In 2018 verschenen maar liefst vier nieuwe boeken over regisseur en ITA-directeur Ivo van Hove. Daphne Richter las ze allemaal, plus nog een Franse uitgave uit 2016. Waar Nederlandse schrijvers vooral de mens achter de kunstenaar zoeken, staat in het buitenland het werk centraal.
Wie weten wil hoe leven en werk van Ivo van Hove met elkaar verbonden zijn, kan tegenwoordig kiezen uit zes boeken. Keuzestress? Begin dan met het voorwoord van La fureur de créer. Daarin reikt Van Hove zelf de sleutel aan: “Ma vie est faite de spectacles. Mes mises en scène sont des autobiographies déguisées”. Is je Frans un peu oxydé, raadpleeg dan Ivo van Hove: From Shakespeare to David Bowie. Dat opent met dezelfde tekst in het Engels: “Plays are my life. My productions are autobiographies in disguise.” Nog steeds te ver van je bed, dan is er de epiloog van Ivo van Hove – Theater van de Lage Landen tot Broadway: “Mijn leven bestaat uit theater- en operaproducties. Mijn regies zijn gemaskerde autobiografieën.”
Tot zover de overeenkomsten. De afgelopen weken heb ik vijf boeken doorgenomen over Ivo van Hove: Eén Parijse uit 2016 en vier die in het jaar 2018 verschenen in respectievelijk Londen, New York, Antwerpen en Amsterdam. Van de Franse auteur Frédéric Maurin verscheen overigens in 2014 al een monografie over Van Hove, deze is hier buiten beschouwing gelaten. Twee publicaties zijn gebundelde essays (Maurin en Bennett & Masai), één is een grondige analyse (Willinger), één een biografisch portret (Schra) en de meest recente zou ik een biografische schets willen noemen (Veraart). 2018 was het jaar waarin Van Hove zestig werd. Zijn regie-oeuvre beslaat inmiddels bijna vier decennia, schooltoneel niet meegerekend. In Ivo van Hove Onstage stelt de Amerikaanse professor David Willinger de retorische vraag of er íemand is, naast medemaker en geliefde Jan Versweyveld, die sinds Geruchten in 1981 alle 115 producties (‘remakes’ incluis) zou hebben gezien. Wil je tellen hoever je zelf komt, raadpleeg dan het overzicht achterin Ivo van Hove – Theater van de Lage Landen tot Broadway van Emile Schra.
Vijf boeken. Een mozaïek van stijlen, genres en (westerse, Angelsaksische) perspectieven, opgetekend door evenveel mannen als vrouwen, van critici en wetenschappers tot kunstenaars, liefhebbers en eigenzinnige denkers. Hopelijk completeren Van Hove en Versweyveld deze bieb nog eens met een eigen boek over hun visie, werkwijze en inspiratiebronnen, zoals bijvoorbeeld die van Erik Vos. Maar voorlopig is daarvoor geen tijd. Er worden nieuwe producties voorbereid. Maurin baalde vast dat zijn bundel eerder verscheen dan Les Damnés (2014). En ik vermoed dat Willinger zich al beraadt op een herdruk waarin Een klein leven wél voorkomt. Het komt allemaal op hetzelfde neer: fureur de créer. Laat ons dus daarmee beginnen.
Ivo van Hove, la fureur de créer – Frédéric Maurin
Les Solitaires Intempestifs, 2016 – 299 pagina’s
Hoeveel boeken worden er uitgebracht in Nederland waarin een trits van denkers zich buigt over het werk van een theatermaker? Laat staan een buitenlander? De Fransen doen het. De auteur en samensteller van deze bundel is Frédéric Maurin, verbonden aan de Sorbonne Nouvelle en gespecialiseerd in hedendaagse ensceneringen. Maurin publiceerde eerder over Robert Wilson. Het boek opent met een voorwoord van Van Hove, een inleiding van de auteur en vijftien essays van verschillende schrijvers. Ze buigen zich over voorstellingen als Opening Night en Romeinse Tragedies of bespreken er enkele aan de hand van een thema als ‘Le regard au risque du spectacle’ (Florence March) of ‘La comédie: un art de déplacement’ (Romain Piana).
