Afgelopen maart opende het festival Something Raw in Amsterdam met de indringende performance #negrophobia van de Nigeriaans-Amerikaanse kunstenaar Jaamil Olawale Kosoko. Curator Lara Staal ging met hem in gesprek over racisme, inclusiviteit en de zwarte identiteit. ‘Een rechtvaardige wereld is alles waar ik naar zoek. Ik hoef er niet eens gelukkig in te zijn.’

Door Lara Staal, foto Dajana Lothert

Als openingsvoorstelling van Something Raw 2017 nodigden co-curator Lisa Wiegel en ik de voorstelling #negrophobia uit van de veelzijdige Nigeriaans-Amerikaanse kunstenaar Jaamil Olawale Kosoko, een voorstelling met een grote urgentie in deze tijd van Trump, Black Lives Matter en het opgelaaide anti-racismedebat in de VS maar zeker ook in Nederland.

De voorstelling is een performatieve aanklacht tegen de witte hegemonie, door Kosoko vakkundig in elkaar gezet. De frontale publieksopstelling heeft hij opgebroken en het publiek is opgedeeld in vier groepen, met daardoorheen een diagonaal kruis waardoor de gangpaden als speelvlak fungeren. Foto’s en boeken liggen bezaaid over de vloer. Een zwart-witfilm toont brute arrestaties van zwarte mensen. In het midden staat een altaar. Model en transgender IMMA/MES, een persoonlijkheid in het nachtleven van het Verenigd Koninkrijk, komt halfnaakt op hoge hakken de gangpaden in gelopen. De dj, voorzien van blonde pruik, draait opzwepende muziek. Terwijl IMMA/MES de toeschouwers haar elastische lichaam showt, zien we op een groot scherm Jaamil Olawale Kosoko zijn opgang naar het toneel maken. Hij is uitgedost in een goudkleurige legging, zonnebril, muts en gouden ketting. IMMA/MES filmt hem vanaf dat moment de gehele voorstelling met haar mobiele telefoon.

In de voorstelling draait alles om pijn. In reactie op de gewelddadige dood van zijn broer onderzoekt Kosoko de kwetsbare positie van Afrikaans-Amerikaanse mannen. Zijn openingsmonoloog is innemend en intiem, maar daarna staat ons vooral veel geweld te wachten. In rap, poetry slam, videobeelden, geluidsfragmenten van Nina Simone en harde muziek wordt het witte publiek aangeklaagd. Ontsnappen is onmogelijk. Iedereen zal de confrontatie met de systematische uitsluiting van de zwarte gemeenschap moeten aangaan en zichzelf moeten afvragen in hoeverre hij daar medeverantwoordelijk voor is.

Op 7 maart, de middag voor de voorstelling, spreek ik curator, producer, dichter en kunstenaar Kosoko, overgevlogen uit Detroit, Michigan (VS) – een scherpe denker met een grote artistieke geest. We spreken uitvoerig over #negrophobia, zwarte identiteit, verscheidenheid, inclusiviteit en de huidige situatie in de Verenigde Staten.

Hoe is #negrophobia ontstaan?

‘De voorstelling kwam op natuurlijke wijze voort uit de rotzooi die mijn leven toen was. Niet alleen op persoonlijk vlak, ook vanwege de politieke omstandigheden. Black Lives Matter, de dood van mijn broer, het verliezen van mijn baan; het kwam allemaal samen.

Ik zoek altijd al mijn toevlucht in mijn werk. Dat is voor mij een van de mooie dingen aan het kunstenaarschap; de wereld kan mij of mijn huid weigeren, maar ik zal altijd in mijn werk terecht kunnen. Daar bepaal ík namelijk wie ik binnen laat. Op heel natuurlijke wijze werden Jeremy Toussaint-Baptiste (componist en mediaontwerper, red.) en IMMA deel van het project. Ik zou dit werk twee keer presenteren in New York en had nooit gedacht dat het twee jaar zou blijven spelen.

