Nu na acht jaar het theatererfgoed weer ondersteund wordt door de overheid, is er gelegenheid om kritisch te kijken naar de oude manieren van bewaren en ontsluiten. Wat ontbreekt er in het archief en in het geheugen? En welke inspirerende voorbeelden zijn er om na te volgen? Een gesprek met Marjorie Boston, Hans van Keulen en Simon van den Berg over de toekomst van de archieven.
Marjorie Boston begon als maker en gezelschapsleider (bij o.a. Made in da Shade, MC en RIGHTABOUTNOW INC.) al vroeg te verzamelen en is nu de hoeder van een archief van het zwarte theater.
‘Ik was onder de twintig, een jonge student op de mime-opleiding. Ik deed eerst de kleinkunst en ik kreeg irritante vragen die ik niet goed begreep. Men snapte niet dat ik én van Bob Marley én van Jacques Brel hield. En dat ik hen in mijn makerschap samen wilde brengen. Ik zat in een witte westerse podiumkunstenwereld, die zichzelf als standaard nam en niet wilde horen over de canon waar ik uit voortkwam. En al helemaal niet wilde horen dat verschillende wortels geblend kunnen worden.
Dat was het moment dat ik wist: als ik hier in deze sector blijf, dan moet ik ook deze taak op mij nemen: de bronnen vanwaaruit ik maak, delen. Ik besloot dingen te gaan bewaren. Alles wat te maken heeft met het zwarte theater ben ik destijds in hard copy en later ook digitaal gaan bewaren. In ons werk heeft documentatie altijd een belangrijke plek gehad.
Ik heb altijd beseft dat wij een canon bij ons dragen die erkend en dus opgenomen moet worden. Het heeft allemaal te maken met waar wij vandaan komen. En dat is de hiphopcultuur. Daar leeft het credo: each one teach one.
We wilden een documentaire maken over Rufus Collins. Hij had zijn laatste voorstelling bij ons gespeeld. Hij zou meewerken aan een tweede voorstelling bij Made in da Shade als acteur. Die heette V.O.O.D.O. (Vent om of de opera, 1998) Maar hij stierf. Toen hebben we besloten zijn trail terug te volgen, naar Amerika te gaan. We vroegen aan het toenmalige theaterinstituut of ze dat project wilde ondersteunen. Tot onze grote schok zeiden ze dat ze Rufus niet zagen als iemand die zij een plek moesten geven in de Nederlandse canon. Dit was in de jaren negentig. Toen was ik er nog meer op gebrand zijn legacy zeker te stellen. Ik dacht: we gaan die documentaire toch gewoon maken. Wijzelf betaalden de cameravrouw, en op basis van interviews die wij met Rufus voor zijn dood hadden afgenomen, zochten wij contact met mensen uit zijn verleden. We hebben Mick Jagger gesproken, Marianne Faithful, Ruby Dee, Harvey Keitel… Al die interviews maken deel uit van ons archief. Toen Rufus stierf kregen wij een deel van zijn persoonlijke archief. Dat was het begin van een samengestelde collectie van het zwarte theater in Nederland. Oud-directeur Gerrit Wijnhoud van De Nieuw Amsterdam heeft ons bijvoorbeeld op het nippertje gebeld met de vraag: ‘Willen jullie ons archief komen redden?’. DNA verloor in 2011 zijn voornaamste subsidie en het gebouw moest leeg. We zijn als een gekken in een gehuurd busje met technici van MC daarheen gereden en hebben dat hele archief in die bus gezet. Wij hebben daarnaast de archieven van Cosmic en haar voorloper Cosmic Illusion, Made in da Shade en Productiehuis MC. Rufus speelde z’n laatste voorstelling in onze eerste voorstelling SHADE. Het werk deed hem denken aan zijn tijd bij The Living Theatre. Voor hem was daarmee de cirkel rond. En zo groeide ons archief uit tot een archief van het zwarte theater in Nederland.’
Hans van Keulen verhuisde na de opheffing van het TIN, eind 2012, met de theatercollectie mee naar de afdeling Bijzondere Collecties van de UvA (sinds 2019: Allard Pierson) waar hij nu werkt als conservator/teamleider uitvoerende kunsten.