Volgens Maurin maakte het Franse publiek kennis met Van Hove met de gastvoorstelling Der Menschenfeind (Le Misantrope) in 2012, gecreëerd bij de Schaubühne. In hetzelfde jaar ensceneerde hij de opera Macbeth van Verdi in Lyon. Wat daarna volgde noemt hij een ‘ascension fulgarante’. De kennismaking verliep overigens niet helemaal zonder slag of stoot want blijkbaar had een deel van de Franse critici ‘verbijsterend denigrerend’ gereageerd op Romeinse Tragedies. Maar groot was het succes van The Fountainhead in Avignon, lof was er ook voor Antigone met Juliette Binoche en de Franse remake van A view from the bridge. Maurin is gefascineerd door Van Hoves karakter en creatieve woede (de titel van dit boek is een knipoog naar de Franse vertaling van Rebel without a cause) en omschrijft hem als een gevoelig persoon die zichzelf niet blootgeeft, maar wel voorstellingen maakt ‘als röntgenfoto’s van menselijk gedrag’.
Het boek hanteert geen biografisch of historisch perspectief: ‘son approche est avant tout esthétique’. In het hart bevindt zich een stuk van Van Hove, aantekeningen bij Le Misanthrope. Volgens Maurin emblematisch voor de intellectuele bodem van het creatieve werk. De overige artikelen en analyses mogen we zien als scharnieren of ramen op dat werk. We krijgen het advies ze te lezen alsof we wandelen door een Engelse tuin.
Dat beeld botst enigszins met het uiterlijk van deze sobere pocket. De inhoudsopgave staat achterin, de essays zijn voorzien van voetnoten. Geen bronnenlijst, afbeeldingen of index. Gewoon openslaan en lezen dus. Boeiend en helder is het voorwoord van Van Hove, dat leest als een artistieke belijdenis en visie op wat (zijn) kunst is. Scherp is het onderscheid dat hij maakt tussen het domein van de politiek, dat van de sociale orde, en het domein van de kunst, dat van de emoties en de chaos. In die chaos gaat hij op zoek naar de hoop. Wat me aan de overige bijdragen opvalt, is hoezeer het werk van Van Hove gewaardeerd wordt om zijn politiek-esthetische kwaliteit. Dat ligt vast en zeker aan het sociaal-culturele klimaat en überhaupt aan het maatschappelijk belang dat aan theater wordt gehecht. Maar wellicht ook aan het feit dat de buitenlandse avonturen van Van Hove confrontaties zijn met steeds nieuwe anderen, wat, zoals Maurin het formuleert, zorgt voor ‘libération de l’imaginaire’.
De epiloog van La fureur de créer is helaas een korte, droge tekst van directeur van de Comédie Francaise Éric Ruf (we zullen hem in betere vorm in het boek van Karin Veraart tegenkomen), waarin hij vertelt dat hij niet bekend was met het werk van Van Hove maar hem uitnodigde op aanraden van Olivier Py. La fureur kwam uit nog voordat Les Damnés in première ging op de binnenplaats van het Palais des Papes in Avignon. Wat mij betreft een voorlopig hoogtepunt.
Ivo van Hove Onstage – Edited by David Willinger
Routledge, 2018 – 333 pagina’s
Vanwege de uitzonderlijk inhoudelijke kwaliteit is dit boek mijn persoonlijke favoriet. Auteur David Willinger is een kenner, maar ook de ideale betrokken buitenstaander. Hij bouwt voort op bestaande kennis door het werk van Van Hove c.s. een plaats te geven in de theatergeschiedenis, in het bijzonder die van de regisseur. Willinger is als professor verbonden aan The City College of New York. Hij publiceerde verschillende boeken en artikelen over Vlaams theater en drama en Belgisch modernisme in de kunsten. In 1981 belandde hij in Antwerpen in een oude wasserij bij de voorstelling Geruchten. Destijds schreef Willinger: “We are presented with subjective fragments of the life experience of a young man become schizophrenic. The ensemble of decimated architecture; mobile, multi-colored fluorescent lights; abrasive sound-track of words and music; ambivalent text and acting all suggest the inner world of the schizophrenic’s mind spatially and sonorously.” De professor was verkocht.
