Goud aan het Voorhout


Hans van Westreenen (1938-2015)

Zijn korte samenvatting van wat een theater in een stadsgemeenschap kan betekenen: ‘De schouwburg is een huiskamer met een haardvuur dat toneel heet.’ Hij sprak daarbij vanzelfsprekend over zíjn schouwburg, de ‘Koninklijke’, de Oude Dame onder de bonbonnières. Hij had overigens een nóg kortere samenvatting: ‘Er ligt goud aan het Voorhout.’

Hans van Westreenen, geboren Zeeuw, studeerde na zijn diensttijd politicologie aan de VU te Amsterdam. Hij kwam terecht in het eerbiedwaardige dispuut Jumbo, waar talloze bekende protestanten zijn pad en de degen der retorica kruisten. Als oud-minister Donner, nu vice-voorzitter van de Raad van State en de facto onderkoning van Nederland, Van Westreenen tegenkwam in de schouwburg, was het vanzelfsprekend dat Donner altijd als eerste groette en tegen de directeur zei: ‘Goedenavond, meneer de rector’ – Van Westreenen leidde indertijd het dispuut toen Donner als eerstejaars op de universiteit arriveerde. Zijn oudste studievriend, emeritus hoogleraar taalkunde Henk Verkuyl, voegde er op de herdenkingsbijeenkomst op 30 mei 2015 fijntjes aan toe: ‘Overigens begrijpt u wel dat Hans in zo’n omgeving, doordesemd van de calvinistische bestuurscultuur, zijn stijl van opereren ontwikkelde, in de seculiere versie. In de zaal zitten vast mensen die hem als tegenstander hebben meegemaakt. Terugkijkend naar de littekens die ze ooit hebben opgelopen in hun strijd met Hans zullen zij nu wellicht beter begrijpen waar hij zijn wapens heeft gesmeed.’

Na zijn afstuderen begon Van Westreenen een adviesbureau in de kunsten, in 1974 werd hij directeur van de Vereniging van Nederlandse Toneelgezelschappen (VNT), de werkgeverskoepel in het professionele toneel. In 1977 stapte hij over naar dat toneel zelf – hij werd zakelijk leider van de Haagse Comedie, hoofdbespeler van ‘de Koninklijke’. Het waren heftige tijden voor het Haagse schouwburgtoneel. De publiekstoeloop naar de schouwburg halveerde bijna. De Appel van Erik Vos in de Scheveningse tramremise was een geduchte concurrent geworden.

Hans van Westreenen maakte in 1988 mede de overgang mogelijk naar het Nationale Toneel, met Hans Croiset en Leonard Frank als artistieke roergangers. Toen die klus in beginsel was geklaard, maakte Van Westreenen een volgende overstap, deze keer binnen het gebouw aan het Voorhout – hij werd directeur van de schouwburg én bouwheer voor een grondige verbouwing. Inclusief een ander stoelenplan, de renovatie van het toneelhuis en het herstel van de balkons, die immers bijna de zaal in zakten. Het vastschroeven en voor altijd onklaar maken van het historische draaitoneel kon hij niet verhinderen, maar het plezierig-doorzichtige trappenhuis leverde in elk geval een beduidend publieksvriendelijker gebouw op.

Hans van Westreenen is in alles een Haagse gentleman geworden en gebleven. Met – dank aan het calvinistisch dispuut – een scherpe tong en een vilein soort humor, die hij naar hartenlust inzette als wapens in de strijd met de ambtenaren van de Dienst Kunst en Cultuur van het stadhuis (‘het Kremlin aan het Spui’). Zulks onder zijn eindeloos herhaalde motto: à bas la bureaucratie!

En hij hield van geschiedenis. Met onder meer als resultaat de expositie Theater in Duistere Tijden, tijdens Het Theaterfestival van 1993, waarin onder meer de positie van de Koninklijke Schouwburg tijdens de Duitse bezetting werd uitgespit. Toneelspeler en verzetsheld Bob Oosthoek werd geëerd met een marmeren plaquette in de foyer. In wat zijn laatste jaren zouden worden wijdde Van Westreenen zich ook aan nader onderzoek naar de oorsprong van de ‘Haagse stijl’ in het toneelspelen en de rol die de legendarische regisseur en toneelleider Cees Laseur daarin heeft gespeeld.

Hans van Westreenen, in Frankrijk onderscheiden als officier dans l’ordre des Arts et des Lettres, en een homme du théâtre in al zijn bloedbanen, stierf op 23 mei 2015 aan de gevolgen van een ernstige ziekte. Hij is 76 jaar geworden.

 

Bevlogen chroniqueur

Jan Paul Bresser (1941-2015)

Voor zijn allereerste toneelrecensie reist de jonge journalist Jan Paul Bresser in februari 1963 naar Amsterdam, om in de piste van Carré het oudste toneelstuk te zien, De Perzen van Aischylos, in de regie van Erik Vos. In de inleiding van zijn geboekstaafde herinneringen, Jaren van verbeelding (2002), schrijft hij: ‘Adembenemend was het. Maar eenvoudig was het niet, een klassieke oorlog op het toneel te beschrijven die ook nog over onze eigen kleine en grote oorlogen ging.’

Als beginnend verslaggever heeft hij een jaar eerder de kolos van het geëngageerde toneel in het interbellum ontmoet, Albert van Dalsum, die op het Noord-Hollandse platteland uitrustte van een tournee met Shakespeare’s Lear. ‘Het verdwenen engagement’ heet het scherpe portret van de oude ‘Dal’ dat Bresser over die ontmoeting schrijft en waarmee hij zijn Jaren van verbeelding afsluit. Dat boek, waarin ook choreograaf Rudi van Dantzig, dichter Judith Herzberg en schilder Constant langskomen, vat Bressers decennialange verbondenheid met de kunsten op treffende wijze samen.

