Als we in september terugkijken op het voorbije theaterseizoen zijn het bij mij niet de opmerkelijke voorstellingen die als eerste naar boven komen. Eerder denk ik aan de verhalen die zich een weg naar buiten vochten via #MeToo en de consequenties die dat had. Of aan de belangrijke prijzen voor zwarte makers. Of aan de soms hoog oplopende discussies over racisme en seksisme naar aanleiding van voorstellingen als Risjaar Drei van Olympique Dramatique, Het lijden van de jonge Werther van Eline Arbo, Cock, Cock… Who’s There? van Samira Elagoz of een herneming van Het leven en de werken van Leopold II van de KVS.
Vijf jaar geleden beweerde Johan Simons bij Zomergasten: “Kunst hangt boven de cultuur en levert er commentaar op. Daarom moet die kunst ook gesubsidieerd worden, want die moet objectief kunnen oordelen.” Los van de claim op subsidie klinkt het inmiddels als een nogal ouderwets argument. De kunst hangt nergens boven en is niet objectief of neutraal. Ook kunstenaars kunnen seksuele roofdieren zijn, kunstinstellingen kunnen racistisch zijn en kunstwerken kunnen normbevestigend zijn. Kunst heeft macht.
Dat zijn allemaal niet per se nieuwe inzichten – maar wat zo’n twee decennia geleden nog vooral kennis en vocabulaire was van vakgroepen Gender Studies op universiteiten is de afgelopen jaren ineens vrij abrupt mainstream geworden. Over deze morele verschuiving, dit afzetten van oogkleppen heeft de redactie van Theatermaker de afgelopen maanden veel gesproken.
We zagen #MeToo en het diversiteitsdebat in een bredere trend waarin het theater de afgesloten positie van de kunst verlaat om zich op nieuwe manieren in de maatschappij te nestelen. Want de vrijheid van de kunst die na de Tweede Wereldoorlog zo hard bevochten is, werd uiteindelijk tot een domein waar weliswaar alles gezegd mocht worden, maar waarnaar niemand hoefde te luisteren – of waarvan het althans vaak de bedoeling leek dat je blasé was over provocaties of chocquerende vormen.
In haar openingsessay van dit nummer weet Fanne Boland op knappe wijze de ‘weersverschijnselen’ van deze tijd te bundelen tot een idee over een ‘morele klimaatverandering’, dat het thema van deze editie is.
Ondertussen werd in de hotte, zotte zomer van 2018 ook de niet-metaforische klimaatverandering voelbaar. Het genoegen van het mooie weer werd steeds sterker aangetast door de beklemming dat er een onomkeerbaar en onbeheersbaar proces in gang is gezet – ‘solastalgia’ is het voorgestelde woord voor deze ambigue emotie.
Het gevoel van doem werd nog versterkt door enkele onverwachte sterfgevallen. Het plotselinge overlijden van producent en zakelijk leider Maarten van der Cammen maakte een eind aan een vol en nog maar nauwelijks echt begonnen theaterleven. Een maand later stierf theaterverslaggever Loek Zonneveld na een kort ziekbed. Zonneveld, oud-hoofdredacteur van dit blad in een andere hoedanigheid, vulde de laatste jaren vooral de rubriek Doek Valt met prachtige stukken over de grote en kleine levens van overleden theatermakers en vond zo een nieuw genre geschiedschrijving uit, zoals Constant Meijers verderop in dit blad betoogt. Zonnevelds in memoriam staat nu tussen de laatste stukken van zijn hand. Met de toewijding aan het theater van Loek en Maarten in gedachten is deze editie in liefde aan hen beiden opgedragen.