Willingers bijdrage aan het boek is getiteld Van Hove, virtuoso en beslaat driekwart van het boek. Daarna volgen nog vijf artikelen, onder andere van Johan Thielemans over Kings of War, een over de O’Neill regies, een over film en een over de enscenering van Der Ring des Nibelungen. Als appendix heeft Willinger een interessant interview uit Etcetera toegevoegd dat Johan Reyniers (sinds 2014 dramaturg van ITA) in 2013 had met Van Hove. Ook in de vormgeving is dit een typisch wetenschappelijke publicatie. Geen kleurenfoto’s en matige kwaliteit zwart-witafbeeldingen. Kleine letters, brede pagina’s en gedrukt op dun papier. Alsnog heeft Willinger moeten selecteren en daarvoor een oplossing gevonden in de vorm van online dossiers over de eerste producties van Van Hove/Versweyveld: Geruchten (1981) en Ziektekiemen (1982). Hierin zijn de (enige) door Van Hove geschreven theaterteksten opgenomen, in het Engels vertaald.
Willinger rekent Van Hove tot de ‘auteurs’ van voorstellingstekst. Hij plaatst het werk in lijn met de ontwikkeling van de moderne theaterregisseur wiens geschiedenis aanvangt met de historisch-realistische spektakels van de Hertog van Saxen-Meiningen. De ‘footprint’ van Van Hove vergelijkt hij met die van Peter Brook: “modeling a creative famework for an entire generation.” Daartoe schetst hij een historisch-theoretische context en maakt een selectie van key productions “that either changed van Hove’s course over time or were a strong paradigm for a given kind of approach.” Analyseren doet Willinger aan de hand van principes: dispersal (verspreiding), proliferation (snelle toename, woekering) en reduction (reductie). De aanpak is meer essayistisch dan systematisch in die zin dat hij vele voorbeelden verzamelt en ordent rondom deze principes. Dat geeft dit boek karakter en visie. Het doet ergens denken aan Lehmanns Postdramatisches Theater. Willinger toont gevoeligheid voor de receptie in verschillende landen, heeft kennis van de ontwikkeling van het acteren in Vlaanderen, van sociaal-maatschappelijke geschiedenissen. Hij weet met wie Van Hove samenwerkte, wie zijn werk volgen als critici of wetenschappers. Het is zeer goed gedocumenteerd.
Onder die key productions schaart hij usual suspects als Het Begeren onder de olmen maar ook verrassender keuzes als The Massacre at Paris: “yet another convincing proof of the prominent place Artaud holds in the van Hove aesthetic”. Daartoe beschrijft en analyseert hij fragmenten en laat bijvoorbeeld zien hoe sporen uit Geruchten terugkomen in later werk. Volgens Willinger “still one of the best pieces of dramatic writing to come out of modern-day Flanders”. Hij herinnert de lezer eraan dat voorstellingen als Romeinse tragedies en Kings of War in een traditie passen van de mega-producties van Robert Wilson, Peter Brook en Peter Stein (die ooit een 22 uur durende Faust regisseerde). En niet te vergeten de Franse theater- en filmregisseur Patrice Chéreau (1944-2013) waar Van Hove naar eigen zeggen zeer door beïnvloed werd. Inzichtelijk is ook het verband dat hij legt tussen producties als Koppen, Splendid’s en True Love en het environmental theatre van Grotowski en Schechner.
