Ik geef les aan een kunstacademie. Specifieker gesteld geef ik les aan studenten van een creative writing opleiding. Dat is uitdagend, verwarrend, inspirerend en belonend werk. Niet in de laatste plaats omdat ik zelf niet de discipline had om ooit een opleiding af te maken en zodoende nimmer had verwacht aan de andere kant van een dergelijk instituut ooit nog toegang te krijgen. Het docentschap is een vervlechting van verscheidene/wisselende rollen die kunnen verschillen van student tot student. De studenten hebben zeer uiteenlopende behoeften en al die behoeften maken dat er een continue spanning staat op ook mijn eigen kunstenaarschap. Want wat zijn de zaken die je wenst te accentueren, wanneer je eigen artistieke praktijk gekenmerkt is door een continue staat van flux?
Toch merk ik dat ik in de paar jaar dat ik deze rol mag vervullen steeds meer plezier ervaar. Het maakt dat ik de luxe heb om met een nieuw opkomende generatie in gesprek te gaan over wat kunstenaarschap inhoudt, wat de functie is van schrijverschap, en waartoe zij ambiëren deze in te zetten. Grote en belangrijke vragen.
Met de jaren die ik lesgeef is mijn houding ten opzichte van wat ik daar kom doen in dat klaslokaal op enkele manieren veranderd. Waar ik initieel zoveel mogelijk van de lessen die ikzelf aangereikt had gekregen wilde delen om de studenten een totaalperspectief op het vak te bieden, realiseerde ik me steeds opnieuw dat de lessen beter tot hun recht leken te komen wanneer ik een substantieel deel van de invulling ervan overliet aan wat de uitwisseling met de studenten opleverde. Dit alles nog naast het feit dat er natuurlijk helemaal niet zoiets bestaat als een totaalperspectief.
Anders dan pretenderen een autoriteit te zijn in mijn vak, begon ik me steeds meer te presenteren als niet enkel beoefenaar van mijn vak, maar een liefhebber ervan. Wie de ander wenst te enthousiasmeren voor eender welk vak, slaagt hier immers enkel in als de wijze waarop dit gepresenteerd wordt vertrekt vanuit een oprechte liefhebberij. En de eerlijkheid gebied me toe te geven dat ik enorm veel van mijn vak houdt.
Waarom ik dit allemaal neerpen, is omdat ik onlangs in een gesprek verwikkeld raakte over de functie van kritiek in het discours rond artistieke uitingen. En dan specifiek de rol van de recensent. Deze bijna mythische figuur die, vaak besmet met een overdaad aan ‘expertise’, in het ergste geval in staat is mede te bepalen wat het succes is van een boek, een film of een voorstelling. De vraag die me gesteld werd, is of we dit moeten willen. En ik vond het moeilijk hier een sluitend antwoord op te formuleren.
Expertise is geen inherent kwalijke eigenschap en het kan zo bijzonder zijn om los van de promotietekst een perspectief aangereikt te krijgen op een werk dat je al wel, of nog niet hebt bezocht. De recensie is een fascinerend soort schrijfsel. Het kan functioneren als voetstuk of omlijsting, maar ook als raam waardoorheen we het werk vanuit een specifiek perspectief belicht zien. De recensie is, evenals het essay, een vormelijke oefening die een bepaalde mate van experiment toe zou moeten staan. En toch…
Toch lijkt een specifieke benadering van deze vorm dominant, wanneer we de zoveelste uiteenzetting lezen van de zoveelste expert in dezelfde soort taal die we associëren met een dergelijke expertise. Maar wat gebeurt er als we de afspraken breken? Hoe ziet een recensie eruit als de recensent het stuk niet meekrijgt vanuit het publiek, maar vanuit de coulissen? Wat als de recensent deel uitmaakt van de leefgemeenschap waarin het community art project zich afspeelt?
De waarheid van een werk bestaat in het spanningsveld tussen maker en publiek. Het is evengoed de intentie van de kunstenaar als die aandacht van degene die het werk poogt binnen te stappen. En om die gebaren te verenigen kent het veld verschillende bemiddelaars. De curator, de DJ, de recensent of de uitgever, om er maar een paar te noemen. Allemaal zijn ze nodig om wat we zo ongelooflijk liefhebben te helpen instantiëren. Allemaal hebben ze de mogelijkheid om bij te dragen aan de verrijking van de gesprekken die het artistieke gebaar mogelijk maken. Maar wellicht moeten we vragen van zij die bereid zijn zich te committeren aan dit werk om zich, zoals ook ik leerde in het klaslokaal, minder op te werpen als autoriteit en wellicht wat meer als liefhebber.