Theatercollectief Moeremans&Sons presenteert op Oerol het derde deel van de serie Crashtest Ibsen. Na drastische bewerkingen van Nora en Vijand van het volk maken regisseur Sarah Moeremans en schrijver Joachim Robbrecht nu een ‘meta-dramatische’ versie van Spoken. ‘De personages vragen zich eigenlijk de hele tijd af hoe ze echt “aan kunnen komen” in 2016.’
Door Sara van der Kooi, foto Anke Teunissen
In Crashtest Ibsen: ik zie spoken zijn personages geen verbeelding van mensen. Maar van wat dan wel?
Moeremans: ‘In alle voorstellingen uit de serie, dus ook in Crashtest Ibsen: ik zie spoken, trachten de personages te ontsnappen aan de naturalistische wetmatigheden waarmee de auteur hen de catastrofe in schrijft. Dus de personages emanciperen zich van het dramatische lot. De personages zijn figuren met een dramatisch bewustzijn, in de zin dat ze weten dat ze gevangenzitten in een plot, en in een bepaald denk-stramien. Het zijn geen meta-figuren die “erin en eruit” kunnen – zoals in de voorstellingen van Discordia – maar ze zijn zich wel bewust van hun drama. Ze zijn meta-dramatisch. Dat inzicht maakt hun situatie nog niet beter. Je kunt zelf bijvoorbeeld zeggen “ik heb aanleg voor depressie”, maar dat inzicht maakt nog niet dat je depressie overgaat.’
Zijn het dan ondoden?
Moeremans: ‘Ik zou zelf mijn personages nooit halfdoden noemen. Dat zijn zieke figuren uit een apocalyptische situatie en dat is hier helemaal niet aan de hand. Het belangrijkste voor mij is dat de personages geen representaties zijn van mensen van vlees en bloed, maar dat ze wereldbeelden vertegenwoordigen. Elk personage is dus eerder de personificatie van een politiek of moreel standpunt. Ik ben nooit op zoek naar mensen van vlees en bloed. Dat zijn we namelijk zelf al, dat hoeven we niet nog eens te tonen op toneel. Ik vind theater sowieso niet in de eerste plaats een medium voor een afspiegeling van de werkelijkheid. Daar zijn andere media beter geschikt voor. Dat is wel een groot verschil met Ibsen, die als documentairemaker avant la lettre in het theater werkte.
Ik ben geïnspireerd door de manier waarop Pirandello zijn personages vormgaf in Zes personages op zoek naar een auteur: zes personages gaan bij hun schepper op zoek naar zingeving – dat hebben we met Moeremans&Sons gebruikt als uitgangspunt voor de voorstelling Kill Your Character (2013). De personages in onze Crashtest Ibsen-serie verzetten zich juist tegen hun schepper en diens moraliteit.’
Robbrecht: ‘Voor mij is de essentie van de Crashtest Ibsen-voorstellingen dat de personages de acteurs kidnappen, in tegenstelling tot het Brechtiaanse toneel waarin de acteurs juist de personages kidnappen. Ik heb dan ook in de tekst opgenomen dat de personages de acteurs bezetten.’
Moeremans: ‘Ze zeggen letterlijk: “Het personage dat de actrice die ik ben bezet.”’
Robbrecht: ‘Dat was een conceptuele vondst van ons, maar het principe dat de personages heersen over de acteurs kwam bij Pirandello ook al voor, weliswaar met een andere invalshoek. De illusie wordt niet doorbroken maar opnieuw geïnstalleerd: de illusie als een andere ruimte, maar dan nu geladen met mogelijkheden in plaats van fatalisme.’
Wat is er zo inspirerend aan het werk van Ibsen?