Er zit een soort rol-omdraaiing in het werk. Toeschouwers zouden kunnen denken dat zij getuigen zijn, maar eigenlijk zijn zij degenen die onder toezicht staan. Zo worden ze geconfronteerd met hun eigen vooroordelen ten aanzien van alle identiteiten die IMMA representeert. Ze zijn letterlijk gedwongen naar zichzelf te kijken; #negrophobia is zo opgezet dat iedereen naar elkaar kijkt. IMMA functioneert als een soort filter waar we het werk doorheen zien. Wat betekent het om de wereld te zien vanuit het perspectief van een zwarte transgender – misschien wel de meest riskante positie die je in Amerika kunt hebben?

Eigenlijk is #negrophobia gewoon een zeventig minuten durende lecture-performance. We hebben een verscheidenheid aan vormen gecreëerd alsof we wilden verbergen dat het eigenlijk een lezing is. Er is dans, muziek, er zijn beeldende elementen, alle theatrale tekens zijn aanwezig. Maar het is onmogelijk de voorstelling te verlaten zonder het gevoel te hebben dat je iets geleerd hebt. Dit idee van onderwijs en vooral van de productie van zwarte kennis voelt extreem essentieel op dit moment. We hebben het over een volk dat systematisch in de laagste sociale klasse is geplaatst en nog steeds in staat blijkt blijdschap te delen en internationale invloed uit te oefenen, van hiphop tot beeldende kunst.

Uiteindelijke beschikken we allemaal over intersectionele identiteiten – we staan allemaal ergens anders op de assen van ras, gender, seksualiteit, klasse. Het gaat erom ons daar bewust van te worden. Ik denk dat we iets kunnen leren van de mensen die deze intersectionaliteit heel expliciet dragen, zonder over het privilege te beschikken ze te kunnen verbergen.’

Spelen thema’s als intersectionaliteit, vooroordelen en de productie van zwarte kennis altijd al een belangrijke rol in je werk?

‘Mijn projecten dragen titels als Revenge on the New Negro, Black Male Revisited, Imaging Justice for the Dark Divine. Dus ja, ik heb me altijd met deze thema’s beziggehouden. Mijn eerste artistieke avontuur was een project dat ik The Night Dances noemde. Ik stond in de studio en deed alle lichten uit. Ik zette de infrarode nachtstand van de camera aan en registreerde mijzelf urenlang dansend. Ik beschikte toen nog niet over de taal om een gesprek met mezelf te beginnen over wat ik dacht, maakte en uitte. Maar ik was al duidelijk de complexiteit van de zwarte identiteit aan het onderzoeken, ik was bezig met de vraag wat het betekent om wel of niet gezien te worden.

Racisme is diepgeworteld in de Amerikaanse cultuur. Ik ging naar school met voornamelijk witte liberalen, ik was haast gedwongen om een toevlucht te vinden. Ik zocht een ruimte waar ik over mezelf kon leren, kon uitzoeken hoe ik mijn zwartheid wilde performen. Uiteindelijk performen we allemaal, op een of andere manier.

Een rechtvaardige wereld is alles waar ik naar zoek. Ik hoef er niet eens per se gelukkig in te zijn. Soms vraag ik me af in wat voor wereld mensen zeven generaties na ons zullen leven. Ik denk dat we daar veel te weinig over nadenken. Ik ben heel, heel bezorgd over onze achter-achterkleinkinderen.’

Kun je iets zeggen over de verschillende rollen die je binnen je werk inneemt? Je bent dichter, schrijver, docent, performancekunstenaar, curator. Hoe staan al die rollen met elkaar in verband?

‘Ik heb hard gewerkt om mezelf mijn eigen verscheidenheid toe te staan. We worden allemaal aangemoedigd onszelf te verdelen. “Je kunt maar één ding goed doen.” Ik heb nooit begrepen waarom ik mijzelf niet zou kunnen vormgeven in al mijn complexiteit. #negrophobia vormt interessant genoeg zo’n plek van multipliciteit: het is een levend archief, een rouwplek, een digitale hub waar verschillende vormen van kennis worden gecreëerd, een slagveld, een seance … Zoals ik zoveel dingen ben en we allemaal zoveel dingen zijn. Ik denk dat er iets te zeggen valt voor hoe zwartheid ruimte kan creëren voor verscheidenheid.’

