Samen met Ellen Stewart (1919-2011) van de groep La Mama vormde ze het godmother-duo par excellence binnen de Amerikaanse theateravant-garde. Judith Malina hield nooit op.
Klein en mager was ze toen nog, in de roaring sixties. Maar mijn god, wat kwam er een geluid uit die vrouw! Of ze nu speelde in de relatieve intimiteit van de Doelenzaal aan de Amsterdamse Kloveniersburgwal, in Carré of in het immense Sportpalast in Berlijn, of gewoon ergens in de open lucht bij Avignon – ze produceerde het vulkanische stemgeluid dat paste bij de urgentie en de woede in de producties van ‘haar’ Living Theater. Als ze niet speelde zat ze achter de techniektafel of coachte ze haar acteurs vanaf de kant.
Ze was met haar man, beeldend kunstenaar en acteur Julian Beck (1925-1985), de ziel van ‘the Living’, zoals de troep liefkozend werd genoemd. Hij was een geboren New Yorker, zij kwam uit het Duitse Kiel, met haar joodse familie op de vlucht voor Hitler naar Amerika gereisd. Beck en Malina ontmoetten elkaar bij de Dramatic Workshop die de Duitse toneelexpressionist en balling Erwin Piscator in de jaren veertig in New York had opgezet. Marlon Brando studeerde er, en Harry Belafonte, maar ook Tenessee Williams. Stella Adler gaf er les, en Lee Strasberg, maar ook componist Hanns Eisler. Nog tijdens hun studie bij Piscator (in 1947) stichtten Malina en Beck het Living Theater. De groep vormde, met het Open Theater, La Mama en het Bread & Puppet Theater, de ziel van de Amerikaanse theateravant-garde in de decennia direct na de Tweede Wereldoorlog.
‘Theater is een gulle plek vol intense belevenissen die zich ergens afspelen tussen droom en ritueel,’ schreven Beck en Malina in 1959 in de New York Times, als aankondiging van hun voorstelling The Connection op een tekst van Jack Gelber, een schrijnend portret van heroïneverslaafden in de uitgewoonde naoorlogse metropolen. Vier jaar later maakte de groep The Brig, het schokkende relaas over één dag in een gevangenis van de US-marines. Die voorstelling bracht het Living Theater in een harde botsing met de Amerikaanse autoriteiten. De toneelspelers vluchtten – na een kort verblijf in de gevangenis en pesterijen van belastinginspecteurs – naar Europa, waar de groep onderdak vond bij producenten, kunstbeschermers en fans in Berlijn, op het Italiaanse platteland en in Amsterdam.
Als jongen van negentien ademde ik hun voorstellingen in. Onder meer in de Haarlemse schouwburg (waar de legendarische Peter Lohr in de tweede helft van de jaren zestig directeur was), in Carré en in het Sigma Centrum (de huidige Doelenzaal) in Amsterdam, destijds een ‘theater’ annex jongerencentrum, dat werd geëxploiteerd door de latere filmproducent Matthijs van Heijningen.
De Living Theater-producties waren collectief gemaakte, beeldende creaties, qua geluid, bizarre vormgeving en fysieke speelstijl enerverende toeschouwerservaringen. Het totaaltheater van Frankenstein bijvoorbeeld, vol citaten uit de manifesten van Antonin Artaud. Of een collage en montage van fysieke toneelspelersoefeningen en groteske performances, Mysteries and smaller pieces.
Ze speelden ook repertoire. De Antigone van Hölderlin in de bewerking van Brecht. Of Jean Genets De meiden in een jongensbezetting. Hun spectaculaire, provocerende en scandaleuze (veel naakt!) voorstelling Paradise Now (1968, nooit in Nederland gespeeld) maakte furore in Parijs, Genève, Rome, New York (Brooklyn Academy) en Berlijn (Sportpalast). Én tijdens het zomerfestival in Avignon, waar de burgemeester de voorstelling verbood en zo in een frontale botsing kwam met de festivalorganisatie en alle optredende kunstenaars.
Na de dood van Julian Beck in 1985 zette Judith Malina de groep voort als een theatrale, verre voorloper van de Occupy-beweging. De Berlijnse filmers Karin Kasper en Dirk Szuszies maakten in 2006 een documentaire over de geschiedenis en de invloed van ‘the Living’ onder de titel Resist – the Art of the Resistance.
In dat jaar kwam Judith Malina naar de première in Berlijn en discussieerde daar met regisseur Christoph Schlingensief (1960-2010) en dramaturg Matthias Lilienthal (de oprichter van HAU in Berlijn en de opvolger van Johan Simons in München) over theater en anarchie. Ze was in alles nog altijd de radicaalste. In 2012 publiceerde ze haar dagboeken en herinneringen als een hommage aan haar leraar, onder de titel The Piscator Notebook. In het voorwoord schreef de oprichter van het Open Theater, Richard Schechner: ‘Judith Malina is onvermoeibaar, niet te stoppen, ze barst nog van de ideeën. Ze is long-living, long-working, optimistisch en in dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw een wilde meid met de allure van een wijze vrouw.’
Judith Malina stierf op 10 april 2015 in New York. Ze is 88 jaar geworden.