Willinger is onmiskenbaar een liefhebber en bewonderaar, maar hij is bepaald niet onkritisch. Een knipoog brengt zo nu en dan wat lucht: “The van Hove brand (to use an all too common word that puts great artists and laundry detergent on the same level) is not limited to spatial experimentation.” Over politiek engagement in relatie tot maatschappelijke verantwoordelijkheid is hij genuanceerd. Ja, de directeur van zo’n groot gezelschap dient de waarde van de kunsten publiek te verdedigen. Maar het betekent niet dat hij expliciet politiek theater moet maken. Wel wijst Willinger op het verschil tussen dat wat Van Hove zelf zegt over het politieke, en de voorstellingen: “There appears to be a gap between the image and the reality, one he may not even be entirely aware of.” Wat volgt is een interessante historische verkenning van opvattingen van critici en hun waardering van (politiek-) ethische en esthetische aspecten. Het laat zien dat de discussie die ook op dit moment weer heftig gevoerd wordt een golfbeweging is. De kritiek die Chéreau begin jaren zeventig ontving na zijn enscenering van The Massacre at Paris lijkt verdacht veel op de morele verontwaardiging over de ‘decadentie’ van het (artistieke) geweld in Van Hoves productie in 2001 die – net als in de seventies – door sommigen werd ervaren als een provocatie: “A feast of beautiful images without any true center of gravity… sacrificed to the visual machinery… political irresponsibility… a decadent fascination for death…”. De woordkeuze in dit citaat riep bij mij een artikel in herinnering van Richard Schechner: ‘9/11 als Avant-Garde Art?’ over (de artistieke kwaliteit van) geweld en het sublieme. En ik realiseerde me dat The Massacre… in première ging in de lente van 2001, een half jaar voor 9/11.
In een wereld die onoverzichtelijker en theatraler wordt, neemt de vraag toe naar kunst die (alternatieve) sociale en politieke ordes verkent en zich uitspreekt over wat goed is en wat niet. Maar, zegt dramaturg Bart van den Eynde: “Ivo doesn’t judge people, but takes them seriously and brings out their motives.” Al met al zou je kunnen zeggen dat het werk van Van Hove ‘pre-politiek geëngageerd’ is. Een kritische kanttekening plaatst Willinger bij de toekomst van Van Hoves minimalisme in relatie tot de grote zaal: “It sometimes starts to reveal an insufficiency”. Maar zorgen maakt Willinger zich allerminst. Van Hove is een maker die niet bang is te falen. “He tries things out in the public eye, then returns to work on what interests him. Van Hove is an exemplar of the great European director who brings something idiosyncratic, yet who reserves the right to reinvent himself.”
Ivo van Hove – Theater van de Lage Landen tot Broadway – Emile Schra
Benjamin Polis, 2018 – 256 pagina’s
Over heruitvinden gesproken: onlangs was historicus en biograaf van W.F. Hermans, Willem Otterspeer, te gast bij het radioprogramma Kunststof. In een boeiend interview vertelde Otterspeer hoe hij had getracht het nihilistische mensbeeld van de schrijver te (be)grijpen en gevaarlijk dichtbij was gekomen. In een droombeeld had hij een schrijver en zijn biograaf zien balanceren op een koord boven een ravijn. Uiteindelijk waren ze samen in de diepte gestort. Om zich van Hermans te bevrijden had Otterspeer (68) voor het eerst van zijn leven een roman geschreven: Een Ontgifting.
Met Ivo van Hove – Theater van de Lage Landen tot Broadway schreef Emile Schra een ‘biografisch portret’. Dat was nog niet eenvoudig, zo bekende de schrijver in zijn nawoord. Zijn personage leek van kwikzilver en diens leven is nog in volle vaart. Dat werd dus skypen met New York, interviewen in de Thalys en steeds weer nieuwe producties. Het voelde “als een roekeloze sprong op een rijdende trein.” Persoonlijk vind ik dat beeld opwindender dan het boek kan waarmaken, maar Schra koos nu eenmaal voor een chronologisch overzicht en een beschrijvende aanpak.