In de VS zien we Black Lives Matter en protesten tegen politiegeweld jegens zwarte mensen. In Nederland lijken we ons in een tweede antiracismegolf te bevinden, met een discussie over zwarte piet en documentaires als Wit is ook een kleur van Sunny Bergman. De noodzaak om te spreken over racisme en uitsluiting is groot. Hoe kunnen wij als kunstenveld deze emancipatoire bewegingen steunen?

‘Het is een gelaagd, complex probleem. In de kern gaat het erom hoe we verschillende modi van inclusiviteit creëren. Het gaat erom ruimtes vorm te geven waar we allemaal onze multipliciteit kunnen erkennen. Op het moment dat we empathie ontwikkelen, openen onze werelden; dan kan ik iedereen zien en niet alleen degenen die op mij lijken. Het gaat er ook om een meer feministische attitude te ontwikkelen ten aanzien van macht, ecologie en ruimten van inclusiviteit.

Ik denk dat een artistiek huis moet weten op welke manieren het zich kan engageren met de samenleving. Het is niet alleen een plek van presentatie; het heeft een historische relevantie, het houdt een archief bij van iedereen die door de deuren komt; kunstenaars, publiek, gemeenschappen. Het heeft iets te maken met hoe we het volledige spectrum van onszelf kunnen uiten. Dat kan niet in een vacuüm. We moeten met gelijkgestemden zijn en als ze niet gelijkgestemd zijn, dan moeten we hen onderwijzen, zelfs als ze niet van gedachten veranderen. Want dan hebben we ten minste geoefend in inclusiviteit. Historisch gezien heeft er een operatie van verdeling plaatsgevonden. We moeten dat paradigma veranderen. Het moet een paradigma van inclusiviteit voor alle mensen worden.’

In veel debatten wordt het probleem van ‘te wit publiek’ behandeld. Hoe ga jij zelf om met dat vraagstuk?

‘Ik realiseer me dat als ik als curator met instituten werk, ik altijd de infiltrator ben. Het is vaak mijn rol om een instituut binnen te stappen en een programma te maken waarin met name zwarte, bruine en minderheidsgemeenschappen centraal gezet worden. Mijn vraag is dan vaak: hoe trek ik mensen van wie ik weet dat ze wel om dit werk maar niet om deze plek geven? Mensen die geen zier geven om de Bushwick Starr in Brooklyn maar wel om ‘Imaging Justice for the Dark Divine’. Ik moet iets teweegbrengen waardoor zo’n plek voor mensen de moeite waard wordt om ernaartoe te gaan, want 80 tot 90 procent is er nog nooit geweest. Het is moeilijk ergens naartoe te gaan waar je jezelf niet gereflecteerd ziet. Je wilt je welkom voelen. Maar hoe creëer je zo’n inclusieve uitnodiging? Dat is een vraag voor de curator; die is immers verantwoordelijk voor de zorg voor het publiek, de kunstenaars, de theaters, de samenleving. De uitnodiging moet zeggen: “Jij bent welkom hier, we willen jouw stem en mensen zoals jij in het centrum plaatsen.” Vaak moet je daar heel expliciet over zijn.

Ik denk dat de manier waarop je met zwarte mensen communiceert anders is dan de manier waarop je met witte mensen communiceert. Hetzelfde geldt voor het communiceren met bepaalde klassen; als je 55 euro voor een kaartje vraagt, zal je een specifiek soort publiek trekken. Er zijn zoveel manieren waarop we over een inclusieve praktijk zouden moeten nadenken. Het moment waarop bezoekers over de drempel stappen bijvoorbeeld; worden ze dan goed behandeld? Geef je ze een reden om terug te komen?’

Er is een grote vraag naar #negrophobia. Plots ben je een succesvol internationaal kunstenaar geworden, terwijl je het werk oorspronkelijk voor twee toonmomenten hebt gemaakt. Kun je die grote belangstelling verklaren, en hoe ga je ermee om?

‘Ik probeer nog steeds grip te krijgen op wat het betekent #negrophobia in de markt te zien opereren, vooral als zwarte queer-kunstenaar. Hoe moet ik een prijs aan mezelf en dit werk hangen? Ik worstel daar vooral mee in relatie tot zwarte performativiteit voor een voornamelijk wit publiek. Maar ik realiseer me dan ook weer dat ik een infiltrator ben en dat het vanuit dat perspectief eigenlijk heel logisch is dat mijn werk ook in de witte verbeeldingsruimte fungeert.

