‘Post-migrantentheater’, die term hanteerde Shermin Langhoff al toen ze aan het roer stond van Ballhaus Naunynstraße, een wijktheater in Kreuzberg. Nu is ze intendant van het kleinste stadstheater van Berlijn, het Maxim Gorki Theater. Maar klein is een woord dat haar niet past, want Langhoff is een vrouw met een missie. ‘Na een kleine opleving in de jaren zeventig viel het Duitse theatersysteem in slaap.’
Door Moos van den Broek, foto Ute Langkafel
Met voorstellingen als Der Kirschgarten van Nurkan Erpulat, Small Town Boy van Falk Richter en Common Ground van de Israëlisch regisseur Yeal Ronen scoorde het Maxim Gorki Theater hoge ogen. Direct in het eerste seizoen onder de nieuwe intendant (2013-2014) werd het in Duitsland uitgeroepen tot theater van het jaar. Een opsteker, een hart onder de riem, maar ook een norm die hoog gehouden dient te worden.
Die uitdaging is wel besteed aan Shermin Langhoff (in 1969 in Turkije geboren als Şermin Özel). Ze volgde intendant Armin Petras op, die naar Stuttgart vertrok en van het Gorki vooral een huis had gemaakt dat zich richtte op de oost-westproblematiek in Duitsland. Vijfendertig jaar na de val van de Muur was Gorki toe aan een nieuwe wind.
Langhoff, voorheen vooral actief als filmproducent, begon haar carrière in het theater in 2003. Matthias Lilienthal, destijds werkzaam voor de Volkbühne Berlin, vroeg haar toen om een gastprogramma te maken. Ze continueerden hun samenwerking toen Lilienthal verhuisde naar het Hebbel am Ufer (HAU). Maar hij kreeg al snel wat concurrentie in de wijk; Langhoff werd directeur van een klein theater enkele straten verderop. In Ballhaus Naunynstraße zette ze haar beleid zichtbaar op de kaart. Ze gaf het bovendien een duidelijke en politiek beladen naam: post-migrantentheater.
Voorbeeldfunctie
Voor de val van de Muur stond het Maxim Gorki Theater in Oost-Berlijn. De voormalige zangacademie aan de beroemdste straat van Berlijn, Unter den Linden, werd verwoest in de Tweede Wereldoorlog. Na de renovatie in 1952 werd het gebouw in gebruik genomen als stadstheater voor de inwoners van Oost- Berlijn. Het stond bekend als kritisch, andersdenkend en hedendaags, met repertoire dat dikwijls refereerde aan het Russische sovjetrealisme.
Het Maxim Gorki Theater is het kleinste stadstheater van Berlijn, met een zaal van vierhonderdtwintig stoelen en een budget van ‘slechts’ twaalf miljoen euro – die vooral opgaan aan huur en personeelskosten. Ondanks die beperkingen vervult het theater een voorbeeldfunctie. Juist omdat het klein is kan het zich ook gemakkelijk bewegen op ander terrein.
Ik tref Langhoff tijdens de openingsdag van een grote cross- disciplinaire happening, de Berliner Herbstsalon. Half november gooide Gorki zijn deuren open voor een dertigtal kunstenaars en activisten. Verspreid over het gebouw, tot diep in de kantoren maar ook op straat reflecteren kunstwerken, van installatie tot protestmars, op de vluchtelingenproblematiek. Diezelfde avond vindt de première plaats van het nieuwste stuk van Sebastian Nübling, In Unserem Namen. Voor de gelegenheid zijn alle stoelen uit het protserige zaaltje ontvreemd om de ruimte van het krappe Gorki optimaal te benutten.
Die ochtend in haar kantoor is het gesprek direct al politiek geladen. Langhoff: ‘Van interculturele gezelschappen wordt verwacht dat ze ethisch politiek theater maken. Het zijn groepen die jarenlang met weinig geld op semiprofessioneel niveau moesten werken. Ze zijn in mijn ogen nooit serieus ondersteund. Diversiteit staat hoog op de politieke agenda, maar het gaat dan helaas altijd over de vraag: hoe krijgen we Turken het theater in? Dat is echter niet de vraag waarmee ik me bezighoud. Berlijn heeft een cultureel diverse samenleving, net als Amsterdam, maar de geschiedenis ervan is niet op het podium te zien. Kijk naar de val van de Muur; de gastarbeiders van destijds zijn intussen medeburgers. Dat er plotseling geen plek meer voor hen was in het verhaal, vloeit voort uit hoe kunst wordt ondersteund en hoe talent wordt georganiseerd.’