Emile Schra is adviseur, dramaturg en coach. Hij publiceerde diverse artikelen en boeken, waaronder een over Peter Brook en een biografie over Herman van Veen. Theater van de Lage Landen is opgedeeld in vier periodes (De Vlaamse jaren, De Nederlandse jaren, Theatermaken & Theaterzaken en De verovering van de wereld) en geplooid rond geografische plekken. In ‘Revolutie op het jongensinternaat’ lezen we over Ivo’s middelbareschooltijd en ‘Parttime artistiek leider’ gaat over de tijd bij het Holland Festival. Waar het over de voorstellingen gaat, krijgen we beschrijving of makers-intenties zoals deze over India Song: “Ivo van Hove wil met deze voorstelling de theaterbezoeker hoofdzakelijk een ervaring voor de zintuigen bieden.”
Theater van de Lage Landen tot Broadway is mooi vormgegeven. Het boek ligt lekker in de hand, is gedrukt op ferm papier en is voorzien van een prachtige serie kleurenfoto’s van Jan Versweyveld. De mooie coverfoto toont Van Hove in actie met een intense blik, een beeld van energie, focus en doelgerichtheid. Het is opvallend dat van de vijf hier besproken boeken de twee biografische van eigen bodem zijn. Hollanders lezen nu eenmaal graag dat een kunstenaar van wereldformaat ook maar een mens is: “In de zomerperiode gaat het gezin meestal op vakantie naar de zon van Juan-les-Pins.” Maar zonder dollen, het is waardevol dat Schra een boek maakte over een theaterkunstenaar dat door een breed publiek wordt omarmd, getuige de enthousiaste recensies op Bol.com. Voor het leesgemak is het fijn dat het niet vol staat met verwijzingen en voetnoten. Persoonlijk mis ik wel wat context en verdieping. Bijvoorbeeld wanneer beweerd wordt: “in de afgelopen decennia is toneel te pas en te onpas doodverklaard”. Of als het gaat over “de ideeën” van Grotowski die “een massa theatermakers” zou hebben geïnspireerd.
Meer inzicht bieden fragmenten waarin Van Hove aan het woord komt. Bijvoorbeeld over de moeilijke tijd na zijn aantreden bij TGA. Een ervaring die – gemaskerd – een weg vond in Rouw siert Electra: “Ik heb er een scène uit een documentaire van Andrew Jarecki in gestopt. Bij een diner kiezen een man en zijn drie zonen partij tegen de vrouw. De moeder staat volledig buitenspel. Ze wordt keihard afgeblaft en uitgekafferd. Ze hoort eigenlijk niet meer thuis aan tafel. Je ziet de familie uit elkaar vallen.” Het beeld van het gezin als microkosmos en oer-strijdperk maar ook het theaterbedrijf als familie met de directeur-regisseur in de positie van de moeder/vrouw. Ook in Onstage (Willinger) wordt kort aandacht besteed aan deze geschiedenis. De kwaadaardige aanvallen waren niet van de lucht, zoals die van Hans Oranje in Trouw: “[Oranje] insinuates that the incestuous relationship between Orin and Lavinia mirrored that between Toneelgroep Amsterdam and its director”. Ook een stuk van Marian Buijs en haar “persistent confusion of characters and actors” in de ‘influencial periodical’ Theatermaker blijven niet onbesproken, evenals de felle reactie hierop van de dramaturg van Rouw siert Electra Alexander Schreuder. Van Hove beschouwt het als een van zijn beste regies. Het publiek blijkbaar ook: de productie behoort tot de meest gespeelde.
Theater van de Lage Landen tot Broadway is een aanvulling op elke theaterbibliotheek, maar het covermodel blijft enigszins op afstand. Ik ben benieuwd wat Schra tijdens zijn research naar Van Hove heeft gedroomd.
