Artistiek directeur Nicolas Mansfield neemt afscheid van de Nederlandse Reisopera. Vanaf 2013 is hij is het gezicht van de organisatie en laat hij zich regelmatig in het maatschappelijk debat horen. Met een klein team vindt hij de Reisopera opnieuw uit na zware subsidiekorting en weet hij met spraakmakende producties een groot en nieuw publiek voor zich te winnen. Een gesprek over thema’s die Mansfield aan het hart gaan, aan de hand van wat de Reisopera de voorbije jaren heeft laten zien.

Proloog: La bohème (pocketversie)

Zomer 2013, in een bus onderweg naar Londen. Voor het eerst in meer dan tien jaar onderneemt de Nederlandse Reisopera een grote buitenlandse tournee. Niet met een ‘standaardproductie’, maar met Puccini’s kaskraker La Bohème, maar dan zonder koor, met de nodige coupures en louter piano, cello en klarinet. Een pocketversie, zo noemen ze het zelf. Ik reis als embedded journalist mee naar Londen, zie de gedrevenheid, het plezier en de professionaliteit. 

Op de terugweg praat ik met Nicolas Mansfield (1966 Reigate, Engeland), de net aangetreden algemeen directeur: ‘Als het aan de Reisopera ligt: volgend jaar op herhaling. Inmiddels is daarvoor een crowdfundingproject gestart, want alleen vragend naar de subsidiegever kijken, is niet meer van deze tijd.’

Zeven jaar later blikt hij terug. ‘Ik had graag een eigen zangersensemble willen vasthouden. Maar op een gegeven moment kom je erachter dat je te weinig content hebt om die mensen doorlopend bezig te houden. Met veel spijt heb ik moeten besluiten dat het er nu niet de tijd voor was. Maar de wil was er en die is er nog steeds. Ik heb altijd geprobeerd met jong talent te werken in onze producties. Waar het kan, zaten er jonge zangers die in Nederland zijn opgeleid in onze producties. Zeker in Bruid Te Koop! die hopelijk een keer doorgaat.’ 

Het kenmerkt de operadirecteur die bij zijn aantreden geconfronteerd wordt met een bezuiniging van 60 procent, dat hij nooit bij de pakken neerzit maar kansen ziet, zich nadrukkelijk profileert en bovenal risico’s niet schuwt.

Tristan und Isolde: wij gaan niet terug naar alleen maar klein

Of het een risico is om te beginnen met Tristan und Isolde? Zo’n grote productie voor een op dat moment (2013) uitgedund gezelschap? ‘Welnee, in de beeldvorming is het een grote productie. Er staan zeven mensen op het podium, die lichtelijk gestoord zijn, vrij lang en soms vrij hoog moeten zingen, met een koor dat je achter het toneel kunt zetten. Het vraagt een groot orkest en je hebt een goede dirigent nodig. Je moet wel de juiste keuzes maken, maar dat moet je bij elke productie.’

In het programmaboek merkt Mansfield destijds met de nodige ironie op: ‘In zekere zin hebben de gewijzigde budgetten ons ook bevrijd van de beklemmende verplichting ons uit te putten in veredelde standbouw en etaleren van een overdaad aan textiel en een overrompelende mise-en-scène.’ Maar, zo benadrukt hij nu: ‘Het was voor ons wel de kans om een statement te maken: we zijn er nog, wij gaan niet terug naar alleen maar klein, wij gaan niet zielig doen.’

‘We hebben heel veel gedaan met 3,5 miljoen per jaar en wat we hebben gedaan vertaalt zich vanaf 2021 in een hoger bedrag voor het komende kunstenplan. Samen met de bijdrage van de provincie zitten we nu op zes miljoen. Daar ben ik trots op. Het is gemakkelijk een beleidsplan te schrijven. Wat moeilijk is, is het te doen. Je hebt lef nodig en mensen om je heen die in jou geloven. De kunsten moeten heden ten dage altijd ergens aan voldoen. De harde eisen, zoals eigen inkomsten en bezoekersaantallen, lijken nu weg, maar ook de zachte eisen zoals diversiteit en inclusiviteit zijn eigenlijke hele harde eisen en moeilijk om in te vullen. Er is in dit bestel amper ruimte om kunst gewoon kunst te laten. Er moet een plaats zijn voor het experiment en mensen moeten de ruimte krijgen om te maken wat ze willen maken.’

