Ik was laatst uitgenodigd voor wederom een gesprek over diversiteit in onze sector.
In dit specifieke gesprek was de gespreksleider van mening dat diversiteit polarisatie veroorzaakt: ‘Iedereen vraagt maar aandacht voor hun identiteit. Terwijl deze diverse stemmen toch vooral en in eerste instantie verbinding zouden moeten nastreven. Je bent toch meer dan je identiteit? Al die minderheden zouden de focus moeten leggen op dat wat zij gemeenschappelijk hebben en niet op dat wat hen van elkaar onderscheidt.’
‘Wait one fukking minute’, dacht ik. ‘Aandacht hebben voor en focus geven aan al mijn sociale identiteiten, werkt polariserend? Funny! Ik ben juist van mening en heb de sterke overtuiging dat niet willen luisteren polariserend werkt. Hoe kan je verbinding willen als je niet eerst wilt horen wat hen met wie je verbinding aan wilt gaan te vertellen heeft?’
‘Weet je wat polariserend werkt’, ging ik verder, ‘wanneer de stem die de norm heeft bepaald, ook bepaalt wanneer er genoeg kritiek is geweest. Er is pas genoeg gehoord als iedereen is uitgesproken.’
Zoals ik al zei. Het was wederom een gesprek. Dit keer online. En corona is een bitch.
We zien dat al die gesprekken over diversiteit nog te weinig opleveren. De instituten blijven overwegend homogeen wit en heteronormatief gedomineerd. Alle MT-lagen en directies zijn nog steeds tenenkrommend wit. We willen verandering, zo lijkt het, maar zonder al te veel te veranderen. Zonder moeite, zonder ongemak, zonder al te veel kritiek.
Maar inclusiviteit krijg je niet door de norm hier en daar aan te passen. Verandering krijg je niet door te praten over diversiteit. Bereidheid, zo blijkt ineens, is niet alles.
We zullen een nieuw systeem van samenwerken moeten ontwikkelen met een nieuwe taal en daar zal een werkelijk en nieuw gemeenschappelijk doel uit voortvloeien.
We zullen wat lijnrecht tegenover elkaar staat op zijn kop moeten zetten en de onderste laag de bovenhand moeten laten voeren.
We zullen niet eensgezind moeten willen verontrusten wat eens vanzelfsprekend bepalend is geweest.
Laten we leren van mijn voorouders.
‘Niet op basis van mijn taal’, zei Asikan Sylvester.
Het jaar is 1690. Asikan Sylvester, de grote aanvoerder van de Surinaamse marrons en de voorganger van de grote Boni wordt geboren.
De tijd na zijn ontvoering uit Afrika karakteriseert zich door witte Franse plunderaars op rooftocht langs de kusten van Zuid-Amerika. De landen Suriname, Berbice waren toegeëigend en tot kolonies gemaakt door Nederlandse witte kolonisten en de Fransen piraten roofden, plunderden en moordden uit naam van hun koning.
De witten waren nooit een eenheid. Deze tijd ging niet over wit tegen zwart. Het was witte plunderaar tegen witte kolonist ten koste van zwarte mannen en vrouwen. Een werkelijk zwarte tijd. Hebzucht en ontmenselijking waren de norm.
In deze lelijkheid tussen de witten onderling, zagen de direct uit Afrika op de plantage tewerkgestelde, tot slaaf gemaakte mannen kans om te ontsnappen richting de binnenlanden.
Asikan Sylvester was een van hen. Hij werd de leider en maakte van de groep gevluchte ontheemde, ontvoerde, angstige, wanhopige mannen een gemeenschap: de marrons.
Meer dan vijftig jaar lang hield Asikan Sylvester de leiding over de groep marrons. Gaf leiding door tussen zijn mannen te staan. Asikan Sylvester was hun vader, hun rots.
Hoe creëerde hij een gemeenschap?
Bepaalde hij in welke taal werd gecommuniceerd in de binnenlanden? Kwamen de meeste marrons-mannen uit hetzelfde gebied in Afrika als hij? Bepaalde de meerderheid van stemmen de vorm en politiek van hun samenleving?
‘Niet alleen op basis van mijn taal’, zei Asikan Sylvester.
