En opeens was het theater weer in het nieuws. Helaas, zoals zo vaak de afgelopen jaren, met een negatief bericht: onderzoeksjournalistiek van de Volkskrant bracht aan het licht dat op de Amsterdamse Theaterschool jarenlang sprake was geweest van seksuele relaties tussen docenten en studenten,
en – en dat was natuurlijk het nieuws – dat enkele van de (oud)studentes vinden dat deze relaties op manipulatieve wijze tot stand waren gekomen.

De kwalijkheid van deze situatie behoeft geen betoog. Opvallend was echter wel de reactie van vele leden van de theatersector, die op de sociale media eerst hun verontwaardiging niet onder stoelen of banken staken. De mannelijke helft van de toneelwereld riep misschien nog het hardst, vaak niet gespeend van deerniswekkend paternalisme (‘als het mijn dochter was geweest rukte ik zijn ballen eraf’, las ik ergens).

Daarna kwam de relativering – ‘Seks tussen docenten en studenten komt toch overal voor en bovendien gaat het toch om handelingsbekwame volwassenen?’ – van mensen die schijnbaar het verschil tussen vrije wil en manipulatie niet kennen.

Beide reacties getuigen van walgelijke hypocrisie. Want weet niet iedereen die meer dan zes maanden in het theater werkzaam is dat dit soort dingen op bijna iedere theateropleiding gebeurt? Ook in Tilburg, waar ik mijn loopbaan begon, kwamen mij al vroeg verhalen ter ore van een docent aan de lokale theateropleiding die ieder jaar wel een nieuwe studente zijn slaapkamer liet zien. In plaats van de situatie aan de kaak te stellen of de waarheidsbasis van die geruchten te onderzoeken schudde ik echter mijn hoofd in stille afkeuring en zette ik de samenwerking met de opleiding niet op het spel. En ik ben niet de enige.

In de acht jaar dat ik in de theatersector werk heb ik nog niet één publieke uiting gezien waarin (seksueel) machtsmisbruik van theaterdocenten serieus werd aangekaart – niet eens in algemene zin, zonder naam en toenaam. Aan de bar hoorde je veel vergelijkbare verhalen, vaak ook met hoofdschudden erbij, op licht relativerende toon. Waardoor alleen maar nóg meer een sfeer van vergoelijking ontstond. De protocollen op de scholen functioneren blijkbaar niet naar behoren en de openbaarheid zoeken lijkt een overdreven zwaar middel, mogelijk zelfs schadelijk voor je toekomstige carrière, dus daar laten we het dan maar bij. Maar hoe moeten de slachtoffers van deze gedoogde praktijken zich wel niet voelen?

Onze collectieve passiviteit is des te ernstiger omdat we vele verhalen over seksueel machtsmisbruik niet alleen horen over scholen, maar ook over coryfeeën bij grote gezelschappen, theaters en andere machtsbolwerken. Eenmaal afgestudeerd lijken theaterprofessionals een behoorlijke kans te lopen om binnen hun beroepspraktijk opnieuw met mechanismes van manipulatie en intimidatie te maken te krijgen – in een korte mailwisseling onder de redactie van Theatermaker kwamen er al legio voorbeelden naar boven.

Het is natuurlijk niet raar dat het probleem zich niet tot de opleidingen beperkt; overal waar iemand zich een bepaalde positie van onaantastbaarheid verwerft ligt (seksueel) machtsmisbruik op de loer. De kunsten zijn daarbinnen specifiek, omdat ons presteren niet meetbaar is, maar gevat wordt in moeilijk te definiëren termen als ‘talent’, ‘artistieke kwaliteit’ en ‘zeggingskracht’. Degenen die het gezag hebben om te bepalen wie talent heeft en wie niet hebben een bijzondere invloed op jonge kunstenaars en een daaraan gepaarde verantwoordelijkheid om die niet te misbruiken. Bovendien vergt het samenwerken aan een theaterstuk vaak een bepaalde mate van overgave die maakt dat grenzen (ongewild) snel overschreden worden.

Maar als daarentegen iemand al op de opleiding leert dat dit soort gedrag nu eenmaal eigen is aan de groten der aarde en vooral dat het misschien niet zo netjes maar eigenlijk wel normaal is, zal zij ook niet zo snel geneigd zijn om er melding van te maken als zij in haar loopbaan met losse handjes of erger geconfronteerd wordt. Waarschijnlijk is dat vastgeroeste idee van loyaliteit en onderwerping aan de grote jongens zelfs een deel van de reden waarom we zo lang onze mond hebben gehouden.

De neiging tot bagatellisering of relativering van de problematiek werd op 15 augustus door de ombudsvrouw van de Volkskrant als belangrijke reden aangevoerd om het oorspronkelijke artikel te publiceren, ondanks de mogelijke imagoschade voor de betrokken docenten. Dat is terecht. In plaats van ons via digitale verontwaardiging te distantiëren van het feit dat we dit leed collectief hebben laten door-etteren tot de Volkskrant zich ermee kwam bemoeien, past ons daarom eerder een schaamtevolle mea culpa. Gevolgd door een gemeend voornemen om gezamenlijk onze verantwoordelijkheid te nemen om bij toekomstig machtsmisbruik wél op tijd te handelen.

Dossiers

#MeToo
Theatermaker september 2015