Moeremans: ‘Eigenlijk wil ik het werk van Ibsen eren door het te “verkrachten”. Het is mateloos fascinerend dat de stukken van Ibsen met name in Nederland zo populair zijn. Hij is een moraalridder pur sang, terwijl het woord moralistisch een scheldwoord is in deze natie. Die combinatie vind ik interessant. Ik denk soms dat onze hedendaagse hekel aan moraal meer te maken heeft met een autoriteitsallergie dan dat het werkelijk over de moraal gaat. Ik heb als kunstenaar de behoefte om niet alleen een thema aan te kaarten, ik wil morele uitspraken doen. Ik wil het einde van die stukken veranderen: bij ons vertrekt Nora niet, ze stuurt haar man weg en daarna probeert ze een alternatieve kijk op de liefde te formuleren. Voor zoiets complex is het innemen van een moreel standpunt voorwaarde. Ik zie theater als een moreel laboratorium waar met gedachten over politiek en moraal geëxperimenteerd kan worden. Een paar jaar geleden bedacht ik het concept van Crashtest Ibsen, vanuit een fascinatie over de hoeveelheid opvoeringen, plus dat op alle flyers van al die Ibsen-voorstellingen staat dat het nog steeds razend actueel is. Dat vind ik bijzonder. Ik vraag me dan af of Ibsen honderdvijftig jaar vooruit kon kijken of dat we moreel gezien nog steeds in 1881 leven.’
Hoe helpen de personages uit Crashtest Ibsen om die vraag te beantwoorden?
Moeremans: ‘Door ze niet te behandelen als personage, maar als wereldbeeld. Het fenomeen moraal maakt op dit moment een interessante ontwikkeling door. Het is complex: de politiek is op dit moment zo gedepolitiseerd dat er weinig moreels aan te bespeuren valt. Maar morele standpunten zijn heel ingewikkeld om te bespreken en niet te bevechten. Kortom, de taalverzamelingen die de personages is Crashtest Ibsen zijn, zijn personificaties van politieke standpunten. Ze zijn allemaal honderdvijfendertig jaar oud – net zo oud als de tekst – en ze permitteren het zich om door de tijd te reizen. Daarbij vragen ze zich eigenlijk de hele tijd af hoe ze echt ‘aan kunnen komen’ in 2016. Hoe heeft onze moraal zich ontwikkeld in de laatste honderdvijfendertig jaar en wat blijft er dan nog van dit stuk over? Dat is binnen de eigen logica van het stuk heel consequent doorgevoerd: tegelijkertijd de reële Ibsen-tijd én de honderdvijfendertig jaar later.’
Robbrecht: ‘Ze kunnen niet sterven, want ze zijn nou eenmaal nooit geboren. Deze personages zijn echter geen zombies, eenvoudigweg vanwege het feit dat zombies niet praten.’ Moeremans: ‘Deze praten juist als Brugman.’
Robbrecht: ‘Ondoden zijn het in zekere zin wel. Wat onze tijd karakteriseert is dat we veel discoursen hebben die we gewoon napraten, zonder veel eigen input. Het idee van een authentieke ziel die zelf schrijft, is voorbij.’
Hebben wij dan geen authentieke ziel meer?
We zitten buiten op de stoep voor de repetitieruimte, en er loopt een verwarde, over financiële misstanden raaskallende man langs. Robbrecht lacht: ‘Kijk, die meneer doet het ook, hij orakelt en copy-pastet een discours wat hij elders heeft opgepikt. Een dodentaal, niet doorleefd, net als bij veel politici. In die zin is een deel van ons bestaan wel een schaduw van het dodenrijk en zijn wij in zekere zin misschien wel levende doden, inderdaad zonder authentieke ziel – misschien wel juist als we publiek zijn in het theater. Maar dat is ook goed, dat betekent ook de mogelijkheid al “copy-pastend” onze ziel zelf te scheppen.’
Moeremans: ‘Ik hoop geen voorstellingen te maken waar je een beetje stil van wordt, ik wil voorstellingen maken waar je discussiërend naar buiten komt. Geanimeerd. Gereanimeerd. Ik heb geen behoefte theater te maken dat tot contemplatie dwingt. Theater is voor mij een amorele, open ruimte die ik bezet; geen kerk, maar een marktplein. Het is de ruimte waar je morele experimenten kunt uitvoeren, waar je kunt oefenen in radicaliteit, zonder dat er meteen bloed hoeft te vloeien.’
Morele experimenten, dat klinkt alsof er grote veranderingen nodig zijn?