Door de tijd ontwikkelde zich een nieuwe taal in de binnenlanden van Suriname. Als een natuurlijk proces waarin iedere stem een plek in het idioom krijgt, ieder dialect, zelfs de talen van de kolonisten. Het werd een mengeling en een samenvoeging van verschillende talen. In de binnenlanden van Suriname horen we die taal nog steeds. Het heet nu Aukaans of Saramakaans. Het bevat Ghanees, Congolees, Gbe-talen, Europese en precolumbiaanse woorden.
In de marron-gemeenschap creëerde Asikan Sylvester ook veiligheid, tevredenheid en vrede op deze manier. Met een politiek systeem en een leger. Met een zorgstructuur met voeding en medicijnen. Met kunst, met vertellingen, muziek, zang, spiritualiteit en religie. Er was liefde en warmte.
De marron-samenleving was gesticht op cultuur en noodzaak. Die noodzaak was duidelijk: uit de handen van de witte kolonisten blijven. De noodzaak en cultuur zijn er nog. De marron-dorpen bestaan nog steeds, hun taal en hun wijze van leven ook.
Dit is het voorbeeld van het creëren van taal en gemeenschapszin vanuit mijn Surinaamse geschiedenis. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een verhaal zoals Lord of the Flies; een westerse vertelling waarin een witte schrijver zich niet kan voorstellen dat er een kracht groter is dan wreedheid en hebzucht wanneer men alleen met jonge mannen in een gevaarlijk oerwoud is. Wat de witte schrijver zich kan voorstellen, is dat die groep jonge mannen in dat oerwoud elkaars vijand worden.
Asikan Sylvester begreep dat al deze verschillende mannen, met al hun verschillende identiteiten, uit al die verschillende delen van het moederland, nu en hier van dit nieuwe oerwoud hun thuis moesten maken. Wil je dat al deze jonge mannen zich verbonden voelen met elkaar, dan moeten zij mede-eigenaarschap in de gemeenschap krijgen. En moet ieders cultuur onderdeel zijn van de maatschappij. Het maakt een maatschappij complex en het staat recht tegenover het simpele hokjesdenken, maar mijn voorouder Asikan wist: diversiteit is een voorwaarde voor kwaliteit en excellentie.
Wat leren onze voorouders ons over verbinding?
Omstreeks 1760 bestond de groep die zich ten noorden van de Cottica-rivier had gevestigd onder leiding van Asikan Sylvester uit ongeveer 350 mannen. Ze hadden hele gemeenschappen inmiddels gesticht, meerdere dorpen en tientallen huizen gebouwd. Ze communiceerden onderling met bodes en deelden hun voedsel en verworvenheden, hun kennis over de jacht, hoe te overleven en alles wat ze wisten over hun gemeenschappelijk vijand. De marrons hadden een hoger doel: de bevrijding van alle tot slaaf gemaakten.
We gaan dertig jaar terug in de tijd. Hoewel ongeveer 90 procent van de gevluchte strijders mannelijk was, sloeg ook de moeder van de latere marron-leider en opvolger van Asikan Sylvester, Boni, op de vlucht.
Hoogzwanger trok ze van de plantage Anna’s Burg het oerwoud in, om zich aan te sluiten bij de Cottica-Marrons van Asikan Sylvester.
De witte Nederlandse plantage-eigenaar die haar meerdere malen had verkracht, verstootte haar toen ze zwanger van hem bleek te zijn. Ze kon haar kind afstaan en zo diens status verbeteren. Zijn verwekker zou hem wellicht als huisslaaf accepteren, maar was dat dan de toekomst van haar kind? Was het haar kind of was het zijn bastaard? Toen ze hem voelde trappelen terwijl hij groeide, had ze vlinders in haar buik. Kon ze ooit van hem houden? Zou hij op haar verkrachter lijken? ‘Waar je je niet aan kan spiegelen ontwikkel je niet. Als mijn zoon zijn verwekker nooit leert kennen kan hij nooit op hem gaan lijken’, redeneerde ze. Ze moest haar zoon ver uit de buurt van de witten houden en dicht bij de zwarte mensen zodat hij een zwarte man zou worden en niet de bastaard van een witte kolonist.
