Tien jaar geleden kreeg ik onverwacht de vraag mee te werken aan een project met Milo Rau voor het Kunstenfestivaldesarts 2014. Mijn hart maakte een vreugdesprong. Niet zozeer omwille van de samenwerking met de voor mij toen nog onbekende Milo maar wel omdat ik vernam dat Johan ook zou meespelen. Een stille wens die uitkwam.

The Civil Wars (2014) bleek een scharniermoment. De ontmoetingen verbonden aan dit project zouden een blijvende invloed hebben op het verdere verloop van al onze levens. Het begin van een internationaal én Belgisch avontuur. We ontwikkelden samen een theatertaal en plantten de eerste zaadjes voor dat wat zou openbloeien tot een jarenlange intense samenwerking en een diepe vriendschap.

Ik word duizelig bij de gedachte dat Johan er niet meer is. Er moest nog zoveel besproken worden, gespeeld en gecreëerd… We zouden nog zoveel reizen met La reprise (2018), telefoneren, naar voorstellingen gaan, glaasjes wijn drinken, lachen, enthousiast zijn en verontwaardigd.

We zouden onze rol delen, nu in de nieuwste van Milo, Antigone in de Amazone. Deze productie als een soort voorlopige apotheose van ons als ‘span’. In 2020 zou Johan nog meespelen, maar hij besloot op doktersadvies eruit te stappen mede omwille van de pittige reisomstandigheden in het Braziliaanse Amazonegebied en zo kwam ik in het verhaal. Johan was onmiddellijk enthousiast. Ik stelde hem voor dat we de rol zouden delen. Ik zou de lange vermoeiende reizen doen, en hij de Europese steden. We zouden ook samen kunnen gaan, hij drie in Parijs en ik twee en tussendoor koffie of wijn op een terras. Ik zag het zo voor me.

Op internationale tournee zijn is een soort van samenleven. Johan had zijn techniek om het intensieve leven vol te houden. Ik bewonderde zijn professionaliteit, hoe hij vlot overschakelde van het Nederlands, naar het Frans, Duits of Engels, hoe hij de stad kende en haar theaters, de kunst beheerste van het bij het ontbijt bewust alleen te zijn.

De afgelopen weken in Brazilië heb ik hem intens gemist. Meermaals fantaseerde ik dat hij er bij was en stelde ik me voor dat we samen uit de groepsactiviteit ontsnapten en wegglipten om even een biertje te gaan drinken en de situatie kritisch te bespreken. Dat was een sterke component van onze vriendschap; we deelden overgave en nieuwsgierigheid maar vooral ook een kritische houding. We hielden van de bevlogenheid en onnavolgbare intelligentie van Milo Rau maar we bleven vragen stellen en boden allebei op onze eigen manier ook tegengewicht tegen de roekeloze ideëen van ‘de romantische socioloog’ (zoals wij hem lachend noemden).

Johan had zo veel ervaring, vakmanschap, kunstenaarschap. Met hem erbij kregen de dingen aarding en uitzonderlijke kwaliteit. Terugdenken aan de momenten samen op scène maakt me intens blij.

Ik denk aan dat gedeelte in The Civil Wars waarin Johan en ik reflecteerden op het vak. Heel persoonlijk werd die voorstelling, over spelen spraken we, en hij noemde Jean-Luc Godard met wie hij had gewerkt. Elke voorstelling voelde ik me verguld daar op die groene bank naast Johan die de gedachten uitsprak alsof het de eerste keer was; loepzuiver, ontspannen én geconcentreerd, gevoelig en bedachtzaam, ernstig én licht tegelijkertijd, nooit cynisch, nooit relativerend, nooit sentimenteel.

