Zijn de schouwburgen over tien jaar leeg? Dat zou zomaar kunnen, denkt Adelheid Roosen. De theatermaakster en docent aan de Amsterdamse Toneelschool en Kleinkunstacademie maakt al jaren baanbrekend theater. De leegloop van de theaters benadert ze niet als probleem, maar als creatieve mogelijkheid. Op naar de wijken, de buurthuizen in! Als de mensen niet naar het theater komen, brengt zij het theater wel naar de mensen.
Door Annet Veenstra, foto Cigdem Yuksel
We spreken elkaar op de zevende verdieping van de Stadsschouwburg Amsterdam, waar Toneelgroep Amsterdam gevestigd is. Op de vraag wie ze is, antwoordt ze dat ze zichzelf leert kennen door de echo die weerkaatst van anderen. In het leven word je soms getroffen door een zin of uitspraak. Het inzicht dat je daaruit opdoet, vertelt je iets over jezelf. Dat inzicht is niet door de ander gegeven, maar die kennis zit al in je en wordt in het gesprek wakker gekust, zo licht ze het toe. Het is bijna alsof ik met de vrouwelijke incarnatie van Plato in gesprek ben.
Welk inzicht is er bij jou gewekt?
‘Toen ik een documentaire maakte in Afrika werd ik getroffen door de uitspraak van een Afrikaanse mama: “Realiseer je je dat er altijd vier mensen zitten in een gesprek van twee? Jij, ik, degene die ik van jou maak en degene die jij van mij maakt.” Fokking hell, dacht ik. Dat is waar. Ons lichaam is evolutionair geprogrammeerd om bij een ontmoeting een snelle inschatting te maken: kan ik hem of haar naderen of loop ik gevaar? Dat heeft ook te maken met het herkennen van rassen. Als je instict besluit “ik ken dit niet”, dan duurt het veel langer voor je diegene durft te naderen. Toen ik begon te begrijpen dat dat mechanisme, die angst voor het vreemde, biologisch gestuurd is, vroeg ik me af of je die neiging dan ook zou kunnen negeren. We leven immers in een heel welvarend deel van de wereld.’
Maar er zijn ook reële bomaanslagen op vliegvelden. Je kunt toch niet van iedere burger verwachten dat hij zijn instincten voortdurend negeert?
‘Die hoef je ook niet te negeren. Een van mijn theatermakers, Melih Gençboyaci, ervoer het in Brussel. Hij werd steeds gecontroleerd en blanken niet. De man die hem controleerde, had maar één simpele zin hoeven zeggen: “Meneer, het spijt me heel erg, maar uw profiel komt overeen met dat van degene die hier toen die bom heeft geplaatst. Duizend keer excuses, maar ik moet u nog een keer ondervragen.” Je kunt léren om die natuurlijke afkeer van het vreemde te weerstaan en het gesprek wel aan te gaan. Dat vergt oefening. Het is precies als in het boek van Peter Sloterdijk: Je moet je leven veranderen. Jezelf herscheppen is een voortdurende exercitie. We hebben toch ook Grieks, Italiaans en Chinees leren eten? Sterker nog, dat zijn we gaan ervaren als lekker en misschien wel als lekkerder dan de Hollandse hutspot. Het lijkt me zo mooi als we dat met mensen ook leren. Zodat je door iedereen ondervraagd kunt worden en je daar niet meer van schrikt.’
Roosen vertelt dat ze geniet van wrijving in het leven. Het frustreert haar dat burgers vaak denken dat de overheid er is om alle obstakels voor ze weg te nemen. Je moet soms het conflict durven aangaan: ‘Zonder botsingen en frictie blijft er toch niets meer van je over dan een dunne darm? Dan ben je een slappe huid zonder enige weerstand.’
Wat is daarin het nut van theater?
‘Theater is een wonderschoon ritueel van de herhaling. Je maakt theater over de obstakels die mensen in het dagelijks leven ervaren. Als je een worsteling ondergaat, dan zitten er vaak emoties in de weg of de drang om gelijk te krijgen. Theater geeft de ruimte en vertraging voor zelfreflectie. Hé, denk je dan, dat heb ik met mijn eigen vrouw ook!’
Bovendien is theater een training in het aangaan van een gesprek. Daarmee lijkt Roosen vooral het eigen probleemoplossend vermogen te bedoelen. Dus het conflict soms durven opzoeken en je soms juist onthouden van een oordeel. ‘We hebben toch ook geleerd met computers om te gaan? En belastingformulieren in te vullen? Waarom zouden we ook niet kunnen leren het gesprek met de ander aan te gaan?’
