Halina: ‘Was het gênant? Ik weet eigenlijk niet precies wat ik zie als ik naar mezelf kijk, als ik mezelf terugzie, als ik terugkijk. Het is ingewikkeld. Vals of zuiver, gevoelvol of kitsch, oprecht of dubieus? De jurk is wat ouwelijk misschien, voor zo’n feestelijke gebeurtenis. Tien jaar De Wereld Draait Door. Tien jaar waarin ik louter met mijn aanwezigheid het Nederlands Toneel propageerde. Was het vals? Het tweede couplet misschien. Net iets te enthousiast geworden, denk ik. Ik dacht dat ik er al was. Dat ik al had overtuigd. Dat ik het al had binnengehaald. Maar goed, het is gespeeld. Het is gezongen. Het is wat anders.
Inmiddels weten we dat nu wel.
Een volkomen overgekwalificeerd begrip trouwens, gênant. Want het treft mij niet, hè. Ik ben immuun. Wat zie je sowieso als je naar iemands optreden kijkt? Een mengeling van halfbewust ingezette reflexen. Meer niet. Overschat je zelfbewustzijn, daar, op zo’n podium niet. Dat doe ik ook niet. Een zekere kinderlijkheid, dat is wat ik bij mezelf zie, als ik terugkijk. Impulsen, trekken, grimassen. Allemaal schokkerig en allemaal al zeker vijfendertig jaar oud. Er komen nou eenmaal niet zo heel veel doorleefde, bruikbare eigen bewegingen en houdingen bij in je leven. Authenticiteit is eigenlijk niet veel meer dan het alsmaar herintroduceren van het spelende kind.
Plaatsvervangend, dat is het allemaal. Je moet haar ontreddering, daar, met die microfoon in haar hand, niet met de mijne verwarren. Dat is het grote geluk en tegelijkertijd de grote eenzaamheid van de toneelspeler. Dat de binnenkant nooit aan de buitenkant is te zien. Nooit, hoor je. Een denkende toneelspeler denkt aan zijn tekst. Aan zijn volgende zin. Alle rest is geprojecteerd, geromantiseerd. Wie er anders over denkt is conservatief of bang of fanatiek. En vergist zich. Vergist zich in de onfeilbaarheid van zijn beoordelingsvermogen, van zijn mensenkennis, van zijn eigenheid. Je vergist je werkelijk in alles, als je naar mij kijkt. Je vergist je zelfs in wat je denkt dat je doet, als je mij ziet en beoordeelt. Je ziet en beoordeelt namelijk vooral jezelf. Je beoordeelt de effectiviteit van je eigen manipulaties via mij. Door mij. Het is gespeeld. Het is wat anders.
Maar goed, wat ik zei, inmiddels weten we dat nu wel.
Want mede door mij, via mij, is de authenticiteit gemoderniseerd, geactualiseerd en geliberaliseerd. Mede door mij, via mij, zijn we er zoveel anders over gaan denken. Over de echtheid. Zoveel genuanceerder, zoveel ruimer, zoveel lichter, zoveel vrijer ook, zoveel echter. Dat is een van mijn verdiensten: de verruiming van de oprechtheid. De uitbreiding van wat we nog als geloofwaardig, nog als authentiek, nog als echt en oprecht beschouwen. Dat is mede míjn werk. Die paradigmashift. Die emancipatie ook vooral. De mogelijkheid om op elk moment en op elke gelegenheid actrice te kunnen zijn. En daarmee uiteindelijk ook jezelf. Daarvoor uit te komen. Onafgebroken. En daar trots op te zijn. Die bevrijding. Die schijnbare publiekelijke zelfverminking. Dat was mijn tien jaar durende propaganda voor het Nederlands Toneel.’