Als beginnend acteur dacht ik dat in het theater werken betekende: al repeterend van première naar première bewegen. Maar in werkelijkheid is mijn werk veel veelvormiger en chaotischer. Ontdekken hoe ik kán en wíl werken binnen dit veld, is een intensief en langdurig proces. Om daar meer grip op te krijgen ging ik met theaterwerkers in gesprek over hoe ze werken.

Danielle Wagenaar, regisseur, docent en dramaturg
‘Ik besta nu ook wanneer mijn gezelschap niet meer bestaat’

Ten eerste: het is heel ironisch is dat we dit interview houden terwijl jij eigenlijk ziek bent en we het nu gaan hebben over een gezonde werkpraktijk.
‘Een gezonde werkpraktijk hangt er ook vanaf. Geestelijk gezond of fysiek gezond? Voor mij is dat eerste belangrijker. En geestelijk gezond is voor mij: veel werken. Niet té veel maar… niet werken? Dat kan niet. Werk houdt me van de straat en uit mijn hoofd. Ik bén wel in mijn hoofd, maar het gaat dan niet over mij, dat is goed aan werken.’

Ik realiseerde me tijdens mijn eigen burn-out dat mensen echt niet gemaakt zijn om helemaal niks doen. Hoeveel werk is goed voor je?
‘Het duurde heel lang voordat ik wist wat ‘te druk’ was. Maar eigenlijk is te druk altijd alleen maar als ik dingen doe die ik niet vanuit mezelf wil. Dingenwaar ik niet 100 procent achter sta. Dáár word ik overspannen van, maar van hard werken niet.’

Wat voor werk doe je?
‘Ik heb 18 jaar lang een eigen groep gehad, Het Syndicaat. Toen dat stopte ben ik onder andere gaan werken als docent op de Artist Educator in Theatre opleiding op ArtEZ. Daar was ik begeleider, mentor van studenten en gaf ik allerlei verschillende lessen. Van lessen over jeugdtheater tot dramaturgische begeleiding bij het maken van voorstellingen. Naast mijn werk op ArtEZ schreef ik voorstellingen, deed ik dramaturgie en af en toe een regie of eindregie. Vanaf dit najaar ga ik dramaturgie doen, alléén dramaturgie, bij HNTjong. Toen ik daarvoor gevraagd werd, dacht ik wel: ‘Hè, maar ik ben toch helemaal geen dramaturg?’. Maar, natuurlijk wél eigenlijk – het ligt in het verlengde van wat ik allemaal al deed. Ik heb alleen die opleiding niet gedaan. Nu ga ik weer schrijfbegeleidingen doen, conceptbegeleidingen en productie-dramaturgie.’

 Hoe zien je dagen eruit?
‘Ik ga altijd met de trein, ook naar mijn nieuwe werk bij HNT. In de trein werk ik niet, ik laat los waar ik was en waar ik naartoe ga, en ik focus op het nu. Dus ik kijk naar buiten, of er dieren te zien zijn, of ik slaap, dat kan ook. En als ik dan aankom, dan ben ik er helemaal. Dan heb ik niet nog iets van thuis meegenomen of ander werk of whatever.En wat het eigenlijk is waar mijn dagen zich mee vullen: ik kom ergens en dan dient zich iets aan, waar ik dan op moet reageren. Dat kan een student zijn, of zo meteen een regisseur of een maker of een tekst.’

Wat is een grote les die je geleerd hebt met betrekking tot werk?
‘Ik geloof inmiddels niet meer dat als je ergens maar lang genoeg bovenop zit dat het dan beter wordt. Je moet even stoppen, even weggaan, een wandeling maken.  Het kan overigens ook lekker zijn en te gek om door te gaan tot twaalf uur. Ik kan heel goed schrijven, uren achter elkaar. En, heel belangrijk, vroeger dacht ik dat ik mijn werk wás. Inmiddels denk ik dat ik zelf iemand ben en mijn werk iets anders is. En dat is ook wel goed.’

Wat is het verschil?
‘Ik besta nu ook wanneer mijn gezelschap niet meer bestaat. En dat heeft wel even gekost, voordat ik dat geloofde. Met Het Syndicaat hebben wij twaalf jaar subsidie van het FPK en AFK gehad en zijn daarna op verschillende momenten op zeer kritische wijze afgewezen. Ik had me volledig geïdentificeerd met mijn werk, dus toen dat gebeurde, voelde ik me totaal afgekeurd. Uiteindelijk ontdekte ik dat er óók andere dingen zijn die belangrijk zijn. Niet per se dingen die ik zou willen doen, maar er zijn wel dingen die ik zou kúnnen doen. En daarvoor dacht ik van niet.’

