: Mijn werk serieus te nemen, open te staan voor zakelijk interessante samenwerkingen en afwassen in het OLVG-ziekenhuis. Heel ontnuchterend en relativerend.
—
Julie Cafmeyer (1987)
Regie, Toneelacademie Maastricht
Afstudeervoorstelling: Talloze schaamteloze pogingen tot persoonlijke zingeving.
Mijn grote voorbeelden zijn: Mensen die op een stijlvolle manier met hun onvermogen te koop durven lopen.
Dit interesseert mij in theater: Gevoelens die in het dagelijkse leven al te vaak naar de achtergrond worden geschoven, zoals diepe depressies, buitenproportioneel grote vreugde, verwarrende ambities, extreme labiliteit, hysterische verliefdheid, enzovoort.
Over twintig jaar: Is mijn schouw hopelijk te klein voor al mijn prijzen.
Mijn volgende project is: een ware onthulling van mijn liefdesleven, getiteld Bombastische liefdesverklaring of het wispelturige leven van Julie Cafmeyer. Hier zal ik de grenzen van het autobiografische genre onderzoeken.
Ik verdien mijn geld met: professionele babysitting.
—
Jip Vuik (1992)
Regie, Toneelacademie Maastricht
Afstudeervoorstelling: Dit jaar heb ik drie grote afstudeerprojecten waarin ik probeerde mijn drie interesses een plek te geven. Ik heb een (klassieke) tekstregie, een ‘maak-voorstelling’ en een community-voorstelling gedaan. Oblomov van Franz Xaver Kroetz was mijn tekstvoorstelling. KRIMP een wijkvoorstelling in Heerlen over het verlies van identiteit. Over Het Uitsterven Van Soorten – deel #1 is de voorstelling waarmee ik op het ITs sta. Een variétéshow over uitsterven, gebaseerd op mijn overgrootvader en de mammoet.
Dit interesseert mij in theater: Eigenlijk troep, als in ‘houtje-touwtje-rock-’n-roll’. Mijn familie komt uit het circus, en dat zit ergens diep. Dat combineer ik dan met mijn ‘intellectuele liefde’. Daardoor wil ik poëzie van Rilke in kluchten, en ‘glitterpakdansjes’ in klassiekers. Dingen moeten niet te één op één zijn. De schoonheid zit in de tegenspraak.
Mijn grote voorbeelden zijn: Mensen die zichzelf heruitvinden. Ik ben bang om te herhalen, en dan cynisch te worden. Peter Brook was voor mij een ‘heruitvinder’, zijn zoektocht naar waarachtigheid is prachtig. Het theater moet alles steeds opnieuw uitvinden. We moeten constant zoeken naar waar het over ons gaat, nú over ons, waar we ons mens voelen door het te zien. Dat kan in abstracte dans zitten, in een musical, documentair-theater of repertoire. Elke vorm kan, als het je werk dient. Misschien vat Fellini het allemaal wel samen.
—
Jasper Vaillant (1991)
Regie, Toneelacademie Maastricht
Afstudeervoorstelling: In Afgelegen eilanden ben ik op zoek gegaan naar een antwoord op vragen waarmee ik al mijn hele leven worstel: hoe verhoud je je tot een ander? Hoe leg je contact? De voorstelling is gebaseerd op een tekst van David Greig en gaat over vier eenzame mensen op een afgelegen eiland, op zoek naar verbinding.
Mijn grote voorbeeld is: Luk Perceval. In zijn werk herken ik dezelfde spirituele zoektocht die mij drijft als theatermaker. Hetzelfde zoeken, dezelfde pijn, dezelfde zucht naar zingeving.
Dit interesseert mij in theater: het rituele aspect. In mijn werk als regisseur probeer ik een gemeenschappelijke ervaring te creëren, die reinigt en herenigt, die mensen met elkaar in verbinding brengt. Theater heeft de kracht om het leven diep vanbinnen te ervaren, vanuit het onderbewuste. Deze wereld wil ik voelbaar maken, zintuiglijk maken. Ik wil het publiek confronteren met hun diep verborgen pijn en het de mogelijkheid bieden om deze collectief te helen.
Theater moet: verrassen. Je anders laten kijken. Theater moet een plek zijn om elke keer opnieuw de wereld en onszelf te bevragen.
Mijn volgende project is: stage lopen bij Luk Perceval bij Toneelgroep Amsterdam.
—
Liliane Brakema (1887)
Regieopleiding, Theaterschool Amsterdam
Afstudeervoorstelling: Gif (tekst Lot Vekemans) gaat over twee mensen die een kind verloren. Voor mij gaat het over twee mensen die op hun eigen manier zo vervormd zijn door het verleden dat ze zich te kwetsbaar voelen om ook kwetsbaar te kunnen zijn. Maar die wel, ondanks alles, steeds blijven proberen tot elkaar te komen.