Ivo van Hove. Regisseur, mentor, manager – Karin Veraart
Querido, 2018 – 280 pagina’s
Volkskrantrecensent Karin Veraart volgde Van Hove jarenlang op de voet (“soms letterlijk”). Dat resulteerde in Ivo van Hove. Regisseur, mentor, manager. Hoewel dit een origineel boek is, heb ik ook de indruk dat het iets te vroeg ter wereld kwam. Het voorwoord geeft inzicht in wat de schrijver inspireerde, maar toont ook de worsteling met een kerngedachte. “Wie waren er van invloed op Van Hove, wat is zijn werkwijze, wie zijn de belangrijkste mensen in zijn (theatrale) [sic] leven. Welke kunstvormen? (…) Wat is fluïde, wat is constant, wat zijn de hoogte- en dieptepunten, wat zijn de offers van een leven in de kunst? Hoe werkt dat door in die kunst?” De opsomming is associatief en de vraagtekens beginnen te dansen in het hoofd van de lezer. Waarheen gaan we?
Na een Woord Vooraf volgt een Proloog over het succes van The Fountainhead in New York en daarna reizen we in vijf ‘bedrijven’ van Begin, De Aanloop en Toneelgroep Amsterdam naar Gearriveerd en Ook zonder TA. Het boek sluit af met een Coda over de première van Boris Godounov bij de Opéra Bastille. In de opzet kunnen we een dramatische of muzikale structuur herkennen, maar naar mijn idee ontbreekt een dwingende dramaturgie die de lezer op het juiste spoor kan zetten, en houden. Soms passeert een opvallend feit, bijvoorbeeld dat Wonderen der mensheid uit 1985 al werd uitgenodigd op de Biënnale van Venetië (de enige productie die Van Hove vanuit improvisatie maakte, zoals we dan weer van Schra leren). Het lezen van dit boek vond ik wél een aangename ervaring. Omdat het een zoektocht is, een creatie die wil ontsnappen aan het ‘saaie’ en problematische idee van een biografie. In die zin deed het me denken aan Eigenlijk ben ik Spaans van Roos Ouwehand, waarin zij acteur Joop Admiraal memoreert via interviews.
Het lijkt of Veraart de spreekwijze van de geïnterviewden zoveel mogelijk intact heeft willen laten. Dat levert soms stroeve teksten op, maar ook levendige ontmoetingen. Zoals met Éric Ruf van de Comédie Francaise (die van die droge bijdrage aan het boek van Maurin): “Ikzelf weet van het werken met Chéreau hoezeer het lichaam van de acteur, die lichamelijke manier van aanwezig zijn op toneel, hoe belangrijk dat was in zijn regies. Dat ligt voor de Franse acteur moeilijk. Dat is een overblijfsel uit ons verleden met de guillotine, het hoofd is van dat lijf gescheiden. En Patrice Chéreau is er als een van de weinigen in geslaagd om die twee te herenigen, en zonder Ivo een adept te willen noemen, is Chéreau zeker bij hem van invloed geweest. Dat maakte onze kennismaking en het hele proces ook bijzonder. En toen heb ik op een bepaalde manier… in gedachten… heb ik Patrice, die toen al een paar maanden dood was, bedankt, daarboven.”
Aan het woord komen talloze acteurs waaronder Bart Slegers, Chris Nietvelt, Kathelijne Damen, Hans Kesting, Jacob Derwig en Steven van Watermeulen. En ook video-ontwerper Tal Yarden, kostuumontwerper An d’Huys, dramaturgen Peter van Kraaij en Bart van den Eynde en uiteraard Jan Versweyveld en Van Hove zelf. Een grote kwaliteit van Veraart is dat ze een gevoel van intimiteit weet te creëren, waardoor het lijkt alsof we zelf met hen in gesprek zijn en ‘en passant’ ook een kijkje in hún ziel krijgen. Steven van Watermeulen: “Hij is nu veel meer mens dan in die beginperiode. De man kwam een kamer binnen en daar wandelde een donkere depressie. (…) Ivo is op een of andere manier geland. Ik heb intussen met veel verschillende regisseurs samengewerkt, van heel gerenommeerde tot heel jonge mensen. Ik kan om die reden ook zeggen, en dat is heel juist en diepgevoeld: wanneer ik bij Ivo speel, gecast voor een bepaalde rol, dan voel ik dat ik een spiegel ben, dat ik een facet weerspiegel van zijn ziel. Dat is een heel fantastisch gevoel.”
