In het kunstonderwijs zijn de laatste decennia belangrijke stappen gezet om cruciale maatschappelijke ontwikkelingen onderdeel te maken van het onderwijssysteem. Bijvoorbeeld door middel van de aandacht voor sociale veiligheid.
Daarnaast ontstond met het D&I beleid in het onderwijs een dialoog over de dominante Europese kunsttraditie, kunsttradities van andere continenten en de gevolgen van de kolonisatie.
De mensheid gaat over de ecologische grenzen heen van wat de aarde aankan. We bevinden ons in een systeemcrisis waarin het functioneren van de economie en economische groei gezien worden als de belangrijkste oorzaak.
Het is hoopvol om te merken dat er in de kunstwereld een groep kunstenaars, kunstdocenten en studenten werkzaam is die kritisch kijkt naar onze economie en daarmee een oorzakelijk verband aan de orde stelt tussen de klimaatcrisis, racisme, discriminatie en de sociaaleconomische crisis.
De gesprekken die in dit licht gevoerd worden, zorgen ervoor dat kunst en cultuur het menselijk welzijn weer centraal stellen. Deze dialoog wordt niet alleen binnen de muren van de academie gevoerd. Studenten gaan de stad in om gesprekken te voeren, zien de stad, de samenleving als inspiratie voor hun verbeelding; ze stellen zichzelf steeds daadkrachtiger de vraag op welke manier de kunsten hierin een nieuw verhaal kunnen vormgeven.
De groep is relatief klein en daardoor zeer kwetsbaar. Hoe kan het kunstonderwijs het nieuwe verhaal versterken en daarmee in de komende decennia een bijdrage leveren aan bescherming van de aarde, de samenleving, en daarmee een alternatief bieden voor het denken vanuit economische belangen?
Twee jonge verkenners
Het antwoord op deze vraag vond ik het afgelopen jaar door de kennismaking met het schrijven en denken van Bas van de Berg (als lector verbonden aan de Haagse Hogeschool) en Minou Schillings (Regenerative Transition Facilitator). Twee jonge verkenners die mijn ogen openden en mij met hun lezingen en boeken kennis lieten maken met een aardeherstellende visie door middel van regeneratief onderwijs. Via hen ontdekte ik dat regeneratief onderwijs fundamenteel gaat over het leren herscheppen, herbouwen en herstellen van levensbevestigende relaties met de natuur, de aarde en elkaar.
Regeneratief onderwijs begint met de vraag: wat heeft de wereld van nu nodig? En wat hebben toekomstige generaties en studenten in het kunstonderwijs nodig om daaraan bij te dragen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat studenten en docenten in rust kunnen ademen in het vinden van een balans tussen verlangen en realiteit?
De huidige tendens binnen de kunsten, waarin veel produceren belangrijk is, staat volkomen haaks op het regeneratieve denken. Een net afgestudeerde generatie kunstenaars, kunstdocenten, producenten en technici moet in een hoog tempo vier à vijf producties per jaar maken, zelf spelen en daarnaast subsidie aanvragen, schrijven, et cetera. We zien een deel van deze jonge veelbelovende generatie binnen afzienbare tijd omvallen en zelfs afhaken. Naar mijn mening is deze werkwijze in deze huidige tijd grensoverschrijdend.
Het regeneratieve denken benadrukt een duurzame benadering in de zoektocht naar een relatie met de aarde. Deze visie geeft tijd en ruimte om te kunnen ademen, te onderzoeken en om uiteindelijk projecten te ontwikkelen die een duurzame verbinding aangaan met het publiek.
Of zoals Frank Mineur auteur van het boek Er midden in: Theater en kritiek in een belevingscultuur zei: ‘Het gaat om beklijvende kunst en niet om vrijblijvende kunst’.
Veel van wat voor denken doorgaat is het herhalen van oude gedachten in plaats van het creëren van nieuwe. Regeneratief denken is gebaat bij het bewust leiding nemen over onze denkprocessen en het helpen van anderen om hetzelfde te doen. Op deze manier ontstaat er ruimte om te kijken op welke manier we komen tot beklijvende kunst, kunst met een levensloop en inbedding in de samenleving.
In het huidige kunstonderwijs zien we de eerste resultaten van een kleine groep die het onderwijs vanuit een regeneratieve visie invulling geeft. Het vraagt om gedegen onderzoekvaardigheden om bij meer studenten en docenten de ogen en het hart te openen voor duurzame oplossingen vanuit de regeneratieve gedachte. Ook is het essentieel om ruimte te maken voor wetenschappelijke kennis en de ontwikkeling van de communicatieve vaardigheden. Regeneratief kunstonderwijs komt tot bloei als we oprecht aandacht besteden aan gesprekstechnieken om onze ervaringen met elkaar te delen. Een besef van waaruit we uiteindelijk minder hollen, duwen en forceren om rust en ruimte toe te laten. Om te ademen, te luisteren en elkaar echt in de ogen te kijken en de vraag te stellen: ‘Kan het ook anders?’