Je maakte onder andere de stap naar lesgeven. Over het docentschap zijn ook veel vooroordelen – dat je dan gefaald zou zijn als maker bijvoorbeeld. Speelde dat dan ook een rol?
‘Heel veel vooroordelen, zeker. Ik dacht vooral: gadver, ik wil niet met studenten werken, mensen die het nog niet kunnen. Maar ik had me niet gerealiseerd dat ze een heleboel andere dingen héél goed kunnen, die ik niet kan. En dat ze de dingen altijd anders doen dan ik ze gedaan zou hebben. Jongere mensen brengen hele nieuwe manieren van denken mee. En ze zijn niet blasé.’

Hoe zag je je werk voor je toen je afstudeerde?
‘Ik was regisseur, maar ik had geen idee wat daar allemaal bij komt kijken. Ik heb vlak na de toneelschool in anderhalf jaar zes regie-assistenties gedaan. En daar heb ik héél veel van geleerd, meer dan van de hele opleiding. Daar leerde ik kijken. En daar leerde ik dat je als regisseur gesprekken hebt met ie-de-reen. Met educatie, met decor en kostuums, met publiciteit, met productie over deadlines. En ik leerde ook vooral: vier dingen tegelijk doen. In het begin kon ik dat slecht, maar dat kan ik nu wel echt.’

 Ja, je wordt ook opgeleid met een vrij eenzijdig beeld van wat werk allemaal is.‘Ja, je wordt één ding. En er is een onuitgesproken carrièrepad: je begint in de kleine zaal, dan ga je naar de grote zaal en dan naar een groot gezelschap. Toen ik vrij snel na school een eigen groep oprichtte, voelde ik me de hele tijd opgejaagd. Dat kwam vooral door verwachtingen van anderen: mensen vonden dat ik dingen moest doen die ‘goed voor de groei’ waren. Maar ik hoef niet ‘groter’ en ‘meer’, ik wil verdieping.’

 

Michiel Bijmans, acteur, docent, dramaturg, eindregisseur, toetskundige
‘Je mág afstand nemen van het normatieve. Zolang je je maar niet afsluit voor de rest’

Wat voor werk doe je?
Ik ben hybride ondernemer. Ik ben in loondienst en heb een bedrijf. Ik ben dramaturg. Ik ben acteur. Ik ben docent. Even kijken… en ik ben eindregisseur en begeleider van makers. Dat zijn meteen vijf dingen. Ik denk dat ik verbinder ben – dat ik mensen probeer te verbinden aan de kern van wat ze aan het doen zijn.’

Hoe heb je die lijn in al die activiteiten gevonden?
‘Onder andere met een loopbaancoach een tijdje terug. Tegen haar zei ik dat ik veel te versplinterd bezig was. Ik tekende een wiel en legde uit dat ik het gevoel had dat ik veel te veel in de rand zat, in het gedraai, in plaats van dat ik in de as zit en het overzicht heb. Toen hebben we gezocht naar wat al die dingen die ik doe, verbindt. En dat is dat ik het fijn vind om constructieve, positieve, verbindende dingen te veroorzaken. Als ik dan mentor ben, of lesgeef, doe ik niet iets wezenlijk anders dan wanneer ik op de vloer sta. Ik probeer mensen te verbinden met wat er écht toe doet. Ik denk dat dat mijn werk is, of…mijn ambacht. Ik noem het ook niet werken: ik ‘beoefen mijn ambacht’.

Hoe zien je dagen eruit?
‘Ik heb geen standaard dag. Een van de vaste waarden is: ijken. Dat is inchecken bij mezelf, waar zit ik vandaag, hoe voel ik me, wat heb ik nodig. Dat doe ik met een koffie-moment, dat neem ik heel serieus, dat is een zintuigelijk moment. Een ander vast moment is mijn agenda doornemen en kijken of die nog steeds klopt. En dan heb ik altijd een aantal afspraken. Zoals vandaag in Amsterdam. Ik ben eerder hierheen gekomen voor m’n koffie-moment en om mijn agenda te checken, nou dat duurde vandaag een uur. Verder wandel ik veel, al is het maar van plek naar plek. Oh, en ik heb ook altijd verwerkingstijd en een herstelmoment. Na elke afspraak. Als ik dat niet doe, gaat het niet goed. Morgen heb ik bijvoorbeeld drie zoom-afspraken achter elkaar, en daar zit overal een kwartier tussen. Als dat niet lukt ben ik daarna hyper en moet ik langer herstellen.’