Ook als Van Hove zelf het woord neemt, horen we hem soms van heel dichtbij, zoals wanneer hij vertelt over de vriendschap met Dora van der Groen: “Ik vind het moeilijk om hierover te praten omdat het heel privé en heel intiem is, niet omdat er iets geheims aan is, maar – het is niet te beschrijven. Het was niet een man-vrouwverhouding, en toch bijna wel.” Hoewel de toon en de meeste sprekers liefdevol zijn, laat Veraart ook andere geluiden horen. Jacob Derwig: “Je betrokkenheid is beperkt tot je deelname in een voorstelling. En dat vond ik het moeilijkste: je mag niet meepraten over de agenda, over welke stukken, wie er regisseert, wanneer er iets hernomen wordt, hoe vaak je naar het buitenland gaat. Ik worstelde daarmee. Ik was er zo eentje, ik wilde meepraten, meer dan andere acteurs misschien.” Acteur Ramsey Nasr noemt Van Hove “een conceptueel sentimentalist die gebouwen schept, solide bouwwerken waarbinnen gevoelens vrij spel krijgen, waarin sentiment en agressie dichtbij elkaar liggen.”
Dit boek is als een dans rondom de hoofdpersoon, zij het een geïmproviseerde. Je zou de stijl journalistiek-essayistisch kunnen noemen. Ik zou het een herdruk gunnen met een sterkere inleiding.
Ivo van Hove: From Shakespeare to David Bowie – Susan Bennett & Sonia Massai
Methuen Drama, 2018 – 264 pagina’s
Het laatste boek is een verrassende coproductie van Susan Bennett en Sonia Massai. Dit boek verscheen in de reeks Methuen Drama waarin eerder titels verschenen als Brecht on Performance en The Great European Stage Directors. Bennett is als taalwetenschapper verbonden aan de University of Calgary en auteur van boeken over theatergeschiedenis, kritiek en geluidstechniek. Massai is Professor of Shakespeare Studies aan King’s College, Londen.
Hun boek is opgedeeld in vijf delen: Directing the classics, The Festival Performances, American Theatre, Opera across Europe en Creation, Adaptation, Direction. In totaal zijn er maar liefst 33 bijdragen van onder meer Mark Lawson (Hedda Meets a Big Gun), Johanna Wall (Cruelly Beautiful: Ivo van Hove’s Mazeppa) en Laurens de Vos (Staging Shakespeare, Political Murders and Backroom Politics). Ook zijn er teksten van Van Hove in de vorm van Director’s Notes over onder meer Antigone en Het temmen van de feeks. Door de vele korte hoofdstukken, de originele aanpak en de actuele thema’s is dit een fris en hip boek over de regisseur, zijn partner en hun ‘vibrant creative hub’. De dialoog tussen de twee continenten vormen de rode draad. Er wordt bericht vanuit de Brooklyn Academy of Music (BAM) en de Barbican, er is een interview met een dramaturg van de Schaubühne en bijdragen van ‘oude bekenden’ Schra over Angels in America en Maurin over Salome.
From Shakespeare to David Bowie opent met interviews met Van Hove en Versweyveld. Dan volgt een conversatie tussen Halina Reijn en Ruth Wilson die beiden Hedda Gabler speelden. Hoewel het enigszins wijdlopig is, is het boeiend. Reijn: “Ivo does not have a method or a philosophy as such; he is interested in creating a world within which he allows his actors to explore their emotional responses to situations.” Wilson: “In other shows I would have beaten myself up for not knowing what my character was doing at any particular moment and why she was doing it. (…) But Ivo creates drama out of questions, not answers. He believes you don’t have to explain everything; in fact in life you can’t.” Het is opvallend dat beiden het woord ‘bevrijdend’ gebruiken als ze het hebben over de samenwerking met Van Hove en Versweyveld. Het draait om opgaan in een groter geheel waarvan de kaders vooraf zorgvuldig zijn uitgedacht. Juist daardoor ontstaat ruimte voor de fantasie en ervaren ze vrijheid om te onderzoeken en af te dalen, in zichzelf, in de mens.