Wij kunnen onze ogen niet langer sluiten voor de realiteit en zullen op een andere manier gebruik moeten maken van energie, grondstoffen en voedsel. Vanuit het regeneratieve denken kan deze andere manier gevonden worden door middel van verdieping in eeuwenoude inheemse en lokale economieën die inzicht geven in de oorspronkelijke betekenis van een duurzaam leven: vriendelijk zijn voor elkaar, voor elkaar zorgen, vieren, plezier maken en respect hebben voor al het leven. Regeneratie is ook een proces van de nodige introspectie, het leren luisteren naar stemmen die lang zijn onderdrukt.
Een toekomstig regeneratief kunstonderwijs leidt een nieuwe generatie kunstenaars en kunstvakdocenten op met artistieke kwaliteiten, waarin het eigen denken, geloof, perspectieven, ambities en denkpatronen op een duurzame basis worden gekoppeld aan maatschappelijke veranderingen. We moeten daarvoor de koers van het kunstonderwijs verleggen van individuele excellentie naar maatschappelijke relevantie.
In het NRC van 4 januari jl. beschreven Joost Heinsius en Henk Krijnen dat er binnen de Nederlandse kunstensector schoorvoetend een debat op gang komt over de maatschappelijke waarde van kunst. Steun voor dit debat zien we terug bij Justin O’Connor, die al jarenlang in zijn boeken beschrijft dat de kunsten naast onderwijs en zorg in de basisvoorziening thuishoren.
Met als kernvraag ‘Wat heeft de wereld nodig?’ ontwikkelen studenten en docenten binnen de regeneratieve visie een dialoog met de wereld om hen heen over de plaats waarin ze wonen, onze stad. De studenten zijn daardoor onder andere te vinden in ziekenhuizen, in scholen of bij een jeugdzorginstellingen. Tijdens ontmoetingen brengen bewoners, patiënten, verzorgers, leerlingen en studenten vanuit een gelijkwaardige positie hun eigen specifieke kennis en artisticiteit in.
Steeds meer kunstvakstudenten hebben inmiddels bewust of onbewust een regeneratief studietraject gevonden.
In het verzorgingshuis van mijn moeder worden optredens en exposities georganiseerd van kunstvakstudenten. Zo ook van een pianostudent, die regelmatig komt optreden. De afgelopen jaren heb ik hem op technisch gebied, maar ook communicatief zien groeien.
Naar zijn optredens wordt inmiddels door bewoners, familieleden en verzorgers uitgekeken. Op een kwetsbare en ontwapenende manier neemt hij het publiek mee in zijn zoektocht naar bijvoorbeeld technische obstakels. Zijn publiek herkent zijn ontwikkeling en groeit mee in zijn verbeteringen. Hij betrekt zijn publiek ook in de keuze van het repertoire. Onlangs speelde hij een compositie die aan het begin van de Tweede Wereldoorlog was geschreven door de vader van een van de bewoners.
Regeneratief kunstonderwijs vindt ook een basis in wederkerigheid. Zo zal kunstonderwijs in de komende decennia duurzaam, zichtbaar, hoorbaar en voelbaar worden. Andersom betekent dat ook dat de inwoners van de stad geen drempel hebben om onze scholen te bezoeken. De inwoners van de stad en de gemeenschap van de kunstscholen leren elkaar kennen en (her)ontdekken gezamenlijk wat de kracht van kunst is en wat kunst kan veroorzaken.
Tot nu toe lag bij het kunstonderwijs altijd de eerste prioriteit bij de ontwikkeling van de virtuositeit, de ontwikkeling van de intrinsieke excellentie van de student. Bij de visie van het regeneratief kunstonderwijs ligt de focus op een duurzame collectieve artistieke dialoog met de stad en vice versa.
Jonge kunstenaars die in hun opleiding structureel verbonden worden aan maatschappelijke ontwikkelingen op alle mogelijke plekken in de samenleving, op podia en in musea, zullen zorgen voor nieuwe verhalen, voor nieuwe inzichten.
Door ruimte te maken voor het veroorzaken, vertellen en verspreiden van nieuwe verhalen ontdekken we wat de wereld werkelijk nodig heeft. Het is de basis voor maatschappelijke veranderingen waarvan de kunsten onvoorwaardelijk deel van uitmaken.
Daar is een fundamentele verandering in het kunstvakonderwijs voor nodig. De projecten van het kunstonderwijs die in, met, door of in de context van de samenleving plaatsvinden, mogen niet langer incidenten of leuke uitstapjes zijn. De kunstenaar van de toekomst ziet de dialoog met de samenleving en de zorg voor de aarde als basis voor persoonlijke artistieke groei. Zo wordt er op een oprechte manier een wederkerige relatie met het publiek ontwikkeld, die zal bijdragen aan een leefbare aarde en een sociaal rechtvaardige samenleving.
Beeld Milo
Anthony Heidweiller is adjunct-directeur Academie voor Theater en Dans.