Toen de theaterschoolaffaire in de openbaarheid kwam, waarbij enkele docenten van de Amsterdamse Toneelschool ervan werden beschuldigd verhoudingen met studenten te zijn aangegaan, koesterde Adelheid Roosen, zelf docent aan de opleiding en lid van de adviesraad van kerndocenten, het plan om alle aanklagers en aangeklaagden bij elkaar in één ruimte te brengen. ‘Daar konden ze dan georganiseerd een open gesprek met elkaar aangaan. Dat is immers wat wij theatermakers goed kunnen! Dat is wat wij doen! Het plan vond echter geen doorgang, ik stuitte op een aantal nee’s. Wel vond men het idee aantrekkelijk en besloot de Theaterschool zelf de openbaarheid in te stappen. Te beginnen met een interview met Ruut Weissman door Loek Zonneveld op 31 mei tijdens de halfmaandelijkse talkshow “Half zes” van de Theaterschool.’
Lag de grens tussen intimiteit en perversiteit op de theaterschool vroeger anders dan nu?
‘Ik ben als kind op mijn zevende zelf misbruikt, maar vind mijn oordeel over het onderwerp objectief. Ik reageer er namelijk niet emotiegestuurd op. Zelf hanteer ik de grens om nooit een relatie aan te gaan met een student. Maar ik heb er ook prachtige huwelijken uit zien voortkomen.’
Je zou nooit een relatie aangaan met een student, maar je durft bijvoorbeeld wel de hand van een van je theatermakers op je borst te leggen.
‘Dat is ook een volwassen man van achtendertig. Iedere speler heeft bepaalde gebieden waarop hij zich niet thuisvoelt. Als je daaraan toegeeft, dan ga je dingen uit de weg die je wel zou moeten kunnen aangaan als acteur. Anders kun je bepaalde rollen niet spelen. Hetzelfde geldt voor iedereen die voor de eerste keer een vrijscène doet. De een is bij nudisten opgegroeid en heeft na twee minuten zijn kleren al uit, de ander doet een naaktrol van zijn levensdagen niet.’
Hoe ver mag je daarin gaan als regisseur?
‘Ik heb nooit iets hoeven forceren. Maar binnen de repetitieruimte geldt wel dat je een bepaalde intimiteit moet kunnen aangaan. Acteurs begrijpen heel goed: een vraag of opdracht kan naar eigen beleving onder de gordel zijn, maar soms moet je nu eenmaal ergens op trappen om een ander uit z’n groef te krijgen. De intimiteit van de repetitieruimte wordt ook goed beschermd. Daarom zijn er ook zelden toeschouwers bij. Het is geen verboden gebied, maar de toeschouwer moet dat spel wel kunnen snappen.’
Geeft het theaterveld, met zijn imago als doorbreker van vaste patronen, op dit moment wel het goede voorbeeld? Theaterfestivaldirecteur Jeffrey Meulman schreef onlangs over de angst onder theatermakers om openlijk kritiek te leveren op elkaars werk, publicist Marijn Lems schreef over monopolieposities en belangenverstrengeling waarover niemand in het veld zich hardop durft uit te spreken.
‘Je bedoelt zoals ook de bank van ooit most trustable building nu een aura heeft gekregen van corruptie? Absoluut. Belangenverstrengelingen, macht, oneigenlijke bewegingen…’ Roosen laat een lange stilte vallen. ‘Ja, dat is bij ons ook aan de hand. Zoals in alle velden. Overal waar mensen met mensen werken, is er corruptie, macht en jaloezie. Niets menselijks is ons vreemd. Kun je dat veranderen? Dat weet ik niet, omdat dat een doorlopend gevecht is. Wereldwijd.’
Zou je van de kunstsector niet meer mogen verwachten? Zoals de leden van het koningshuis waar het hun publieke gedrag betreft aan strengere eisen worden onderworpen dan het gewone volk, zo zou de kunstsector, die het imago heeft aan te schoppen tegen de heersende orde en politieke spelletjes, zelf ook minder corrupt moeten zijn.
‘Die redenering is irreëel. Je kunstenaarschap wordt gedragen door je karakter, maar ís niet je karakter. Een geniale wiskundige is nog geen goede docent. Dat zijn twee talenten naast elkaar. Er moet geen verwarring bestaan tussen wat je kunstenaarschap is en wat je sociale intelligentie is. Maar ik deel het verlangen dat in die vraag ligt.’