Haar eigen vrijheid zei haar nooit zo veel, de vrijheid van hem die zij droeg en over wie zij verantwoordelijkheid droeg, telde. Haar kind bewoog in haar buik. ‘Met wie in hem wil ik dat hij de verbinding aan gaat’, zei ze. Ze tilde haar rokken op tot boven haar enkels en stapte uit het zicht het donkere woud in.
Rond 1730 kwam Boni in het oerwoud ter wereld.
Boni werd vrij geboren met nog nooit een dag in slavernij te hebben geleefd. Zijn stamvader Asikan nam hem onder zijn hoede, vermoed ik.
Boni wist niet wat slavernij was of hoe een plantage er uit zag. Zijn ooms vertelden hem hoe het was, en als kind luisterde hij naar de verhalen over angst en leed, moed en wanhoop. Midden in de nacht kwamen gevluchte mannen en vrouwen aan in het dorp, zoals zijn moeder ook ooit was aangekomen, niet wetend wat zij zouden aantreffen.
De marrons waren berucht op de plantages. De witte kolonisten deprogrammeerden de zwarte bevolking en zeiden dat de marrons woestelingen waren die gevluchte zwarte mensen mishandelden, vermoordden en verkrachtten. De witte kolonisten kozen er voor om niet stil te staan bij de absurditeit van die woorden uit hun witte mond.
Boni zag hoe de vluchtelingen troost vonden bij zijn moeder en Asikan Sylvester en alle andere mannen daar. De opluchting van de nieuw aangekomen mannen en vrouwen was groot en hun tranen moeten zeer grote indruk hebben gemaakt op de jonge Boni. Boni luisterde wanneer de gruweldaden waarvoor ze waren gevlucht werden gedeeld. Hij luisterde met grote ogen en open mond. Zag hun diepe en verse littekens. De botten die staken bij sommige bijna door hun dunne vel. Sommige stierven direct bij aankomst maar waren dan niet meer bang. Zij waren blij in vrijheid te sterven en waren blij hem te zien. Het kind, zo puur en altijd vrij. Boni was vrij. Geboren en gebleven. Hij gaf deze mannen en vrouwen troost en hoop. Hij deed hen denken aan vroeger, aan Afrika, aan thuis. Ja, zo moet het zijn geweest.
Boni groeide op tot de opvolger van Asikan Sylvester. Hij trainde de mannen harder en verder tot een geducht leger tegen de kolonisten. Zijn moeder zag hem groter en sterker worden. Tuurlijk had hij trekken van de witte man die haar had verkracht, zijn donor, maar die trekken hadden hier in het oerwoud geen voedingsbodem. Zijn witheid werd niet gecultiveerd. Hij was haar zoon en de zoon van de marrons. Verbonden aan de vrijheid. En de vrijheid aan hem. Kan een eik een kankantrie worden? Ja! Plant hem in het oerwoud, verbind hem zo via de wortels met de andere kankantries.
Wat kunnen we van de marrons leren over machtsoverdracht?
In onze sector merken we dat machtsoverdracht nog erg lastig is. Iedereen weet dat voor werkelijke verandering sommige mensen plaats moeten maken. De mensen die plaats moeten maken weten dat zelf ook.
In 1765 kreeg Boni het bewind overgedragen van Asikan Sylvester. Op grond waarvan precies gaf Asikan Sylvester hem de leiding? Voorvoelde hij wat er over drie jaar ging gebeuren? Wist hij dat zijn volk niet afhankelijk moest zijn van hem?
Drie jaar later. In 1769, werd Asikan Sylvester in doodzieke toestand bij toeval langs de kant van een weg aangetroffen door een witte patrouille. Zij konden hun ogen niet geloven, wat een wonder, de grote Asikan halfdood langs de weg. Zomaar voor het oprapen. Het verzet zou nu snel breken. De plantage overvallen zouden stoppen en de marronnages zouden afnemen. Zo dachten ze, want, wat is een groep zwarte mannen en vrouwen zonder een leider?
Asikan Sylvester lag daar omdat hij handelde voorbij zijn eigen ego. Hij lag daar omdat hij het belang van de gemeenschap vooropzette.
Hij wist hoe het ego van de witte mensen werkte. Hij wist dat zij hun leiders boven de groep plaatsen en dat zodra een witte leider sterft, de witte groep onder diens bewind uit elkaar valt. Het hoogst haalbare doel van de witte man is namelijk leider zijn.
