Millie Taylor bekleedt sinds een paar maanden de Special Chair in Musical aan de Universiteit van Amsterdam. Door corona moet dat nog online, maar vanuit haar werkkamer in een cottage in een pittoresk dorpje in het Zuid-Engelse Hampshire is ze al volop aan het netwerken geslagen en promoot ze geestdriftig haar werk.
De zesweekse cursus die ze aan de Universiteit van Amsterdam geeft zit er bijna op. Professor Millie Taylor heeft haar vak, dat ze Studying musical theatre heeft genoemd (niet ontoevallig, wellicht, naar haar gelijknamige boek), eigenhandig samengesteld. Een dergelijke module ontbrak vooralsnog in het curriculum Theaterwetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Taylor is dan ook de eerste hoogleraar aan een Nederlandse universiteit die is gespecialiseerd in een onderwerp dat een aantal jaar geleden wegens haar commerciële aard in academische kringen nog het bestuderen onwaardig werd gevonden: de musical.
Ikzelf ken Taylor vooral als promotor van mijn eigen academisch onderzoek. In 2015 week ik, min of meer noodgedwongen, uit naar Engeland om aan de University of Winchester onder haar begeleiding een proefschrift te schrijven over de musicals van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink. In de Nederlandse academische wereld was er nog niemand die zich met musicaltheater bezighield. En dat terwijl Nederland een unieke eigen musicaltraditie heeft en musical bovendien al jaren op rij een van de populairste theatergenres is.
Tijd voor actie, moet Joop van den Ende gedacht hebben, en hij financierde met zijn Foundation de Special Chair in Musical aan de Universiteit van Amsterdam die Taylor sinds een paar maanden bekleedt.
Sindsdien heeft ze Van den Ende ontmoet, veel genetwerkt en haar eerste vak aan de universiteit gedoceerd – alles digitaal.
Tot Taylors spijt laat een bezoek aan Nederland wegens de coronamaatregelen nog op zich wachten. Vanuit haar werkkamer in een cottage in een pittoresk dorpje in het Zuid-Engelse Hampshire is de bijzonder hoogleraar echter al volop aan het netwerken geslagen en promoot ze geestdriftig haar werk. Taylor is onder de indruk van het enthousiasme en de inzet van haar Nederlandse studenten, die ze moet leren om op een meer academische manier over musicals na te denken. In haar vak biedt de musicalprofessor de studenten ‘lenzen’ om musicals door te bestuderen. ‘Ik leer ze over de geïntegreerde musical en de conceptmusical en de problemen met die labels, over ras- en gendervraagstukken met betrekking tot musicals, over de semiotiek van muziek, de stem en het lichaam, en over vermaak: zijn musicals méér dan entertainment?’
Taylor beantwoordt haar eigen vraag: ‘Sommige musicals bestaan voornamelijk uit vermaak. Je krijgt spectaculaire zang en dans voorgeschoteld maar er verandert niets aan je denken. Andere musicals – het soort waaraan ik de voorkeur geef – brengen een belangrijke boodschap in toegankelijke vorm.’
Dat laatste is iets wat musicals bij uitstek kunnen en daarom moeten we ze ook bestuderen, vindt Taylor. ‘Populaire genres bereiken grote groepen mensen. Het is belangrijk om te begrijpen wáárom een kunstvorm populair is, hoe hij communiceert en wat hij communiceert.’ Dat klinkt nogal duister, meent ze, maar je kan het ook omdraaien: ‘Als iets enorm populair en succesvol is, waarom zouden we dan niét willen weten wat er gebeurt, hoe musicals zijn opgebouwd en wat voor middelen ze gebruiken om plezier over te brengen?’