The News: veiligheid en kunst passen niet goed bij elkaar.

De Reisopera zoekt de grenzen van wat opera is meerdere malen op. Met The News van Jacob ter Veldhuis, met een radicale bewerking van Purcells The Fairy-Queen en onbekend repertoire als Siroe, re di Persia en Die tote Stadt.

‘Wat mij daarin aantrekt, is dat je niet weet of het lukt. Je hebt drie dingen: je hoofd, je hart en je onderbuik. Hoe ouder je wordt, hoe meer je naar je onderbuik durft te luisteren, maar je hart en je hoofd doen nog steeds mee. Het is het hoofd dat je doet twijfelen, nooit je onderbuik. Ik wist dat The News een groot risico was, net zoals het binnenhalen van Paul Koek als regisseur voor The Fairy-Queen. Op het moment dat je je deur opent en Koek binnen laat, ben je de regie kwijt. Dat wist ik. In een interview zei hij ‘Ik kom een coup plegen’ en dat heeft hij ook echt gedaan. Dat heeft goed uitgepakt, maar het is wel een risico.’ 

‘Ik heb sommige dingen verkeerd getimed’, merkt Mansfield even later op. ‘The News heb ik te vroeg geprogrammeerd. Het publiek was er niet klaar voor. Als ik dat vier of vijf jaar later had gedaan, had dat anders uitgepakt. Een deel van de politiek had ons destijds ook heel verdacht gemaakt en dat blijft hangen bij het publiek. The News was een groots en fantastisch experiment, maar de zaalbezetting was aan de lage kant. We moesten ons publiek toen nog opbouwen en dat vraagt tijd en geduld, maar je je moet een lijn hebben, ambities durven uitspreken.’

Als voorbeeld noemt Mansfield reizen met Korngolds Die tote Stadt. ‘Ik wilde dat per se doen omdat ik vind dat iedereen recht heeft met die prachtige muziek met zo’n ontroerend verhaal erachter kennis te maken. Dat is de kern van onze taak. Zoveel reizende operagezelschappen die dat durven en kunnen doen zijn er immers niet in Europa.’ 

‘En het is niet alleen een risico dat je als gezelschap neemt, maar dat theaterdirecteuren, programmeurs samen met jou moeten nemen. Er zijn directeuren met een heel sterke artistieke visie en er zijn er die alleen maar een volle zaal willen en nee zeggen. Bij Siroe is dat een aantal keren gebeurd. Dan zeg ik graag of niet. Niet is ook een antwoord. Ik heb nooit geprobeerd iemand te overtuigen, dit moeten jullie nemen. Veiligheid en kunst passen niet goed bij elkaar. De risico’s die je neemt moeten wel ingekaderd zijn, financieel, marketingtechnisch en vooral in je eigen gevoel: waar vermoed je dat het publiek behoefte aan heeft.’ 

Intermezzo: Messiah (meezingversie)

6 december 2015: het Orkest van het Oosten, de Reisopera en Consensus Vocalis geven een hartverwarmende uitvoering van de Messiah. De zeshonderd beschikbare meezingkaarten zijn in een mum van tijd uitverkocht, ook de overige plekken vinden gretig aftrek. De zeshonderd meezingers zitten overal, vullen niet alleen de hele zaal, maar ook de loges en zelfs een deel van het balkon. Alleen de aanblik van dat immense koor dat en masse opstaat voor de eerste koorpartij ‘And the glory of the Lord’ is indrukwekkend. Verbindende factor is Mansfield, die met zichtbaar plezier niet te missen aanwijzingen geeft. En het werkt. 