‘We zijn voortgekomen uit het voormalige Theaterinstituut. Wat na de opheffing is overgebleven, is het erfgoedgedeelte. Erfgoed houdt in dat we actief verzamelen. Wij houden bij wat er in première gaat in Nederland. De kant van het presenteren van wat we hebben, is weggevallen: je kan bijna alles wat we hebben digitaal bekijken, maar er is de afgelopen acht jaar nauwelijks ruimte geweest voor de promotie van de collectie, of het tentoonstellen ervan. We hebben sinds die grote bezuiniging dus wel gewoon door verzameld; we hebben veel verschillende soorten materialen, maquettes, kostuums, programmaboekjes, scripts, tekeningen, een enorme circuscollectie, poppen, et cetera.’
Wat zijn de kansen in dit digitale tijdperk?
‘Ik heb daar een dubbel gevoel over. Vroeger was er een kaartsysteem en dan vond je een object of informatie over een bepaalde maker en dan kon je naar de balie lopen en om iets op te vragen. Tegenwoordig typ je iets in op google en je krijgt direct resultaat. Dat heeft absoluut voordelen maar op bepaalde manieren is het voor ons als erfgoedprofessionals ook moeilijker geworden. We moeten dat oude kaartensysteem nu eigenlijk vertalen zodat het aansluit op google. Idealiter zou je het achterliggende materiaal ook meteen digitaal beschikbaar maken. Doordat het makkelijker is geworden te zoeken, is de belangstelling ook groter worden. In de eerste laag van zoeken kom je via het sneeuwbaleffect van de zoekmachine steeds dieper en verder – om uiteindelijk hopelijk bij ons aan de deur te kloppen voor het bekijken van fysiek materiaal uit het daadwerkelijke archief. Als je promotieonderzoek doet, dan weet je hoe je dingen kunt vinden. Maar theatermakers of musici zijn geen volleerde archiefonderzoekers. Dus die wil je helpen. En het helpt om aansprekende voorbeelden te geven. We hebben bijvoorbeeld het privé-archief van Natascha Emanuels, bekend van het Vrouwencabaret uit de jaren tachtig. Ik heb zelf dat archief ontsloten. Zij heeft vooral, zoals de meeste mensen doen, alle kranten waar ze in stond, bewaard. Dat zij uit Suriname komt, komt uit het archief niet nadrukkelijk naar voren. Ze heeft bijvoorbeeld ook 15 jaar samengewoond met een vrouw. Maar ze noemde zichzelf niet lesbisch. Het zou dus kunnen dat iemand die via onze zoekmachine iets zoekt over makers uit Suriname, of over lesbische makers, haar niet tegenkomt. Want hoe noteer je die dingen? Je wilt mensen ook niet in een computersysteem terugbrengen tot bepaalde aspecten van hun identiteit. Terwijl zichtbaarheid belangrijk is. Dat geeft een heel dubbel gevoel.’
Marjorie Boston: ‘Toen MC stopte werden we geconfronteerd met de vraag wat wij met deze archieven zouden gaan doen. Toen heb ik bij Bijzondere Collecties aangeklopt, maar die hadden het in die jaren ook niet makkelijk. Zij zeiden tegen ons, toen ze hoorden wat we allemaal hadden: breng in ieder geval al het geschreven archief naar ons toe. En toen heb ik gezegd dat ik dat eng vind, omdat zo’n instelling een selectie maakt en daarin zouden ze misschien andere keuzes maken dan een zwarte theatergemeenschap zou doen. In overleg hebben we besloten dat we wel alvast, totdat er een gedeeld kader is, de archieven van Cosmic naar ze toe zou brengen. Ik heb een bus gehuurd en een heleboel dozen naar hun depot in Amsterdam Zuidoost gebracht. Dat was heel tof, het werd ontvangen door allemaal vrouwen. Een moment dat ik nooit meer zal vergeten. Je geeft iets weg, en het gaat om onze legacy. Ik stapte uit die bus en ze zagen dat het moeilijk was voor mij en toen heb ik gehuild. Maar het gaf een safe gevoel dat het juist die vrouwen waren die het ontvingen. Ze vroegen ook: wanneer breng je de rest? Ik heb toen ook sterk gevoeld dat we als gemeenschap zeggenschap moeten houden over onze geschiedenis, die zelf moeten organiseren. Maar wij hadden geen productiehuis en geen opslag meer. Uiteindelijk hebben we familieleden bereid gevonden om het resterende archief tijdelijk te bewaren. Het heeft in vijf verschillende kelders gestaan, gelukkig veilig en droog. In de tussentijd waren wij RIGHTABOUTNOW.INC gestart en nu hebben we weer een opslag. En als het daar dan zo samen staat, dan zie je hoe veel het is. Het is alleen jammer dat deze collectie nu niet toegankelijk is.’
