Op 8 januari ging A Raisin in the Sun in première, de eerste Nederlandse uitvoering van de Afro-Amerikaanse Broadway-hit uit 1959. Het was de eerste productie van stichting Well Made Productions, waarmee theatermaker Samora Bergtop en zakelijk leider Ellen Tjon A Meeuw het gesprek over diversiteit in het theater nieuw leven willen inblazen. Bergtop: ‘Heel lang heb ik gedacht dat ik een soort gekkie was.’
Door Leonoor Bergen
Waarom wilde je A Raisin in the Sun naar Nederland halen?
‘Ik was op zoek naar verhalen die passen binnen mijn eigen referentiekader en die iets over mijn familie vertellen. Die verhalen vond ik niet in het repertoire dat we in Nederland spelen. Ik had mezelf bovendien de opdracht gegeven om te zoeken naar repertoire van niet-witte auteurs. Ik was nieuwsgierig of dat überhaupt bestond, juist in deze tijd waarin vaak gesproken wordt over de eigen stem van de zwarte gemeenschap. Al snel kwam ik uit bij het Angelsaksische repertoire. Ik las A Raisin in the Sun van Lorraine Hansberry, zo’n beetje het eerste stuk door een Afro-Amerikaanse schrijfster, met een bijna volledig Afro-Amerikaanse cast, dat een hit werd op Broadway. Ik dacht meteen: dit raakt aan zoveel dingen die ik nu om me heen zie. Ik herkende bovendien veel elementen uit mijn vaders familieverhaal.’
Je vader komt uit Suriname. Hoe verhoudt zijn verleden zich tot dit Afro-Amerikaanse familiedrama?
‘Mijn vader is in 1972 naar Nederland gekomen. Hij komt uit een heel grote familie en groeide op in armoede. Hij kwam naar Nederland om een beter leven op te bouwen. Hij wilde dat zijn gezin het beter zou krijgen dan hij vroeger. Dat betekende in zijn ogen meedoen, assimileren. Voor Suriname of de Surinaamse taal was geen plaats. Maar juist daardoor was het land in mijn jeugd altijd heel aanwezig. A Raisin in the Sun gaat over het streven van een zwarte familie naar een eigen plek in de samenleving. Ook zij willen vooruitgang. De personages zijn gegrepen door het beeld dat de buitenwereld op ze plakt en ze willen dat van zich afschudden.’
Je noemt dat stereotype beeld dat de buitenwereld op zwarte mensen plakt de ‘construction of blackness’. Wat bedoel je daarmee?
‘Vergelijk het met deze tijd. We zien een vluchteling en denken: die komt iets van ons halen. Die houding hebben we ook heel lang naar de nazaten van slaven gehad. Een stereotiep beeld van “de zwarte”. Lorraine Hansberry speelt met dit gegeven door van de zwarte personages in A Raisin in the Sun complexe karakters te maken in wie ieder van ons zich herkent. Tegelijkertijd brengt ze personages van buiten de familie in het stuk, die het stereotype denken over zwart en wit aan de orde stellen. Door die verschillende lagen biedt het stuk aanknopingspunten voor een gesprek over zwart-zijn in Europa.’
Je hebt ervoor gekozen om het stuk niet te bewerken. Ben je niet bang dat het gedateerd aandoet, of dat het te Amerikaans is voor het publiek in Nederland?
‘Die vraag krijg ik bijna altijd. Toneelgroep Amsterdam doet heel veel Angelsaksisch repertoire. Wordt Ivo van Hove ooit gevraagd of een Amerikaans verhaal hier zal aanslaan? Lorraine Hansberry is een tijdgenoot van Tennessee Williams. Die wordt hier wel veel gespeeld. Waarom spelen we A Raisin in the Sun dan niet, terwijl het zo’n tof stuk is over dat ingewikkelde vraagstuk van de multiculturele samenleving? De personages in A Raisin in the Sun zijn net zo universeel als die van Tsjechov. Daar ben ik voor gevallen. Toen ik het las, moest ik huilen om het personage Walter met al zijn ambities en tekortkomingen. Dat is mijn broer, mijn oom, mijn neef. A Raisin in the Sun is zo’n sterk en universeel verhaal. Dat kan alleen maar aan kracht verliezen door het te situeren in het Amsterdam Slotervaart of het Zuidoost van nu.’
Waarom denk je dat je die kritische vragen uit het veld krijgt?
