The Young Vic is een relatief klein, artistiek gerenommeerd theater in hartje Londen. Directeur is de in Zuid-Afrika geboren toneelschrijver en regisseur David Lan. Hij werkt zowel in de wijken aan communityprojecten als op het hoogste politieke niveau aan draagvlak voor de kunsten. Ellen Walraven bewondert deze Britse collega en zocht hem op. ‘Het heeft geen zin om het publiek je waarden te vertellen. Die moeten ze voelen in hoe ze behandeld worden.’
Door Ellen Walraven, foto Simon Annand
The Young Vic ligt in hartje Londen, ten zuiden van de Thames. David Lan is artistiek directeur sinds 2000. Ik zag hem voor het eerst aan het werk tijdens een bijeenkomst van ‘What Next?’,
een beweging van kunstenaars en instellingen die in 2012 in Londen werd opgericht en inmiddels bezig is om in het hele Verenigd Koninkrijk culturele allianties te smeden. In Londen komt men wekelijks een uur samen en spreekt over ‘kunstzaken’ die instelling-overschrijdend zijn. Judith Knight, directeur van het bijzondere productiehuis ArtsAdmin (partner van de Rotterdamse Schouwburg in het Europese netwerk Imagine 2020) nam me op een vroege woensdagochtend mee. In een afgeladen vergaderzaaltje in de Young Vic bespraken directies en kunstenaars hoe de kunsten meer divers konden worden en bogen ze zich over de uitkomsten van het rapport van de Warwick Commission. Op de gang stonden vertegenwoordigers van The Guardian en de BBC en leverden vanaf daar hun bijdrage. Het waren gesprekken op het hoogste niveau, en ook nog eens pragmatisch. Ik sprak nog weken over deze gebeurtenis en stopte de link naar het Warwick Report in ieders mailbox.
Daarna dook de naam van David Lan weer op rondom het succes van View from a Bridge, de voorstelling die Ivo van Hove produceerde met de Young Vic. Intussen waren educatiemedewerkers van de Rotterdamse Schouwburg, het Ro theater, Productiehuis Rotterdam en Wunderbaum naar Londen afgereisd om onder andere meer te leren van het Taking Part Department van de Young Vic. Zij kwamen wild enthousiast terug.
Het kon niet anders dan dat ik deze man een keer moest spreken. Op een middernachtelijke mail reageerde hij binnen een half uur. Hij had nog anderhalf uur beschikbaar op 27 oktober om vijf uur ’s middags.
Een écht gesprek
Allereerst wilde ik weten hoe hij het klaarspeelt om zowel jonge én gevestigde regisseurs en een intensief outreach educatief project te verbinden. Wat is de onderliggende gedachte, hoe verbind je dat alles? Anders gezegd: wat is het grote idee, de dramaturgie, achter het beleid?
Lan: ‘Wat de Young Vic doet is echt specifiek, en ik zou nooit durven zeggen dat het als een model voor anderen zou moeten gelden. Het is voortgekomen uit bepaalde historische omstandigheden en het is erg persoonlijk. Van belang is dat The Young Vic een specifieke schaal heeft, niet te groot en niet te klein. Er zijn drie zalen voor 420, 150 en 65 man. Daar kan ik met ons team van vijftig fulltime medewerkers doen wat ik wil, er is geen formule of vast patroon. Onze opdracht is om een gesprek te creëren, of om mensen in staat te stellen dat gesprek te voeren. Mensen van allerlei verschillende achtergronden met verschillende ervaringen en talenten, maar ook kunstenaars, toeschouwers, bezoekers van ons café, bewoners van onze straat, onze wijk en wie we ook maar kunnen bereiken in de stad.
‘Daarom is een van de criteria waarop ik mijn beslissingen baseer dat het gesprek écht moet zijn. Het gaat om mensen die werken met mensen. Mensen die spreken met mensen. De consequentie daarvan is dat alles wat we doen dezelfde behandeling krijgt, hetzelfde gewicht, of het nu op het grote toneel staat of op het kleine, of het nu met studenten of scholen of non-professionals is. We streven in alles naar dezelfde hoge status. Omdat het altijd gaat om kunstenaars en publiek, en mijn grote interesse gaat uit naar wat er gebeurt als zij elkaar ontmoeten.
‘Iedereen die hier werkt probeert zich tot deze zelfde menselijke waarden te verhouden. Dat is het perspectief waarvanuit alles begint. De kwaliteit van de koffie moet goed zijn, het eten, het gebouw moet goed onderhouden zijn, de foto’s aan de wanden mooi. In alles moet duidelijk worden dat het gaat om het beste ervaring; in het werk of in de ontmoeting. Dit impliceert een relatie van generositeit, van plezier en van intelligentie. Dit doen we via het theater, omdat dit ons vak is. Het is maar een van de vele manieren die de mens tot mens maakt.