Hans, hoe kunnen mensen jullie vinden?:
‘We zijn het makkelijkst online te vinden via theatercollectie.uva.nl en met achterliggende verhalen op TheaterEncyclopedie. Maar fysiek is de collectie sinds drie jaar ondergebracht in een groot depot van 1600 vierkante meter. Dat is uniek want de collectie bestaat sinds 1926 en was al die tijd verdeeld over zolders, kelders en de laatste twintig jaar over twee verschillende depots. Alles is nu voor het eerst op één plek.
Toen de collectie onderdeel was van het TIN, was het gemakkelijk. Professionals kwamen over de vloer, er waren tentoonstellingsruimten, een grote bibliotheek, een fantastische tuin en een redelijk café. Er was ruimte voor lezingen, debatten en voor reflectie. Nu dit er niet meer is, ligt de uitdaging erin om de collectie actueel te houden en toegankelijk. De drempel is hoger geworden.
Het punt is natuurlijk dat erfgoedinstellingen werken voor de eeuwigheid. En dan zijn er allerlei regels waar je aan moet voldoen, wil je dat materiaal gebruiken. Kostuums mogen nooit meer aangetrokken worden, archieven kunnen wel geraadpleegd worden maar als je daar met studenten mee aan de gang wilt, dan zijn er praktische beperkingen. Tegelijk zit er wel beweging in. Ook wij zien in dat de behoefte en de ontmoeting rond materiaal belangrijker is geworden.
En wij wilden altijd graag dat mensen ons het materiaal schonken: dat wij de eigenaar werden. Maar nu, als mensen heel betrokken zijn bij bepaald materiaal, is het in bruikleen geven misschien een betere oplossing. Wij zien dat gemeenschappen – zoals die rond de Black Archives – ook met andere vormen van archiveren en presenteren komen. Dat houdt ons scherp. Dat past ook beter bij de netwerkgedachte die je steeds meer rond erfgoed ziet.’
Simon van den Berg is als hoofdredacteur van Theaterkrant betrokken bij Podiumkunst.net, een netwerk van instellingen dat per 2021 een gezamenlijk platform is gestart om erfgoed uit de podiumkunsten digitaal toegankelijk te maken.
‘Toen het TIN sloot was de grootste zorg de enorme Theatercollectie. De UvA wilde die wel in beheer nemen, en er was ook geld voor – in het vermogen van het TIN zat nog de opbrengst van de verkoop van de grachtenpanden – maar dat was eindig. Dus er was alleen geld voor ‘beheer en behoud’ en nauwelijks voor het openbaar maken en zichtbaar houden van de collectie voor de makers. Er is jarenlang flink gelobbyd om dat allemaal weer veilig te stellen. En dat is nu ook gelukt.
Maar in de tussentijd was het denken over erfgoed ook weer een aantal stappen verder: alles wordt digitaal en dat betekent bijvoorbeeld dat het minder belangrijk wordt waar spullen en data precies staan; het gaat erom hoe je het vindbaar en bruikbaar maakt. De overheid heeft nu een ‘Nationale Strategie Digitaal Erfgoed’ opgesteld en Podiumkunst.net moet de collecties uit de podiumkunsten gaan ontsluiten volgens die strategie. Dat is superwaardevol, want daarmee kun je uiteindelijk de collectie ook inbedden in een netwerk van allerlei archieven – belangrijk om bijvoorbeeld materiaal te vinden over zowel het theater- als het tv-werk van acteurs. Maar je merkt ook dat die Nationale Strategie soms niet goed aansluit bij de podiumkunsten: ‘onze’ instellingen zijn vaak klein, en heel erg gericht op productie, en ze bestaan – vergeleken met bijvoorbeeld musea – vaak relatief kort.
