Haar werk bij Jan Fabre is voor rasperformer Merel Severs een tijd lang een droom die werkelijkheid wordt. Maar als de sfeer binnen Troubleyn onder leiding van de machtsmisbruikende Fabre zich tegen haar keert, verliest ze alles waarvoor ze heeft gewerkt. Ze knokt zichzelf terug en heeft inmiddels als maker een eigen bedrijf.
Op haar twintigste nam ze zich voor haar hoofd kaal te scheren. Toch duurde het nog tien jaar voordat ze het daadwerkelijk durfde. Een jaar geleden gingen haar lange blonde haren er helemaal vanaf. Nu verschaft dat ‘geschoren hoofd’ haar een nieuw imago. Eén dat naadloos past bij wie theatermaker en performer Merel Severs (31) is: beresterk, energiek, sportief, beweeglijk en watervlug. Een krijger, met de motoriek van een danser, het reactievermogen van een vechtsporter en de brutaliteit van een bandiet. Een doorgewinterd performer.
Als kind in Renkum ontdekte Merel bij het kinderkoor van de kerk en de toneelvereniging, dat je al je energie kunt omzetten in dansen, zingen en spelen. Van een christelijke bassischool ging ze naar de havo in Wageningen, waar ze werd geselecteerd voor het schooltoneel. Eén ex-docent van die middelbare school zou Severs zich nog lang heugen. En niet op een positieve manier. Hij bleef haar stalken met intieme berichten, gebaseerd op wat hij online van Severs aan beelden en gegevens wist op te duiken, zo vernam het publiek dat haar eerste eigen solo zag, gemaakt bij de Theater a/d Rijn (aangesloten bij De Nieuwe Oost) in Arnhem: Let me tell you something you already know (2020). Een persoonlijke voorstelling over hoe ze jarenlang door de male gaze geobjectiveerd werd tot lustobject, ‘omdat ik als blond knap meisje voldoe aan het beperkte normatieve schoonheidsideaal. Van jongs af aan word ik ongevraagd geconfronteerd met mannen die menen het recht te hebben zich mij en mijn lichaam toe te eigenen.’ In de voorstelling gaf ze, op hakken, een fallische boksbal er flink van langs. Met dit rake solodebuut over grensoverschrijdend gedrag, toxische mannelijkheid en gender performativiteit won Severs The Best of Fringe Award 2020.
Via de MBO Theaterschool kwam ze op de acteursopleiding van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Echter, dat ‘doen alsof’ bleek het toch niet helemaal. ‘Ik snapte de reden van acteren niet, vond het ongeloofwaardig, niet uitdagend en inhoudelijk oninteressant. Zocht naar een vorm waar mijn aanwezigheid en beweegredenen oprecht konden samenvallen met de fysieke realiteit op het toneel. Daarom ging ik in mijn derde jaar stage lopen bij Troubleyn, het gezelschap van Jan Fabre. Ik begon direct in de herneming van de vierenhalf uur durende performance De Macht der Theatrale Dwaasheden, oorspronkelijk uit 1984. We toerden er de halve wereld mee rond. In 2013 stonden we op het grote podium van Avignon. Bij die fysieke uitputtingsslag was van ‘doen alsof’ geen sprake, maar werden we getraind om de vermoeidheid toe te laten en te transformeren in spel, ‘from act to acting’ Het werk van Jan brak bij mij alle kaders open. Ik voelde mij in die eerste jaren bij Troubleyn enorm vrij en deel van een ensemble van waanzinnige performers. Ik leerde artistiek en ambachtelijk veel over het vak.’
Severs studeerde in 2013 af aan de HKU en stortte zich met alle Troubleyn-performers in het megaproject Mount Olympus (2015), de bedwelmende, onnavolgbare, orgastische 24-uurs performance over Fabres metaforische visie op de mens en diens kluwen van goed en kwaad, diens tragedie van vlees, bloed, lust, instinct, macht en wraak: 27 extreem getrainde performers schreven theatergeschiedenis door hun lichamen een etmaal lang gecontroleerd tot het uiterste te drijven, en ver daaraan voorbij. Severs was er één van. ‘Deel uitmaken van die enorme kracht en schoonheid van dat werk was een droom die uitkwam.’
Maar aan Fabres ambitieuze projecten met bijbehorende vrijplaats voor ongebreidelde artistieke creativiteit kleefde een grote, gitzwarte keerzijde: niemand hield zicht op het welzijn van de performers. In een voor sommigen giftig werkklimaat maakte Fabre misbruik van zijn macht. ‘Alles moest wijken voor het werk en de ambitie van de regisseur. Iedereen aanbad die man. In het hiërarchisch opgetuigde systeem, dat intern door niemand werd bevraagd, zijn veel mensen fysiek en geestelijk gekwetst’.
Het duurde een tijd voordat Severs de impact van de jaren bij Troubleyn onder ogen durfde te zien. ‘Ik ben opgevoed in een veilige omgeving, door een liefdevolle moeder met een groot vertrouwen in het goede van de mens. Bij – en na – Troubleyn is dat vertrouwen langzaam vermorzeld. Collega’s van wie ik veel hield en die ik dacht te kunnen vertrouwen, maakten fundamenteel andere keuzes; ze vertelden mij het een, maar getuigden tijdens de rechtszaak die uiteindelijk volgde iets anders. De lelijkheid van de mens kwam gedurende dit proces naar boven.’