Jan Paul Bresser was een geboren Hagenaar, hij was van Wassenaar eigenlijk. In het kantoor van zijn vader aan de Kneuterdijk begon het. Daar deelt de jonge Bresser op 8 december 1962 koffie en broodjes rond aan een gezelschap kunstenaars en journalisten dat daar, eerste rang, de begrafenis van Wilhelmina volgt. Als Bresser vertelt dat hij de verslaggeverij in wil, adviseren zij hem te solliciteren bij het Eindhovens Dagblad – goeie krant, veel jong volk, sterke plek om het vak te leren. Op 17 december kan hij al beginnen. Een van zijn collega’s is Peter Koelewijn, die net de hit Kom van dat dak af heeft uitgebracht. Diens journalistieke loopbaan is een korte.

Bresser leert in Eindhoven het vak. Zijn chef, Jan van der Harten, gooit zijn pupillen in het diepe. Binnen zes jaar verhuist Bresser naar het noorden en wordt hij chef kunst bij de Volkskrant. Als toneelcriticus wordt hij er min of meer de opvolger van grand old Daniël de Lange.

Meteen in het begin van zijn Volkskrant-jaren belandt hij met zijn neus in de tomaten – de Aktie Tomaat schopt in 1969-1970 herrie in het gevestigde toneel. Volgens Bressers regelmatige gesprekspartner Hans Croiset is het een zwaar overschatte revolte die nauwelijks iets oplevert. Croiset tegen Bresser: ‘Het is allemaal even vlug verdwenen als het kwam. Iemand die iets te vertellen heeft laat zich niet wegduwen door de tijd.’ Bresser, als bevlogen chroniqueur, bericht er nauwgezet over.

Hij blijft twaalf jaar lang bij de krant. Bij de VARA maakt hij vervolgens kunst- en boekenprogramma’s (onder meer als ‘de man achter’ Boudewijn Büch). Van 1987 tot 2001, in de vroege herfst van zijn journalistieke loopbaan, is hij chef cultuur bij Elsevier. Waar hij onder anderen Cornald Maas als beginnend journalist aanneemt. Maas: ‘Jan Paul is daar de bevlogen en wat chaotische inspirator die zonder enig voorbehoud de meest uiteenlopende kunsten onder de aandacht brengt. Mijn grote voorbeeld.’ Na zijn vervroegde pensionering presenteert Bresser in de Haagse Koninklijke Schouwburg vanaf 2001 de culturele talkshow De Kersentuin.

Jan Paul Bresser stierf op 21 juni 2015 aan de gevolgen van een hersenziekte. Hij is 74 jaar geworden.

 

De diehard met de lage stem

Bea Meulman (1949-2015)

Toneelspelers worden, zo lijkt het soms, na hun dood vooral herinnerd vanwege hun rollen in film- of televisieproducties. Toen actrice Bea Meulman begin juli stierf, kenden de kranten haar vooral als Teun Metz, de lesbische diehard met de lage stem uit de televisieserie Vrouwenvleugel, die tussen 1993 en 1995 door Joop van den Ende werd geproduceerd en door RTL4 werd uitgezonden. Dat zal wel komen door de eerste lesbische kus uit de Nederlandse televisiegeschiedenis.

Veel bekender en populairder werd Bea Meulman bij het grote publiek door de serie SamSam, die tot 2003 tien seizoenen liep en waarin ze (met Jules Royaards) het Nederlandse equivalent speelde van de ‘grappige bovenburen’ George en Mildred uit Man About the House, waarop SamSam was gebaseerd.

Hoe dan ook, van de televisie keerde Bea Meulman terug naar het theater. Daar stond ze vooral in musicals; in Anatevka speelde ze in 1998 eerst Golde, de vrouw van de joodse melkbroer Tevje (Henk Poort) en in 2008 de koppelaarster Yente – allebei mooie rollen.

Bea Meulman was Rotterdamse van geboorte. Ze deed in 1973 eindexamen aan de toneelschool in Arnhem en kon in die stad meteen aan de slag bij Toneelgroep Theater, waar ze tot 1985 bleef. Het waren de boeiende jaren onder het artistiek leiderschap van Elise Hoomans, waarin jonge regisseurs naar Arnhem werden gehaald en de groep opviel door een sterke repertoirekeuze. Kort na elkaar speelde Meulman mee in de opvallende Brecht-productie In de jungle van de steden, geregisseerd door het Duitse talent Karl Kneidl, en als een bittere Marie in Woyzeck, een regie van Ger Thijs. Samen met Elise Hoomans stond ze in de wereldpremière van Een sneeuw van Willem Jan Otten (1983), in de regie van veteraan Ton Lutz.

Veruit haar mooiste rol daar speelde Bea Meulman in De gek van Edward Bond, over het turbulente leven van de negentiende-eeuwse arbeidersdichter John Clare, een groot gemonteerde, door Pé Hawinkels vertaalde en door Ger Thijs geregisseerde voorstelling. Voor de rol van Patty, de vrouw van Clare (die werd vertolkt door Carol Linssen) kreeg ze in 1978 de Colombina, de prijs voor de beste vrouwelijke bijrol.

Bea Meulman stierf op 6 juli 2015 aan de gevolgen van kanker. Ze is 66 jaar geworden.

foto Willem Jolly

Dossiers

Theatermaker september 2015