‘Van groot belang is dat alles van een hoge kwaliteit is. Kwaliteit lijkt soms een betekenisloze frase maar voor mij wil het zeggen dat het moet leiden tot een diepe ervaring: het moet een relatie aangaan met iets complex in het leven van de toeschouwer. Licht of zwaar, tragisch of komisch, dat kan allemaal, als het maar diréct tot het publiek spreekt.
‘Dit is ons onlangs gelukt bij Measure for Measure. Want ook al ben ik geïnteresseerd in het verleden, het moet over het nú gaan, en een directe relatie aangaan met het publiek. En het is altijd gokken of je daaruit komt. Of je de juiste mensen kiest, wie het regisseert.
‘Bij al onze producties gaat het erom dat de regisseur, beginnend of ervaren, een kans krijgt die hij niet eerder kreeg. Bij Ivo van Hove was dat het werken met Engelse acteurs. Hetzelfde gold voor Patrice Chéreau. De stelregel is de vraag: “What is the next thing for you?” Mensen moeten een sprong maken in het duister. Durven springen. Wij zullen volgen, of je vangen. Maar doe wat je nog niet kunt; herhaal jezelf niet. Dat is de idee, en die creëert veel energie. En die uitdaging snapt onze gehele ploeg.’
Dynamisch gebouw
Ik vraag of de waarden die ten grondslag liggen aan deze werkwijze niet veel meer aan de oppervlakte zouden moeten komen. Zou de kunst en het theater niet veel stelliger moeten communiceren dat het in de kunst gaat om kwaliteit die niet zonder complexiteit kan, over risico’s nemen, over het collectief, het hier en nu, over hoe we de publieke ruimte vieren, et cetera? Zouden we die eigenschappen niet meer moeten delen?
Lan: ‘Als ik met het publiek of de pers praat, dan heb ik het over de stukken, de titels en de regisseurs. Met professionals en financiers kun je praten over wat je waarden zijn. Niet met het publiek. Het heeft geen zin om hun die te vertellen, die moeten ze voelen in hoe ze behandeld worden, en via het gebouw. Wat we bijvoorbeeld doen is de inrichting steeds weer veranderen, waardoor het gebouw levend wordt. De makers nemen daardoor ook expliciet verantwoordelijkheid voor de relatie met het publiek en de voorstelling. En voor publiek dat hier eerder geweest is, blijft het gebouw dynamisch. We zijn het tegenovergestelde van de bioscoop die overal ter wereld altijd hetzelfde is. De essentie is dat de ervaring memorabel moet zijn, levend, in het moment, en het publiek moet zich vrij voelen om de complexe ervaring aan te gaan.’
Verbinden
Maar hoe verhoudt zich deze puur artistieke werking tot het Lans verlangen om zich te verbinden met nieuwe en diverse publieksgroepen?
Lan: ‘Van het grootste belang is dat dankzij onze Taking Part- afdeling het publiek verandert; de mensen met wie we werken en voorstellingen maken worden publiek en zo verandert geleidelijk de samenstelling. Om te zorgen dat deelnemers blijven komen, bieden we 10 procent van onze plaatsen gratis aan, vanaf dag één dat de verkoop begint. De voorstellingen die we via Taking Part met gemeenschappen (van ex-gedetineerden tot tienermoeders) maken, hoeven thematisch niet verbonden te zijn met de producties. Maar meestal is er wel een relatie. Een heel mooi voorbeeld is Happy Days van Beckett. Vorig jaar had mijn team het briljante idee om aan de slag te gaan met (mantel)zorgers, met mensen die net als Winnie thuis vast zitten. We vonden fondsen waardoor we voor deze mensen professionals inhuurden die hun zorgtaken overnamen, waardoor zij tijd hadden om met onze acteurs te werken. Ze kwamen naar de productie en beleefden die zowel vanuit hun eigen, als uit een ander, meer kunst-perspectief.
‘Ik houd trouwens niet van het woord community. Veel mensen gebruiken het om iets te omschrijven wat er vaak niet echt is, namelijk: verantwoordelijkheid voor elkaar nemen. Ik houd van het begrip “wijk”. Het is praktisch: we werken met deze mensen omdat ze in deze wijk wonen en het dezelfde wijk is waar ons theater staat. Dat is concreet. Maar misschien is er ook een community, een tijdelijke gemeenschap, namelijk die elke avond tijdens de voorstelling ontstaat.
‘Verbinden doen we niet alleen met de wijk maar ook – en dat is voor Londen ongebruikelijk – met veel andere theaters en operahuizen. We coproduceren met The English National Opera, The Royal Court, The Royal Operahouse en met theaters in Manchester Birmingham, en er zijn internationale partners in bijvoorbeeld Parijs, Wenen, IJsland, Zuid-Afrika et cetera. Bijna alles wat we hier maken is een productie of een coproductie. Misschien tonen we een keer per jaar iets wat we niet zelf gemaakt hebben. En weet: bij een coproductie is de betrokkenheid anders. Bijvoorbeeld bij Peter Brooks volgende voorstelling is die gering, maar in andere gevallen zijn we leidend. Dat zijn we trouwens graag; op de een of andere manier moet ons DNA erin zitten.’