Mijn grote voorbeelden zijn: De beeldtaal van Meg Stuart treft me recht in het hart. De combinatie van tekst en beeldtaal van Luk Perceval en Johan Simons.
Dit interesseert mij in theater: Hoe lichamen bewegen in verhouding tot zichzelf, de ruimte en elkaar. Ik zoek naar de confrontatie tussen wat het hoofd wil en wat het lichaam doet. En wanneer lukt het niet meer je lichaam te controleren?
Theater moet: raken! Over mensen gaan, en daarom logischerwijs onlogisch zijn. Omdat we stomme dingen doen maar wel altijd – en dat raakt me, dat vind ik prachtig – blijven proberen.
Over twintig jaar: word ik intendant van een groot Duits stadstheater.
Mijn volgende project is: Een bewerking van De Wilde Eend. Over zes personages op zoek naar een plek waar ze zich thuis kunnen voelen, maar daarin zo hun best doen om te zijn wie ze denken dat ze moeten zijn dat dit echt contact in de weg staat. 1 t/m 6 juni te zien in Frascati 4.
Ik verdien mijn geld met: Lesgeven, trainingsacteerwerk voor de politie, Ahold en schnabbels.
—
Ingrid Askvik (1985)
Regieopleiding, Theaterschool Amsterdam
Afstudeervoorstelling: Peer Gynt van Ibsen, een theatrale reis door continenten, jaren en vormen, op zoek naar het ik.
Dit interesseert mij in theater: Verhalen die groter zijn dan zichzelf, die zichzelf ontstijgen. Voor ik naar de theaterschool kwam had ik bijna alleen site-specific montagevoorstellingen gemaakt. Ik had niet zoveel met toneelstukken, met huiselijke ruzies en keukentafels. Pas in mijn tweede jaar, bij tekstanalyse van Rezy Schumacher, begon het kwartje te vallen: veel van deze stukken gaan niet alleen over het verhaal dat wordt verteld. De situatie en de personages staan vaak voor iets anders, iets meer. Ze gaan over de wereld. Ik heb gezien hoe een tekst, een ander kunstwerk, mij steeds nieuwe dingen laat ontdekken, en ook hoe het mij ontstijgt. Dit is ook waarom ik nu voor Peer Gynt met een groot creatief team werk. Waarom met één fantasie aan de slag gaan, als het kan met vijf? Verbeelding, fantasie en daarbij meerduidigheid is iets waarnaar ik altijd op zoek ben in het theater, als kijker en als maker.
Theater moet: de samenleving een andere ruimte bieden. Hier zijn andere regels, of geen regels, andere werkelijkheden of juist jouw werkelijkheid. Een open ruimte die iets vertelt wat je zelf moet interpreteren. Een ruimte waar je samen kunt zijn. Samen moet zijn. Mens zijn.
—
Aleksandra Lemm (1985)
Choreografie, SNDO Amsterdam
Afstudeervoorstelling: Rave. Dit werk is gebaseerd op dagelijkse oefeningen die we gedurende een lange periode verzameld hebben. Bij elke oefening gaat het erom het lichaam te zien als een landschap dat bewogen wordt, dat het overgenomen wordt door iets dat je ‘krachten’ zou kunnen noemen. We zetten onszelf achter wat we doen, zodat die krachten naar boven kunnen komen. ‘Anything can happen for some weird reason; yet also, without any reason, nothing at all may happen.’(Reza Negarestani)
De voorstelling komt voort uit een diep verlangen om de voorwaarden te vinden waaronder het lichaam, beweging, tijd en ruimte bedwongen kunnen worden, gedanst kunnen worden. We wilden niet iets maken in een bepaalde vorm of met een bepaald doel, we wilden de controle uit handen geven zodat iets anders ons kan overnemen.
Dit interesseert mij in theater: het potentieel aan veranderlijke toestanden en waarnemingen van mensen – zowel publiek als de makers/dansers die een gebeurtenis mogelijk maken. Het is een ruimte waarin de verbeelding zich kan ontwikkelen en uitbreiden; een ruimte van genegenheid en een ruimte waarin iets gemeenschappelijks kan gebeuren en kan worden ervaren.
Theater moet: een ruimte zijn waar een breed spectrum aan activiteiten kan plaatsvinden, zonder uitsluiting en willekeurige oordelen. Het zou moeten uitdagen en uitgedaagd worden, een plek moeten zijn om verschillende perspectieven uit te wisselen. En het moet nomadisch zijn.