Asikan Sylvester was oud en ziek geworden. Zijn artsen konden hem niet genezen. Ik denk in overleg met zijn raadgevers en zijn opvolger Boni, nam hij afscheid en is ver uit de buurt van hun gemeenschap begonnen aan zijn laatste verzetsdaad. Zijn laatste daad, zijn dood, was voor zijn mensen. Zijn gemeenschap kon nu veilig en verborgen door leven. Verstopt in de warmte van het oerwoud.
Wat leren onze voorouders ons over solidariteit?
In onze sector staan de grote theatergezelschappen tegenover elkaar alsof eenieder strijdt voor het tegenovergestelde van kunst. Uit gebrek aan werkelijke zorgen, denk ik dan. Samenwerking met tv-zenders, kleinere gezelschappen en andere kunstinstituten is geen vanzelfsprekendheid en wordt vanwege bureaucratische rompslomp vermeden. Uit competitie houdt men de grenzen van het instituut angstvallig dicht en beperkt zo de brede ontwikkeling van kunst in het algemeen. Deze angst voor samenwerking vind ik vervreemdend omdat ons aller streven kunst is.
In 1770 sloten twee andere groepen vrijheidsstrijders zich aan bij Boni en zijn Cottica-Marrons. De twee groepen stonden onder leiding van Jolicoeur en Baron. Deze drie groepen samen kwamen bekend te staan als de Boni’s. Later bekend als de Aluku. Hun doel was vrijheid voor allen. Asikan Sylvester wilde dat zij vrij bleven maar de Aluku konden niet vrij zijn als niet iedereen vrij was. Egoïstische vrijheid is wrang.
Talrijke aanvallen voerden ze uit op plantages in het oosten van Suriname, mannen en ook veel vrouwen bevrijdden zij, velen sloten zich bij hen aan.
Boni en de verzetsstrijders opereerden vanuit het mythische en gunstig gelegen Fort Buku. Met deze naam wilden zij aangeven dat ze liever tot stof zouden vergaan dan zich overgeven.
Het verhaal doet de ronde dat zodra de kolonisten in de buurt kwamen van het fort, het uit het zicht verdween en onzichtbaar werd. En witte patrouilles die toch dichtbij wisten te komen zakten weg in het moeras dat het fort omringde.
De Aluku overvielen vanaf 1771 bijna maandelijks een plantage, waarbij tot slaaf gemaakten werden bevrijd.
Deze marrons waren voor hen die op de plantage gevangen zaten, helden. En Boni, wiens naam je niet hardop mocht uitspreken in de buurt van de witten, was een dubbelbloed marron, vrijgeboren en gebleven, kind van het oerwoud, speling van de goden van de natuur, een nachtmerrie voor witten en een strijder voor ons die van zijn geboorteland de slavernij-kolonie Suriname een thuis maakte
De geschiedenis van de kolonisten zoals we die nu leren heeft ons gebracht waar we nu zijn.
Deze geschiedenis van mijn voorouders, Boni, Jolicoeur, Asikan Sylvester, Baron en de moeder van Boni*, bevat een bron van kennis die ons kan helpen tot werkelijke verbinding in deze tijd.
Deze rijke geschiedenis komt tot ons via overlevering van generaties her. En daar waar er gaten tussen de feiten vielen, heb ik de overlevering met respect opgevuld met gefundeerde fantasie.
Het merendeel van dit verhaal is niet na te trekken, maar dat maakt het niet minder waarachtig. Het is mijn geschiedenis en ik zoek in haar naar een mogelijke toekomst.
Wat let ons ons te verdiepen in het verhaal van de jacht verteld door de leeuw?
Onze legacy zijn de verhalen van de leeuw. We hebben alleen maar te winnen als we putten uit de bredere canon van onze geschiedenis, onze culturen en identiteiten.
Ik, jij en wij breken af en bepalen de nieuwe fundering van onze maatschappij.
* Haar naam weten we niet. Ilayah Mohammed heeft een portret gemaakt van alle onbenoemde vrouwen in het verzet, dat portret heet Ma’Amba
Beeld: Hedy Tjin