Geen hiërarchie
Ten slotte het cultuurpolitieke systeem: hoe vrij voelt Lan zich? En welke impact wil hij hebben met What Next?, de beweging van culturele instellingen die overal in het Verenigd Koninkrijk over de waarden van de kunst in gesprek lijkt te zijn?
Lan: ‘Als ik wegga, ooit, dan verandert dit huis totaal. Het moet veranderen en ik moet nu de vrijheid hebben om het naar mijn hand te zetten. Ik heb ook geluk. Ik kan me vrij voelen, maar vanuit een ander perspectief ben ik dat misschien niet … Hoe vrij ik werkelijk ben, dat weet ik niet. Maar wat ik wil doen, wordt door het cultuurpolitieke systeem ondersteund, misschien niet in die mate waarin ik zou willen, maar toch.
‘Of ze me nu wel of niet geld geven, ze snappen wat we doen: namelijk de waarden waarover we het net hadden naar voren schuiven. Neem Measure for Measure: dit wordt op zo’n manier geënsceneerd dat iedereen het moet kunnen begrijpen, en wel omdat het vierhonderd jaar geleden zo is geschreven. We hebben het niet versimpeld. We hebben de diepte weten te vinden en die brengen we naar het nu. Vierhonderd jaar geleden is dus niets, we zijn als het ware samen met de mensen van toen. Het is onvoorstelbaar en ik zou bijna over een community spreken die gevormd wordt door een ervaring die mensen die vierhonderd jaar geleden overleden zijn, verbindt met ons. Breng deze gedachtegang en dat wat het systeem wil samen, en dan kunnen we elkaar vinden.
‘What Next? begon door een gesprek tussen mij en mijn collega Nicola Thorold van The Roundhouse. Toen er een nieuwe conservatieve regering aantrad, wisten we dat er bezuinigd zou worden op de publieke uitgaven en riepen we iedereen samen. De timing was perfect, het klimaat was nog niet echt verslechterd, het was nog niet ieder voor zich. Er waren twee uitgangspunten. Het moest een samenwerking zijn van grote en kleine instellingen: we zijn allemaal gelijk. En iedereen die zou spreken voor het idee moest publiek of deelnemer zijn en niet afkomstig zijn uit de instellingen zelf. We geloofden niet langer in het ouderwetse systeem zoals vertegenwoordigd door de National Campaign for the Arts, waar je 250 pond lidmaatschap betaalt voor een vertegenwoordiger die het mag oplossen. Erg ineffectief als diegene geen genie is. Daarbij: we praatten via dat bureau en niet met elkaar. Daarom wilden we gelijkheid, geen hiërarchie. What Next? is een beweging, geen organisatie. Maar het is ook een feit dat het een kleine club is die het trekt, voorheen was ik dat, en nu Alistair Spalding van Saddlers Wells.
‘Als ik het voorzit is de focus: wat gaan we doen? Wat gaan we nú doen? En als we het nu niet weten, wie gaat het dan voorbereiden?
Labour verloor maar we hebben vaak samengewerkt en veel argumenten van de Warwick Commission zijn overgenomen; andere politieke partijen waren minder geïnteresseerd. Tegelijkertijd denk ik dat het in zekere zin ook niet goed was, want we zochten naar het hoogste niveau van eensgezindheid met de politiek. Alleen: het niet eens zijn, het oppositie voeren is evenzeer noodzakelijk. Wanneer zeg je “stop”?
‘In alles moet je de dialectiek opzoeken. En dat moet te maken hebben met wat je wilt, met wat je wilt bereiken. Ik heb best ouderwetse ideeën. Zo verzet ik me tegen de notie van entertainment. Ik ben er niet in geïnteresseerd. Entertainment is een vlucht uit de werkelijkheid, en dat is niet ons werk. Ik wil ook niet praten over branding, ik wil het hebben over identiteit. En we verkopen noch producten, noch processen – ook al zo’n cliché: we maken dingen. En we moeten het niet als iets heiligs zien, iets wat los staat van het leven, maar als iets heel praktisch, al is de druk groot.
‘Ik ben net in New York geweest voor de voorstelling van Ivo. Die staat in een commercieel theater. Mensen kopen tickets en dat is de enige relatie die je met hen hebt. Je hebt geen enkel idee wie ze zijn. Ze komen en verdwijnen in de nacht. Wat geldt is: hoe duurder het kaartje, hoe meer het product of het goed waard is. Dat is echt anders dan bij ons. Er is geen intimiteit en ja, dan denk ik: ook al heb je met je publiek geen enkele relatie, dan moet je die wel creëren, al is het maar de illusie van nabijheid. That’s the big thing.’