Moeremans: ‘Alle Crashtest Ibsen-voorstellingen hebben een ander einde dan het oorspronkelijke stuk. Ik wil het einde van Crashtest Ibsen: ik zie spoken nog niet verklappen, maar eigenlijk nemen we via Ibsen afscheid van het wereldbeeld dat hij representeert. Door zijn dramaturgie en psychologie te onderzoeken: is het werkelijk zo eenvoudig? Is Nora nog razend actueel? Ik hoop van niet en ik denk het niet, en toch is er veel publiek dat zich gretig in dat drama wil herkennen, want Ibsen presenteert een Playmobil-land: vrouwen zijn zus en mannen zijn zo en geld corrumpeert alles, dus crisis, catastrofe, einde… Ik denk dat het veel complexer is en daardoor veel spannender. Ibsen hekelt in Spoken hypocrisie en leugen en houdt een pleidooi voor waarheid en vrijheid. Maar wij zeggen: met die loze leus kun je nu niet meer aankomen. Wat wij wel interessant vonden, wat overblijft na de ‘crashtest’, is dat het stuk ook gelezen kan worden als een pleidooi voor passie en verspilling. Dat is wél ‘razend actueel’, want we worden wereldwijd om de oren geslagen met een zuinigheidsmoraal: broekriem aantrekken, less is more, geen prullaria, “Does this spark joy?”, zuinig aandoen, enzovoort. Eigenlijk is Crashtest Ibsen: ik zie spoken een pleidooi voor verspilling, tegen dat ascetische denken.’
Robbrecht: ‘Het is een moraal die op dit moment op verschillende niveaus in de maatschappij heerst en daar zetten wij een vraagteken bij. Het zuinige als de nieuwe weg voor iedereen? Dat is een grote leugen. Bijvoorbeeld op economisch vlak: de zuinigheid van de een is de weelde van de ander, meestal een kleinere bovenklasse. Bovendien vinden wij passie en vurigheid belangrijke elementen in het leven, die in de zuinigheidscultus ondergesneeuwd raken. Moeten we niet juist veel spilzuchtiger zijn in mentale en materiële zin, vragen de personages in Spoken zich af.’
Moeremans: ‘Met name ook vanwege het klakkeloos accepteren van de religie die zuinigheid heet. Tot in het ontwerp van het melkpak geldt: hoe soberder, hoe beter. Dat is toch een beetje oefenen voor de dood. Passie is een heel belangrijk element in Spoken.’
Crashtest Ibsen: ik zie spoken staat op Oerol onder de noemer Futopia. Wat houdt dat in?
Moeremans: ‘Vorig jaar maakten we op Oerol met Moeremans&Sons Tempopia, een tijdelijke utopische samenleving. Dit jaar doen we dat opnieuw, maar dit keer stellen we onze verhouding ten opzichte van de toekomst ter discussie. We staan in het bos bij Formerum en daar leven we als collectief nomadisch, in tenten. We organiseren de lunch voor het publiek en presenteren onderwijl Radio Futopia. Voor deze radio-uitzendingen volgen we een vaste methode: we nodigen een gast met een bepaald specialisme uit die wij vragen stellen over de toekomst van zijn of haar vakgebied: wat zou er wel of niet mogelijk zijn? We doen toekomstvoorspellingen en testen die uit op de gasten. Een ander onderdeel van Futopia is Postcards from the future, waarbij we op drie toeristische trekpleisters van Terschelling (denk aan de Brandaris) zwart-witfoto’s maken van de huidige situatie en vervolgens een voorbijganger vragen te voorspellen hoe die foto er over veertig jaar uit zal zien. Dat scenario tekenen we dan. En op die plek spelen we ook twee voorstellingen: ’s ochtends om elf uur Kill Your Character en ’s avonds Crashtest Ibsen: ik zie spoken.
Kill Your Character heeft deels dezelfde principes als de Crashtest Ibsen-serie, maar de personages hebben nog geen meta-perspectief. De voorstelling bestaat uit zes personages op zoek naar de vraag waarom het realistisch gerepresenteerde lijden zo populair is onder de mensen. Waarom willen we zo graag mensen zien die aan de drank zijn of niet in staat zijn tot communiceren?
Beide voorstellingen spelen op dezelfde locatie. Wat locatietheater betreft hebben we de instelling: wij bevlekken de omgeving, we laten ons niet door de sfeer van de omgeving meevoeren. Ik maak graag gebruik van ‘magic nature’: het ziet er prachtig uit, alsof we de natuur helemaal gerespecteerd hebben, maar gaandeweg de voorstelling zie je dat we van alles hebben ingebouwd onder de grond en in bomen en dus de omgeving ontzettend verkracht hebben. Zo kunnen we de grote tegenstelling tussen cultuur en natuur problematiseren, net zoals heel veel andere vanzelfsprekendheden.’