Plezier voor een publiek creëren is echt niet makkelijk, stelt Taylor. ‘Men zegt wel dat komedie de moeilijkste kunstvorm is. Denk aan Shakespeare – hij schreef een fantastisch soort literatuur met politieke ideeën erin. Maar hij gebruikte ook komedie, liedjes en muziek. Hij serveerde zijn ideeën op zo’n manier dat je je er als toeschouwer graag toe wil verhouden. Muziek kan de benadering van een thema verlichten of veranderen. Bovendien heeft muziek een effect op ons brein; het speelt direct in op onze emoties waardoor je makkelijker en meer betrokken raakt bij wat er gebeurt. Musicals hebben absoluut potentie wat dat betreft.’
Als voorbeeld noemt Taylor het razend populaire Hamilton, waarover intussen de nodige (academische) boeken zijn geschreven. ‘Als je die musical ziet word je totaal in beslag genomen door het visuele aspect: de dans en het spektakel zijn overweldigend. Maar de musical vertelt ondertussen een belangrijk stuk geschiedenis van de Verenigde Staten. Dat alles gebeurt in een hedendaagse visuele en muzikale stijl, met rapmuziek en colour-conscious casting. De andere kant van het verhaal is dat de musical een visuele analogie van de geschiedenis van slavernij toont zonder dat onderwerp te bespreken. Beide kanten zijn belangrijk om te benoemen.’
Uit de ivoren toren
Taylor begon haar carrière in de orkestbak, als muzikaal leider en pianist. Haar eerste baan was als repetitor bij een productie van Sweeney Todd. ‘Ik heb heel wat jaren als muzikaal leider gewerkt, maar op een gegeven moment werd ik de herhaling beu. Een muzikaal leider moet de voorstelling hetzelfde houden. Ik wilde iets creatievers doen.’ Dus begon ze aan een Master in theatre practice. Van daaruit ging ze haar eigen onderzoek doen, dat uitmondde in een proefschrift. ‘Ik heb veel gewerkt op toneelscholen’, vertelt Taylor. ‘De volgende stap was een academische baan.’
Zo’n tien jaar geleden werd ze benoemd tot Professor of Musical aan de University of Winchester, ook in Engeland een unicum. Waar ze in het verleden wel eens meemaakte dat er op musicals werd neergekeken – naar ze vermoedt omdat het een commerciële kunstvorm is – is musical theatre studies in het Verenigd Koninkrijk inmiddels geaccepteerd als volwaardig vakgebied. De bijzonder hoogleraar vindt het belangrijk om in haar functie zowel studenten te helpen met hun uitvoeringspraktijk als eigen onderzoek te doen en les te geven. Die combinatie is niet uitzonderlijk in het Verenigd Koninkrijk, waar naast de conservatoria universiteiten bestaan waar studenten zowel theorie als een gedeelte van de praktijk leren. Taylor acht dat essentieel. ‘Hoe kan een regisseur een musical regisseren als ze hem niet begrijpt? En hoe kan een artiest een personage spelen zonder dat personage te bestuderen? Voor mij is er altijd een wisselwerking tussen begrijpen hoe je iets uitvoert en kennis hebben van de theatergeschiedenis. Neem Lin-Manuel Miranda’, zegt ze, verwijzend naar de maker van Hamilton, ‘hij kent de musicalgeschiedenis achterstevoren. In zijn muziek zijn allerlei verwijzingen ernaar verweven. Die kennis is een fundamenteel onderdeel van artiest en maker zijn.’
Taylor wil dit soort kennis graag overbrengen op geïnteresseerden. ‘Bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat er programme notes in programmaboekjes van Nederlandse musicals verschijnen die verdieping bieden. Het gaat erom het publiek te betrekken. Wie weet dat een toeschouwer nieuwe dingen ziet in een voorstelling als ze er net een achtergrondartikel over heeft gelezen.’ Ook wil Taylor lezingen geven en na afloop van voorstellingen met het publiek in gesprek gaan. ‘Het grootste gedeelte van het afgelopen jaar heb ik doorgebracht in mijn bureaustoel. Maar ik vind het juist belangrijk om ter plaatse te zijn, gesprekken te voeren en op die manier het begrip van musicaltheater te verbreden. Dat zie ik als mijn taak als Bijzonder Hoogleraar Musical.’