En wanneer is een werkdag voorbij?
‘Wanneer ik de keuze maak. Dat moet ik heel bewust doen. Werk en privé kunnen makkelijk in elkaar overlopen en dat wil ik liever niet. Ik zet daar heel bewust schotten tussen. Dan ga ik bijvoorbeeld gamen, of dingen aan mijn huis doen.’

Heb je een vast aantal uren dat je per dag werkt?
‘Dat is heel verschillend per dag. Als ik geïnspireerd raak, kan het zomaar zijn dat ik toch een hele dag schrijf, ook wanneer ik me heb voorgenomen die dag eigenlijk niet te werken. Ik schrijf al mijn werkuren met blauw in mijn agenda. Daar hoort ook lezen bij en dingen kijken – dat hoort allemaal bij mijn ambacht. Maar ik maak wél zeer duidelijk de keuze voor een ander soort tijd. Geen mails, geen telefoon, geen input die werk-werk is. En ik plan leegte in. In mijn agenda. In mijn bestaan. Leegte is dat ik niet weet wat er gaat komen. Verder ben ik altijd te vroeg. Dus als ik lesgeef is de ruimte al van mij voordat de studenten binnen komen. Ik heb muziek aanstaan, ik heb de ruimte schoongemaakt. Als ik weet dat wij elkaar gaan zien, leg ik dingen in de week. Als ik iets dan oppak, ben ik er onbewust al mee bezig geweest. Dan ben ik veel effectiever.’

 Ik vind het zelf best wel bizar, hoeveel werk en tijd het kost om al die dingen te leren. Om je eigen manieren te ontwikkelen en te installeren. Ik ben nu bijna zes jaar afgestudeerd en zie inmiddels dat dat grip krijgen op werk stap voor stap gaat.
‘Ja, ik zie dat inmiddels als onderdeel van mijn ambacht. Om te kunnen spelen, om de dramaturgie te kunnen doen, om te begeleiden, om les te geven, horen al deze dingen erbij.’

Hoe verhoud je je tot het werkveld? Wij kennen elkaar goed en ik weet dat je ook een specifiek soort afstand tot het veld hebt die mij altijd inspireert. Vooral omdat we, naar mijn ervaring, toch in een veld werken waarin je je eigen kompas gemakkelijk kan verliezen. Of dat nou gaat over wat voor werk je exact wilt doen of over omgangsvormen tijdens repetities.
‘Ik weet nog dat op de toneelschool klasgenoten ‘s avonds naar de kroeg konden gaan en de volgende ochtend met de rook nog in de kleren bij volleybal konden binnenwandelen – en dan zelfs best aardig op het veld stonden. Ik ben geen kroegtijger. Als ik nu terugkijk, heb ik toen gemerkt dat dat ook niet hoefde. Niet van mezelf, en mijn klas gaf me blijkbaar ook de ruimte de dingen op m’n eigen manier te doen. Ik leerde al heel vroeg dat het oké is om niet overal bij te zijn als dat niet klopt voor jezelf. Zolang je maar wel betrokken en verbonden blijft; dat is een voorwaarde, denk ik. Daarom ben ik ook zo blij dat queer zichtbaarder is geworden. Je mág afstand nemen van het normatieve. Zolang je je maar niet afsluit voor de rest. En dat is best zoeken.’

Ik heb heel vaak het gevoel gehad dat ik als acteur en maker bepaalde dingen sowieso moest willen of leuk moest vinden. Dat dat dan niet zo was, bevestigde voor mij lang het idee dat ik dan misschien maar iets anders moest gaan doen.
‘Er ontstaan in een klas, of bijvoorbeeld in een groep spelers, heel snel mores van ‘zo doen we het met elkaar’.

Of in een werkveld. Bijvoorbeeld over hoeveel voorstellingen je per jaar zou moeten maken, of bij welk productiehuis je écht zou moeten willen werken als jonge maker. Terwijl de heersende ideeën daarover misschien helemaal niet bij je passen.
‘Precies. En dát is wel een vraag aan het veld. Hoe zorgen we ervoor dat iedereen in hun kracht kan komen te staan. En dat we niet stiekem iets gebouwd hebben met elkaar waar mensen die de dingen anders willen doen, niet inpassen.De realiteit is in ieder geval weerbarstig, complex, leuk en divers. Als we het eenduidig willen maken of simpel, dan gaan we vernietigen. Daar wil ik geen onderdeel van zijn. Ik wil het andere.’

foto’s Joep van Aert en Astrid Huis

Dossiers

Theaterkrant Magazine januari 2025