—
Burkhard Körner (1983)
Choreografie, SNDO Amsterdam
Dit interesseert mij in theater: het creëren van ruimtes van onvoorspelbaarheid, die ons bewustzijn aanvuren. En in het ontrafelen van de eindeloze mogelijkheden van het lichaam om een medium te zijn en zo een ruimte van ervaringen mogelijk te maken. Choreografie lijkt een ongelooflijk onconventionele, zich steeds ontwikkelende vakdiscipline. Omdat het zichzelf en de esthetische uitkomst steeds herpositioneert wordt alles mogelijk.
Ik geloof nog steeds in de ruimte van het theater. In een utopische ruimte waar alles mag gebeuren en waar we een ‘andere’ ruimte kunnen binnengaan. Waar we gaan zitten en het risico nemen dat we kwetsbaar worden voor wat er om ons heen kan ontstaan. Dan kan er iets verschuiven in wat we als publiek ervaren en komen we anders naar buiten dan we naar binnen gingen.
Ik verdien mijn geld met: Dat is een valide vraag, zeker als je net van een kunstopleiding komt. Het klink misschien naïef in deze tijden van cultureel ondernemerschap, maar ik wil de keus hebben om kunst te maken. Ik denk dat wij als kunstenaars in de fantastische positie zijn dat we wat er om ons heen gebeurt ter discussie kunnen stellen of kunnen reframen. Vanaf het moment dat wel alleen maar gaan leveren wat er van ons verwacht wordt, geven we de kracht van die transformatie op. Ik heb er geen problemen mee om mijn handen vuil te maken met baantjes die weinig of niets met kunst te maken hebben, zolang ik maar zorg voor de bubbelende bron die mijn werk voedt.
—
Franziska Menge (1987)
Opleiding docent Dans, Theaterschool Amsterdam
Afstudeervoorstelling: Chocolate Jesus is een performance van tien minuten over de zoektocht naar en het losmaken van de verloren vader. Er wordt met christelijke iconografie gespeeld evenals met citaten van de wereldse vader. Chocolate Jesus is een ritueel van vereniging en een ritueel van afscheid.
Mijn grote voorbeelden zijn Vegard Vinge, Christoph Schlingensief en Fluxus.
Dit interesseert mij in theater: het kleine, het lelijke en het uiterste.
Theater moet: grenzen overschrijden, pijn doen, zichzelf soms niet te serieus nemen.
Mijn volgende project is: een performance over de utopisch gecelebreerde ondergang van Europa.
Ik verdien mijn geld met: voorstellingen kijken bij De Nederlandse Opera, het geven van dans- en bewegingslessen.
—
Ana Isabel Casquilho (1993)
Bachelor Dance, Rotterdam Dance Academy
Afstudeervoorstelling: Dit project begon als ‘Own Work’ voor Codarts. Het ging uit van het idee van twee tegengestelde soorten energie die elkaar tegenkomen, botsen. Het heeft ook te maken met individueel verschillende chakraniveaus.
Mijn grote voorbeeld is: de rauwheid van de mens. Hoe we van nature gebouwd zijn zonder labels of invloed van de moderne maatschappij. Dat is mijn grootste inspiratiebron.
Theater moet: de vrijheid tonen waarmee je normaal gesproken niet in aanraking komt, zonder taboes. Kunst in zijn pure vorm.
Over twintig jaar: heb ik hopelijk mijn eigen moderne-dansgroep in Portugal. Het is mijn droom om terug te keren naar mijn vaderland en alle ervaringen met andere culturen en andere perspectieven op dans die ik heb opgedaan door te geven.
Mijn volgende project is: het programma Dansersmaken ’15 van Introdans. Dat is een geweldige kans om mijn vaardigheden als maker te ontwikkelen, en we hebben een geweldige samenwerking met kostuumontwerpers en licht- en muziektechnici.
Ik verdien mijn geld met een kleine stagevergoeding, daar ben ik blij mee. Tijdens mijn opleiding heb ik gewerkt als babysitter en heb ik wat modellenwerk gedaan.
—
Axelle De Rore (1993)
Bachelor dance, Rotterdam Dance Academy
Afstudeervoorstelling: Mijn afstudeervoorstelling Amalga is gebaseerd op het concept amalgamatie, dat ‘het proces van het combineren of samenvoegen van meerdere eenheden in een vorm’ betekent. Dit multidisciplinaire werk is gecreëerd in samenwerking met muzikant Wouter Gulikers en filmmaker Steven van der Vegt. Amalga is gefilmd in de AINSI, een oude cementfabriek in Maastricht. De basiselementen van beton zijn dan ook de inspiratie voor de choreografie.
Dit interesseert mij in theater: voorstellingen die mij inspireren of vermaken. Het is niet noodzakelijk dat dit een dansvoorstelling is. Verschillende kunstdisciplines kunnen mij een fijne avond bezorgen.
Ik verdien mijn geld met: dansen. Dit schooljaar hebt ik stage gelopen bij Introdans. Verder geef ik danslessen aan kinderen en volwassenen.