Zo laten drie Overijsselse gezelschappen in de hoofdstad zien hoe het ook kan: samenwerken, verbinden. Publiek voor je winnen zit niet in blind vertrouwen op marktwerking of in het laten fuseren van gezelschappen en stenen gebouwen. De werkelijke verbinding komt van de makers. 

A Little Night Music: voorbij het hokjesdenken

In 2015 verrast de Reisopera vriend en vijand met Sweeney Todd, drie jaar later gevolgd door A Little Night Music, beide doorgecomponeerde musicals van Stephen Sondheim. Met veel succes, maar er waren ook vragen, met name van vrije musicalproducenten: gaat de Reisopera, met bakken subsidie, een musical brengen door heel het land? Is dat wel eerlijke concurrentie? Mansfield draait het om. ‘Waarom zou je dat niet doen? Waarom dat hokjesdenken altijd? Ik vond vooral het feit dat wij financieel in staat waren te reizen met een live orkest in de bak doorslaggevend. Je merkte dat de mensen dat fantastisch vonden.’ 

Opvallend is de locatie waar de Reisopera de musicalplannen presenteert. Niet in thuishaven Enschede, maar in het op dat moment financieel in zwaar weer verkerende Koninklijk Theater Carré. Waar de Reisopera in het verleden zijn producties naar de Amsterdamse Stadsschouwburg bracht, zijn ze vanaf dat moment allemaal meerdere avonden op rij te zien in Carré. ‘Ik ging naar Carré omdat ik in Amsterdam een ander publiek wil bereiken. Mensen die in Amsterdam naar de opera willen, hebben daarvoor al een mogelijkheid: de Nationale Opera & Ballet. Mijn achtergrond is ‘working class’ en ik wil dat iedereen mooie dingen kan zien. Het grote voordeel van Carré is de laagdrempeligheid en de hele sfeer en de gastvrijheid – er is geen beter gevoel dan bij de ingang van Carré staan terwijl dat volstroomt met mensen.’

Musical beschouwt Mansfield als een volwaardige kunstvorm. ‘In de negentiende eeuw zouden we het operette noemen, nog een eeuw eerder Singspiel. Het is muziektheater, net als opera. Ik zag Chess bij de English National Opera en dat wilde ik hier ook doen. Ik had dat graag nog verder willen uitbreiden. Diversiteit in hetgeen je aanbiedt, leidt ook tot meer inclusiviteit. Het musicalrepertoire is net als het operarepertoire omvangrijk en heel breed. Ik zou graag een productie van Kristina från Duvemåla van Andersson en Ulvaeus of La Cage aux Folles hebben gedaan. Daarin zit ‘I am what I am’, dat mensen kennen van Gloria Gaynor en Shirley Bassey, maar die hele musical is fantastisch. De opera van Göteborg, die doet dat wel.’ Lachend: ‘Ik zie het idee van de Nederlandse Reismusical helemaal zitten.’

Zwijnenstal en Il matrimonio segreto: niet coproduceren, maar cocreëren 

Vanaf 2013 gaat de Reisopera intensiever samenwerken met het eveneens in Enschede gevestigde jeugdtheatergezelschap Sonnevanck, met als resultaat zeer goed ontvangen coproducties als Orfeo en Zwijnenstal

‘Ik heb geen ervaring met jeugdtheater, Sonnevanck heeft die expertise en een heel groot netwerk. Ik vind die samenwerking heel belangrijk. Dat hebben we met allerlei instellingen gedaan, zowel met podiumkunsten als niet-podiumkunsten. Mijn doel is daarbij niet zozeer coproduceren, dat is vaak niet meer dan afspraken maken over wie wat betaalt, maar cocreëren, dat je echt dingen samen maakt en daarbij van elkaar kan leren. Transparantie, elkaar diep in de ogen kijken en soms ook kunnen zeggen ik ben het niet met je eens, het heen en weer stellen van de waarom-vraag, zijn daarbij essentieel. Het vermogen mensen te raken, begint bij het vermogen tot zelfreflectie.’