Mijn vriend M. Lamar, een radicale componist die voor opera, metal, performances et cetera werkt, spreekt over “supernegers”. Sommigen van ons zijn in staat een bepaalde positie te verkrijgen binnen de wereld van kunst en cultuur. Dat gaat gepaard met de verantwoordelijkheid om te onderwijzen en in de frontlinie te staan. Het is een cadeau dat ik heel serieus neem en waar ik goed mee wil omgaan. Daarom probeer ik ook interviews te geven en mensen te ontmoeten; dat helpt om het werk te contextualiseren. Maar opnieuw: #negrophobia is een lezing, het is bedoeld om te onderwijzen. Vooral om witte mensen te onderwijzen. Heel expliciet.’

Betekent dat een einde aan je wens om divers en gekleurd publiek te trekken?

‘Ik hou ervan een bontgekleurde groep van jonge transgenders in het publiek te zien. Terwijl ik aan het onderwijzen ben, probeer ik ook een bepaalde identiteit naar voren te schuiven die in de historie voortdurend benadeeld is. Het is dus heel erg een werk voor ons zwarte mensen. Alles wat ik maak is zwart werk. Ik probeer dat op geen enkele manier te verbergen. Maar ik wil ook een ingang creëren voor mensen die niet op dezelfde golflengte zitten, die niet hetzelfde lichaam hebben als ik. En ik denk dat dat misschien de aantrekkingskracht verklaart, want ik doe er mijn best voor dat het werk begrepen wordt.’

Hoe ziet je toekomst eruit?

‘Op dit moment ben ik bezig met een nieuw werk, Séancers & The Jigaboo King: An American Lyric, waarin ik heel trouw blijf aan mijn interesses. Ik heb ook een nieuwe positie als kunstlector aan de Princeton University. Ik ben een grote theorie-nerd. Theorie werkt als medicijn voor mij. Dankzij theorie kan ik mijzelf en de wereld contextualiseren en begrijpen. Deze positie is een geweldige kans die me ook zal helpen mezelf de komende jaren te onderhouden.

Mijn praktijk zal altijd verscheiden blijven. Ik kan geen duidelijke grenzen trekken tussen mijn werk, mijn positie als docent en mijn praktijk als curator. Ik zie mezelf bijna als een curator van inhoud binnen de performatieve ruimte. Ook in #negrophobia zie je dat: de muren zijn naar beneden gevallen. Al het werk is op de vloer terechtgekomen. De Europese manier van kijken, het proscenium is volledig ontregeld en gedeconstrueerd. Alle mensen ziet elkaar terwijl ze tegelijkertijd naar het werk kijken.’

Tot slot: hoe kijk je naar de actuele ontwikkelingen in de VS, hoe is het om te leven op een plek waar Black Lives Matter en Trump naast elkaar bestaan?

‘Als het fenomeen Obama niet had bestaan, dan zouden we het fenomeen Trump nu niet hebben. Op een rare manier heeft het een tot het ander geleid. Die samenkomst van onwetendheid, kapitalisme en populariteit is totaal onacceptabel en niet normaal. Maar ik hang een soort acceleratie-ideologie aan: als we een Trump nodig hebben om de linkse vleugel te activeren, om mensen – met name witte liberalen – de straat op te krijgen om te protesteren en zichzelf in de frontlinie te plaatsen, dan is het misschien nodig dat dit gebeurt. De Womens March had niet plaatsgevonden zonder deze verschrikking. Dus laat het dan zo maar zijn, het heeft veel mensen uit hun sluimer wakker geschud. Iedereen is ineens actief binnen de lokale overheid. Er is een verschuiving gaande, er wordt een ander soort gesprek gevoerd. Tegenwoordig kan ik geen ruimte binnenstappen zonder in een of ander gepolitiseerd gesprek te raken. Het thema ligt op ieders tong op een manier die ik niet eerder heb meegemaakt. Voor lange tijd voelde het alsof ik de enige was die over dit soort dingen nadacht. Nu is dat niet meer zo. Dat is heel verfrissend. Ik voel me een stuk minder alleen.’

Dossiers

Diversiteit
Theatermaker zomer 2017