Severs besloot te stoppen. En met steun van de Vlaamse organisatie Engagement Arts haar naam te zetten onder een open brief van twintig ex-werknemers, met gedetailleerde beschuldigingen over seksueel grensoverschrijdend gedrag, pijnlijke vernederingen, psychologische spelletjes en machtsmisbruik aan het adres van Fabre. Twaalf ex-werknemers ondertekenden anoniem, acht met naam. Onder wie Severs. ‘Alles wat ik zes jaar lang had opgebouwd raakte ik daarmee kwijt. Vrienden, collega’s, werk, netwerk. Alles. Maar ik was het er zó niet mee eens met wat daar gebeurde. Ik kon niet langer wegkijken en zwijgen. Ik wilde dat niemand meer zou worden vermalen in zo’n ziek hiërarchisch systeem.’
Het heeft haar flink wat therapie gekost maar uiteindelijk wist Severs al deze negatieve ervaringen om te zetten in positieve energie om eigen werk te gaan maken: persoonlijke, bloedeerlijke en confronterende performances. Maar waar begin je als maker zonder ook maar een eigen productie op je naam, zelfs geen afstudeerproject? ‘Ik heb overal aangeklopt maar telkens vroegen ze naar wat ik al had gemaakt. Ik had jaren aan performance-ervaring maar nooit iets zelf gecreëerd. Als je dan niet net van een academie komt, is het bijna onmogelijk in Nederland ergens voet aan grond te krijgen.’
Gelukkig kreeg ze steun van John de Weerd, programmeur bij Het Nationale Theater, die haar de sleutel gaf van Zaal 3 in Den Haag om daar drie weken te kunnen werken en drie dagen te repeteren met een technicus. Daar, en in de studio van Jakop Ahlbom en in Theater a/d Rijn in Arnhem, ontstond de solo Let me tell you something you already know, geregisseerd door Khadija El Kharraz Alami. ‘Zij heeft veel voor mij betekend. We kennen elkaar van de HKU. Zij gaf me vertrouwen in mijn makerschap en zette haar netwerk daarvoor in.’
Naast optredens in andermans voorstellingen zoals The Waves (2022) van El Kharraz Alami, heeft Severs bij Theater a/d Rijn een tweede voorstelling gemaakt, met Milou van Duijnhoven: Try Not To Know What You Know (2022). In dit spannende en snel wisselende theatrale kickboksduel bevragen ze de blik van de toeschouwers: wat zien we als we naar extreem getrainde, vechtende vrouwenlichamen kijken? Wat denken we te zien? Lukt het ons de binaire indeling tussen vrouwelijk- en mannelijkheid los te laten en onze oordelen niet door de macht der gewoonte te laten leiden?
Severs heeft inmiddels als maker een eigen bedrijf, al blijft het ingewikkeld als eenpitter telkens een goed team samen te kunnen stellen. ‘Waarom is er geen collectief voor individuele makers, zodat je een aantal functies kunt delen?’ Om zelf in dat gat te springen heeft Severs met Barnaby Savage, Milou van Duijnhoven en Lisa Schamlé bij De Sloot in Amsterdam een open studio opgezet: Dance Space Destiny. ‘Hier geven we kickboks- en (paal)danslessen, organiseren we workshops en delen we onze fysieke en artistieke praktijk. We willen een community opbouwen van onafhankelijke performancekunstenaars om zoveel mogelijk bronnen te delen en ruimte te zoeken voor experiment en onderzoek. Dat blijft lastig want de focus van het Nederlandse werkveld ligt nog steeds op produceren, eindproducten en publieksaantallen.’ In 2024 maakt Severs een nieuwe voorstelling bij Theater a/d Rijn, waarin ze opnieuw werkt met de Thaise vechtsport Muay Thai (‘the art of the eight limbs’), en waar ze het boek Pleasure Activism van Adrienne Maree Brown naast legt. En ziet haar werk in de toekomst ook graag getoond in verschillende contexten, zoals musea, galeries of op vechtsportscholen.
Ondertussen werkt ze ook voor Engagement Arts NL, een Nederlandse zusterorganisatie van de Vlaamse club die de open brief over Jan Fabre initieerde. ‘Het is een laagdrempelig peer-to-peer initiatief dat geweld op basis van geslacht of gender, seksisme, discriminatie en machtsmisbruik in de Nederlandse kunst en designwereld aan de kaak wil stellen. Ik voel de verantwoordelijkheid om de ervaring die ik heb opgedaan, zowel in het werken bij Troubleyn als in de ontwikkeling die ik doormaakte in de periode erna, om te zetten en te delen, zodat in artistieke werkprocessen het welzijn van medewerkers en collega’s centraler komt te staan. Ik zie het bewustzijn wat dat betreft groeien, maar de veranderingen gaan traag.’
Foto: Liza Kollau. Try Not To Know What You Know, Merel Severs