In de samenwerking onder de digitale paraplu Podiumkunst.net gaan we twee kanten op. We willen proberen een grote technische structuur te maken waar instellingen en individuele makers op kunnen inprikken; mensen verleiden om daaraan mee te doen, zodat kennis gekoppeld kan worden. Anderzijds moeten we aan de overheid en de erfgoedwereld duidelijk maken dat enkel inzetten op digitalisering niet het hele verhaal kan zijn. The Need for Legacy en de gemeenschap eromheen gebruik ik vaak als voorbeeld: jonge makers, niet ingebed in grote instellingen, vaak zzp’ers, zijn supernieuwsgierig naar hun voorgangers. Maar die voorgangers zaten bij instituten die nu niet meer bestaan, dus hoe komen ze bij die kennis? Waar zou dat archief moeten zijn?
Dit is geen uitzondering, dit is hoe de podiumkunsten steeds meer werken. Als we nu nadenken over manieren van verzamelen en ontsluiten die aansluiten bij de behoefte van de makers – zoals bij The Need for Legacy – dan kunnen het idee over erfgoed misschien uitbreiden met specifieke kennis uit de podiumkunsten. Makers zijn vaak geïnteresseerd in werkmethodes en biografieën – dingen die je moeilijk uit foto’s en flyers kunt terughalen. Het zou mooi zijn juist die behoefte als leidraad te nemen voor een gemeenschappelijk proces – wat je community archiving zou kunnen noemen. The Need for Legacy is voor mij zo interessant omdat je met terugwerkende kracht kunt zien dat makers van kleur in dat opzicht vooroplopen. Zij werken al veel langer over landsgrenzen heen, over grenzen van contexten en disciplines. Ze hadden vaak al verbrokkelde, eclectische en fluïde carrières. Het is zaak heel goed te kijken naar hoe zij hun werk bewaren en hoe wij op de langere termijn met hun kennis en hun geheugen en hun carrières omgaan, en hoe we die kennis zichtbaar en bruikbaar maken.’
Marjorie Boston: ‘Ik ervaar die hernieuwde interesse van de nieuwe generatie in onze geschiedenis als zeer positief. We staan niet meer alleen in de wens om deze archieven erkend te krijgen. We konden ons geen betere druk bedenken dan de manier waarop deze huidige generatie aangeeft dit nodig te hebben. En op een bepaalde manier heb ik dit verwacht. Die processen voltrekken zich in subculturen bij grassroots bewegingen als de onze. Omdat RIGHTABOUTNOW geen meerjarige ondersteuning heeft, kunnen wij dit niet altijd blijven betalen. Ik maak mij wel zorgen – nu wij niet in het kunstenplan zitten – over wat er met deze collectie gaat gebeuren. Maar weggooien zullen wij het natuurlijk nooit. Ik hoop dat er een plek komt, een kenniscentrum waar dit te zien is, te vinden is en te halen is. Waar iedereen welkom is. Ik hoop dat die plek ook gerund wordt door een zwarte organisatie.’
Beeld Rufus Collins’ exemplaar van The Black Book, dat hij in 1976 kreeg van zijn moeder. Uit het persoonlijk archief van Collins, in beheer bij Marjorie Boston en Maarten van Hinte foto Herman van Bostelen
Bewaartips van Hans van Keulen
De overheid heeft duidelijk gezegd dat alle instellingen en personen nu zorg dragen voor hun eigen archief. Het gevaar is dat het vooral de grote instellingen gaan zijn die het lukt hun werk te archiveren. Terwijl het in Nederland barst van individuele makers en kleinere initiatieven. Wat kan je zelf doen? Waar moet je op letten bij het zelf archiveren?
Onze ambitie is om de komende jaren mensen van tips te voorzien. Wat moet je bijvoorbeeld praktisch doen met je oude VHS banden? Een mens moet selecteren. Niemand kan alles bewaren. Dus het is goed om je een beeld te vormen van wat je het belangrijkste aspect van je werk of over je werk vindt om uit te dragen. Het is per definitie subjectief. Een mens bewaart altijd hele specifieke dingen. Juist de kleine briefjes, aantekeningen, notities en vandaag de dag mailtjes en whatsappberichtjes kunnen heel veelzeggend zijn over een periode of iemands bijdrage. Juist deze onverwachte persoonlijke dingen moet je goed opslaan. Omdat het context geeft aan een registratie, script, interview of een beleidsstuk. Dat is gek genoeg veel interessanter dan het bewaren van enkel posters, flyers, krantenartikelen en ander drukwerk.