Wat uiterlijk betreft vind ik dit het boek met de mooiste kaft (aan de voorkant Kings of War, aan de achterkant Lazarus), maar de minst aantrekkelijke binnenkant. De vormgeving doet een beetje chaotisch aan en op een willekeurige plek onderbreekt een serie kleurenfoto’s op glad papier de tekst. Mooie beelden, daar niet van maar het is een fremdkörper. De zwart-witafbeeldingen die de tekst illustreren zijn van magere kwaliteit.
Een opvallende bijdrage is van universitair onderzoeker en regisseur P.A. Skantze: Archaeological adventures in spectating: Obsession and Scenes from a Marriage. Skantze laat er geen gras over groeien: “I have become more and more exasperated by the ‘whiteness’ of the iconic productions by van Hove and Thomas Ostermeier, to name just two of the major directors. How can this be in 2017 in Amsterdam?” Natuurlijk is dat een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Immers, er is een nauwe relatie tussen “who gets trained to be on stage” en “the expected audience”. Skantze is niet verongelijkt maar betrokken. Dit theater is simpelweg te belangrijk om níet iedereen voor uit te nodigen. Wat is het geheim van Van Hove, Versweyveld en al ‘hun’ medewerkers? Volgens Skantze is dit de essentie: “[They] enter willingly into the paradoxical power of utter care and specific attention to detail in the live production, mixed with an indifference to reception absolutely vital to inviting a spectator to be an explorer. We pick up our tools because there is space between us and the stage, because what we are offered does not need us.” Spot on.
Mensen die voor en zelfs dankzij het theater leven zijn er aan beide zijden van het podium. Ze gaan naar theater om zichzelf te zien en belangrijker nog, om te midden van anderen te ervaren dat ze worden gezien. Geen ‘fureur de creér’ zonder ‘fureur du spectateur’. Maar dat is weer een ander boek.
Samenvatting:
Bennett/Masai (editors), Ivo van Hove: From Shakespeare to David Bowie
+ Veel aandacht voor de Engelse en Amerikaanse producties en de opera’s
+ Toevoeging van director’s notes: aantekeningen van Van Hove bij een aantal voorstellingen
+ Het meest uitgesproken over thema’s als inclusiviteit en feminisme
+ Goede tips voor Further Reading
– Korte essays, niet allemaal even diepgaand
Karin Veraart, Ivo van Hove. Regisseur, mentor, manager
+ Originele en intieme, journalistiek-essayistische benadering
+ Herinneringen en ervaringen zijn zo opgeschreven dat ze evenveel vertellen over de geïnterviewden als over de hoofdpersoon
– Onheldere structuur die de lezer weinig houvast geeft
Frédéric Maurin, La fureur de créer
+ De eerste uitgebreide publicatie over Van Hove
+ Haarscherp voorwoord van de hoofdpersoon zelf
+ Een rijkdom aan perspectieven
– Focus op producties die in Frankrijk zijn gemaakt of gepresenteerd
– Geen afbeeldingen
David Willinger (edited by), Ivo van Hove Onstage
+ Wetenschappelijke publicatie die niet alleen goed gedocumenteerd is, maar ook visie en karakter heeft
+ Enige publicatie die het werk plaatst in de context van de (Europese) theater- en regiegeschiedenis
+ Auteur heeft als enige de ontwikkeling van Van Hove vanaf de allereerste productie gevolgd
– Vormgeving is niet slecht, maar doet de inhoudelijke kwaliteit tekort
Emile Schra, Ivo van Hove – Theater van de Lage Landen tot Broadway
+ Enige publicatie waarin een volledige lijst met Nederlandse en internationale producties is opgenomen.
+ Mooiste ontwerp: sterke coverfoto, stevig papier, leest fijn, voorzien van een serie prachtige kleurenfoto’s
+/- Gericht op een breder publiek, naar mijn smaak te veel beschrijving en te weinig duiding