‘Dit stuk raakt een gevoelige snaar in Nederland. Hier heerst het idee dat racisme iets Amerikaans is. Als je zegt dat je je uitgesloten voelt, dan zal de hele goegemeente zeggen: “Nee, want wij zijn kleurenblind.” Men denkt dat racisme iets uit het verleden is en nu worden we wakker geschud door de opkomende emancipatiebeweging. In die context moet je mijn keuze voor dit stuk ook zien.’
Wil je daarmee zeggen dat je je onderdeel voelt van die emancipatiebeweging?
‘Ja. Ik ben hier geboren en getogen, ik heb een witte, Nederlandse moeder. Ik wil zelf kunnen zeggen hoe de wereld op mij overkomt, wat ik daaraan wil verbeteren en onder welke voorwaarden. Er is hier in Nederland een dominante groep die mij kan vertellen hoe de dingen in elkaar zitten. Heel lang heb ik gedacht dat ik een soort gekkie was, of bozig, maar ik kom er langzamerhand achter dat dat niet zo is. Het is de kunst om een constructief gesprek over dit soort onderwerpen te beginnen. Dat was voor mij een van de redenen om Well Made Productions op te richten en dit drieluik te maken. Theater is mijn middel om het gesprek te voeren.’
Wat is dat drieluik?
‘In deze eeuw zijn twee spin-offs geschreven van A Raisin in the Sun: Clydebourne Park (2010) van Bruce Norris vertelt wat er vlak voor én vijftig jaar na de gebeurtenissen uit het stuk gebeurd is. Het gaat onder meer over gentrificatie. Het heeft de Pulitzer Price en de Tony Award gewonnen voor beste nieuwe toneelstuk. En Beneatha’s Place (2013) van Kwame Kwei-Arma is weer een reactie op de eerste twee stukken. Dat stuk gaat over de betekenis van zwart-zijn in een samenleving die wordt gedomineerd door witten. De drie stukken zijn in Amerika nu een paar keer gespeeld als drieluik, The Raisin Cycle. Dat zijn wij ook van plan. Als drieluik vormen ze een heel goed uitgangspunt om over onderwerpen als ras en burgerschap in de hedendaagse samenleving te praten.’
Hoe is het volgens jou met de Nederlandse theatersector gesteld als het over kleur gaat?
‘Het Nederlandse theater is een heel witte aangelegenheid. Dat is lang prima geweest, maar de maatschappij verandert en het theater moet daarin mee. Ik geloof in de kracht van het repertoire, maar ook daarin moet je je als Nederlands theater verhouden tot een bredere canon. Dat is nodig om nieuw publiek naar het theater te krijgen. Het gesprek hierover wordt ontweken door theaters en gezelschappen. Op een gegeven moment dacht ik: wie ben ik aan het overtuigen? Als het theater de plek is om verhalen te vertellen, dan kan ik dat ook gewoon gaan dóen. Met Well Made Productions eis ik mijn eigen ruimte op. Net als iedere andere theatermaker mag ik daarin op mijn bek gaan. Zonder dat er een vergrootglas op me wordt gelegd omdat ik als gekleurde maker nieuw repertoire breng.’
Ik kreeg uit de marketinguitingen voor de voorstelling het gevoel dat je je vooral op een zwart publiek concentreert. Heb je voor wat je met deze voorstelling beoogt niet juist een breed en gemêleerd publiek nodig?
‘Het is niet zo dat ik me alleen op zwarte doelgroepen richt. Tegelijkertijd zou het project echt niet geslaagd zijn als straks het hele witte establishment in mijn zaal zit. Het is een emancipatieverhaal over een gekleurd gezin. Voor mij is het heel belangrijk dat er gekleurd publiek komt kijken dat zich in dat verhaal herkent. Dat is nieuw theaterpubliek dat ik heel actief moet werven, want die mensen kennen de weg naar het theater vaak niet en zijn moeilijk te bereiken. Natuurlijk is ook ander publiek welkom. Dat vond ik juist zo mooi aan Oumi van Nasrdin Dchar en Mijn vader de expat van Abdelkarim El-Fassi: dat ze die voorstellingen als double-bill juist in een theater als Carré speelden. De samenstelling van het publiek was totaal anders dan bij andere voorstellingen in Carré. Dan krijgt zo’n statig theater swing en wordt het nog meer een plek van de maatschappij in verandering. Dat zou ik veel vaker willen zien. Ik denk dat ik met mijn voorstelling aan die ontwikkeling kan bijdragen.’
A Raisin in the Sun van Well Made Productions
6-7 februari, Bijlmer Parktheater Amsterdam
www.wellmadeproductions.nl