Migratieverleden
Het huis openstellen, dat is een belangrijk doel van Langhoff en haar vaste co-intendant, dramaturg Jens Hilje. Meer gastvrijheid en meer dialoog met het publiek! Razendsnel stelden de twee een nieuw ensemble samen. Inmiddels heeft Gorki zeventien vaste acteurs, zeventien vrije ensemblespelers en enkele ongebonden acteurs die op projectbasis aanklampen. Het ensemble is gemengd qua gender, politieke kleur en economische en sociale herkomst. Vele acteurs, zoals de in Nederland opgeleide Çiğdem Teke (vaste actrice van Susanne Kennedy), hebben een Turkse, Russische of Oost-Europese achtergrond.
Momenteel zijn er drie vaste regisseurs aan Gorki verbonden: Nurkan Erpulat, Sebastian Nübling en Yael Ronen. Bij hen voegt zich binnenkort ook Falk Richter, in Nederland vooral bekend vanwege zijn werk met Anouk van Dijk. Langhoff heeft haar regisseurs hoog zitten. Zo raakt het werk van de Israëlisch Yael Ronen volgens haar een belangrijke inhoudelijke snaar omdat ze het begrip migratie in een breder perspectief zet, bijvoorbeeld door te reflecteren op de Palestijnse situatie of de Bosnische oorlog. Met Nurkan Erpulat werkte Langhoff al in Ballhaus Naunynstraβe: ‘Hij is een van de regisseurs die thema’s als identiteit, homoseksualiteit en uitsluiting kan destilleren uit klassiek repertoire.’
Ook de auteurs die ze aantrekt weerspiegelen haar behoefte aan differentiatie. Zo leidt de in Rusland geboren schrijfster Marianna Salzman de aan Gorki verbonden Studio Я, een vrijplaats waar radicale vormen en politieke ideeën worden gekoppeld aan theater.
Missie
Na een lange periode in de filmindustrie vond Langhoff in het theater haar belangrijkste missie: ‘Duitsland heeft een ongelooflijk systeem met drieënveertig stadstheaters waar burgerschap en Bildung hand in hand zouden moeten gaan. Waar progressieve ideeën zouden moeten leven, die ook kinderen als ik hadden moeten bereiken. Maar na een kleine opleving in de jaren zeventig viel het in slaap, in tegenstelling tot de literatuur en de film.’
Graag ziet ze het theater als een open plek waar wordt gereflecteerd op de geschiedenis van de stad en haar bewoners en waar hedendaagse thema’s worden uitgediept, zoals translokaliteit en globalisering. Tevens moet het een basis zijn voor redetwist. Nadrukkelijk wil ze het theater ook openstellen voor andere groepen, zoals voor de vijfde of zesde generatie zwarte Duitsers, die niet vertegenwoordigd zijn op het podium. ‘Het documentairetheater uit de jaren zeventig noch het latere politieke theater of het post-dramatische theater hebben hun verhalen belicht. Er zijn enkele uitzonderingen, denk aan het werk van Rainer Werner Fassbinder en Franz Xaver Kroetz, die wel aansluiting zochten bij de geschiedenis van traumata, maar daarna werd het stil.’
Volgens Langhoff wordt dit soort werk te veel in de hoek van sociaal-culturele projecten geschoven. Ze is van mening dat er niet genoeg aandacht is voor de bevordering van kwaliteit. ‘Berlijn kende twee instituten. Theater der Welt stond voor het kosmopolitische en het exotische, daarnaast was er de zeer laat ontwikkelde Werkstattkultur. De scheiding kwam voort uit de politiek, die ervan uitging dat migranten niet zouden blijven. Culturen worden nog altijd tegenover elkaar gezet. Ik geloof echter in métisage, versmelting, verscheidenheid; in de verhalen en de ondervraging van een stad. Daar is alles tenslotte voortdurend aan verandering onderhevig.’