Ook voor haar studenten ziet Taylor een belangrijke rol. ‘Ik zal hier niet voor altijd zijn, dus mijn strategie is om jonge mensen aan te moedigen om zich in musicals te verdiepen, door ze les te geven en hun onderzoek te begeleiden.’ Taylor begeleidt intussen een promovendus en een Masterstudent bij hun onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Als je jonge mensen aanmoedigt om over musicals na te denken kiezen ze misschien voor een carrière als academicus, regisseur of dramaturg bij een musical. Ik zie het als mijn taak om dat te overzien, te netwerken en studenten toegang te verlenen tot kennis en connecties, en dat alles volop te promoten. Vandaar dat ik elke mogelijkheid om over mijn werk te praten graag aangrijp.’
Dramaturgisch werk, netwerken, promoten – het klinkt ver verwijderd van het idee van de professor die zich in haar ivoren toren achter een stapel boeken verschuilt. Maar misschien is ons idee van academisch onderzoek aan vernieuwing toe, denkt Taylor. ‘Je kan in je torentje gaan zitten met enkel boeken, maar je kan ook etnografische studies doen of andere manieren van onderzoek bedenken om je meer met de praktijk bezig te houden.’ Zo dook ze voor haar eigen onderzoek naar de Britse theatermaker Joan Littlewood de archieven in, waar ze zich verdiepte in geschreven documenten en de ontwikkeling van theatertechnologie, maar ging ze ook in gesprek met de makers van de musical Miss Littlewood en observeerde ze het creatieproces. ‘Ik zie mijn rol als sector breed’, zegt Taylor. ‘En is dit niet allemaal academisch werk?’
Nieuwe ontwikkelingen
Taylor moet zich nog gaan verdiepen in Nederlandse musicals en ook de Nederlandse taal beheerst ze nog niet. Ze weet wel wat over de wortels in het cabaret en is bekend met de musicals van Schmidt en Bannink. ‘Maar daarna zit er in mijn kennis een gat dat nodig gedicht moet worden’, zegt Taylor. Te beginnen in de jaren tachtig, waarin Joop van den Ende ten tonele kwam. Ook over Nederlandse musicals van de afgelopen jaren weet ze weinig. ‘Van mijn studenten hoor ik van originele producties als 3 Musketiers, Ciske de Rat en Soldaat van Oranje. Voordat de theaters dicht gingen was ik me aan het verdiepen in wat er zoal gepland stond; zo te zien een interessante mix van verschillende dingen. Er wordt veel uit het buitenland gehaald maar er wordt ook een aantal producties gemaakt over Nederlandse levens die specifiek het Nederlandse publiek aan moeten spreken.’
Over dat soort nieuwe initiatieven wil Taylor graag meer te weten komen. ‘Ik heb de indruk dat de Nederlandse musicalsector er momenteel dynamisch uitziet. Ik hoor veel over jonge producenten en makers die nieuwe ideeën uitwerken. Er lijkt een soort opwinding te zijn over de ontwikkeling van nieuwe musicals, alsof er iets staat te gebeuren – something’s coming.’
Op de vraag hoe ze verwacht dat musicals zich post-corona zullen ontwikkelen verzucht Taylor: ‘Goodness knows.’ Maar ze is optimistisch. ‘Makers zijn steeds creatief gebleven, dat zit dan ook in de naam creators. Ze zoeken nieuwe manieren om samen te werken, schrijven origineel materiaal, lanceren liedjes door middel van nieuwe media. De interactie tussen live theater en andere media zal waarschijnlijk verder ontwikkelen, wie weet in meerdere vormen. Het is moeilijk om te voorspellen wat er precies gaat gebeuren, maar het gebruik van technologie zal na de coronapandemie een ontwikkeling hebben doorgemaakt’, denkt Taylor. Dat gezegd zijnde moeten we moeten zeker ook weer in levenden lijve samenkomen. ‘Het eerste wat ik wil doen als ik naar Nederland kan komen is alle mensen die ik op Zoom heb gezien eindelijk écht ontmoeten.’
Foto: Martin Nangle