Ook op Il matrimonio segreto, de eerste echte gezamenlijke productie van De Nationale Opera, Opera Zuid en de Nederlandse Reisopera, kijkt Mansfield met veel genoegen terug. ‘Het niveau was erg hoog, maar ik besef ook dat het publiek niet per se een boodschap heeft aan jong talent. Je kunt er als bedrijf mee pronken, maar het publiek wil allereerst een mooie voorstelling. Door middel van sterke keuzes te maken, waaronder het uitschrijven van een concours voor het decorontwerp, lukte dat, zeker met regisseur Monique Wagemakers die precies weet hoe zij jonge zangers moet raken.’

De mogelijkheden zijn echter beperkt. ‘Waar je mee geconfronteerd wordt als Reisopera of Opera Zuid is dat je maximaal drie grote producties per jaar kunt doen. Je kan dan niet zeggen een van die drie is alleen maar met jong talent, hoe waardevol en nobel dat ook zou zijn. Een gezelschap dat dit goed begrijpt, is Birmingham Opera. Zij doen de grootste dingen, maar dat zijn allemaal ook participatieprojecten. Als je cultuur wilt maken voor de hele stad, dan moet je met je knieën door de modder, maar zelfs dan moet je niet de illusie hebben dat je altijd iedereen kunt bereiken.’

L’Orfeo: opera als gesamtkunstwerk 

In veel recente producties van de Reisopera is een grote rol weggelegd voor dans. Samen met Scapino Ballet werd een indrukwekkende La traviata gemaakt, maar ook Les pêcheurs de perles, Orphée et Eurydice, Ariadne auf Naxos en zeker L’Orfeo wonnen aan zeggingskracht door de dans. ‘Ten eerste vind ik dans visueel een enorme toevoeging. Opera is ook een spektakel. Er is niets ergers dan een park and bark gevoel, dat zangers ergens gaan staan en dan gaan zingen. Bovendien zingen en acteren zangers altijd anders, beter, als er dansers op het toneel zijn. En andersom: dansers dansen anders als zij omringd worden door zangers.’

Het bijeen brengen van meerder disciplines vraagt veel van het artistieke team. ‘Soms heb ik bewust gekozen voor mensen van wie je weet dat ze niet met elkaar kunnen opschieten. Dat kan de mooiste resultaten opleveren. Het is een proces. Dat is een van de redenen waarom de aanlooptijd van opera zo lang is. Maar je gaat niet naar een opera om te zien hoe leuk de musici en zangers het samen hebben. Het meest essentiële in mijn rol de laatste zeven jaar is verbinding maken met het publiek. Je doet dat door transparant te zijn én mooie dingen te maken. Dat is ons gelukt.’

Epiloog: Ariadne auf Naxos

‘Cultuur is niet het rendement van het bestaan, maar de winst die wij met elkaar delen’, schrijft Mansfield in het programmaboek van Ariadne auf Naxos. ‘Geld alleen gaat de sector niet redden’, voegt hij daar nu aan toe. ‘Wat je nu mist aan de grote voorstellingen is de intimiteit van het grootse, dat je met duizend mensen tegelijkertijd hetzelfde voelt bij een voorstelling. Dat gaat nog heel lang op zich laten wachten. Iedereen speculeert over hoe en wanneer dat wel weer kan. Daar doe ik niet aan mee. Maar wat je wel kunt en moet doen, is vormgeven wat wel mogelijk is. De vraag moet niet zijn wat voor invloed heeft corona op de podiumkunsten, maar welke invloed kunnen de podiumkunsten hebben op corona, hoe kun je mensen uit hun eenzaamheid en isolatie halen.’

foto Marco Borggreve

Dossiers

Theaterkrant Magazine januari 2021