Elke avond werd alles naderhand besproken. Johan was streng. De persoonlijke getuigenissen mochten niet larmoyant worden, laat staan met zelfmedelijden. De beroemde uitspraak over de toneelspeler als pizzaleverancier is ontstaan tijdens een ruzie na de voorstelling in een loge in Arras. Johan was kwaad en riep tegen Sébastien Foucault, één van de acteurs: als je dit nog één keer zo speelt stap ik eruit! De discussie werd hevig. ‘Spelen is zoiets als een pizza leveren! Het gaat niet om wie de pizza levert. Het gaat om de pizza!’

Het grote woord was eruit. Iedereen plooide dubbel van het lachen. We wisten het allemaal: ’Dit wordt een klassieker’. Die is nu onderdeel van het curicculum op toneelscholen van Parijs tot Berlijn, Gent en Mosul.

Er komen beelden op van ons aan het meer van Genève, in de warme junizon in zwembroek aan de rand van Les Bains des Pâquis. Een scène uit een Godardfilm, maar dan echt. Ik moest tekst leren. Johan zei: ’Als je tekst leert op een mooie plek zie je later, als je de tekst op toneel reproduceert, die mooie plek terug voor je’. En ja, zo zag ik telkens weer Les Bains des Pâquis. Ik zie de Mattheuspassie in de kathedraal van Bern, ik zie Luik en de ouders van Ihsane Jarfi, het museum in München, de concertzaal in Wenen, de nachtelijke straten van Barcelona, zoveel herinneringen, zoveel leven, zoveel rijkdom, zo een cadeau.

Ik roep onze gesprekken op over toneel, over gemeenschappelijke cercles in Amsterdam en Brussel, de zorgen over recente politieke ontwikkelingen, over de ‘way of the world’. Ik moet lachen met de mijmeringen over plezier en passie, over schoonheid en tederheid, over l’amour et sa pigeonne blanche en de onvoorwaardelijke liefde voor zijn dochters en zijn zoon, ses deux filles et son fils. Maar ook de gesprekken over verlies, kwetsbaarheid, over de familie Leysen, de dood van Frie…

Het viel hem zwaar en het maakte hem soms ook somber. De laatste keer dat we elkaar zagen vertelde Johan me dat hij aan Annie de Clerck had gedacht toen hij me zag spelen en hij begon plots te huilen, tranen stroomden over zijn wangen: ‘Weet je wat zo verschrikkelijk is aan ouder worden, dat je meer doden kent dan levenden’. Wie had toen kunnen bedenken welke betekenis deze woorden vandaag zouden hebben…

Toen het nieuws van het overlijden bekend werd waren we al in Brazilië ter voorbereiding van Antigone in de Amazone, dat over krap twee maanden in première zou gaan. Die ochtend nog had ik me de bedenking gemaakt hoe goed het was dat Johan besloten had dit avontuur aan zich voorbij te laten gaan. Het was bloedheet en vochtig. De dagen waren intens en alles altijd in groep.

Ik ontwaakte uit een ontregelende middagslaap als uit een nachtmerrie. Iedereen was in shock. Even later braken de wolken. Het water viel met bakken uit de lucht. Alles overstroomde. De hemel was in rouw.

Toen de intense regen na een kwartier stopte zat ik verweesd op een bank op die binnenplaats aan de andere kant van de wereld. Op nog geen 50 entimeter récht voor mijn ogen fladderde een kleine groene kolibrie, het duwde zijn dunne bekje in een bloemkelk.

Een beetje later sprak ik Viviane De Muynck aan de telefoon ze zei ‘ne kolibrie is den enige vogel die kan surplacen. Le seul oiseau qui sait faire du surplace. Vanaf nu is de Johan onze kolibrie.’

Liefste Johan,
Lieve vriend,
Gevoelige vrije geest,
Grote kunstenaar,
We zullen je zo hard missen

 

foto Michiel Devijver

Deze tekst is een licht geredigeerde versie van degene die Sara De Bosschere uitsprak tijdens de bijeenkomst ter viering van Johans leven, op 30 april in de NTGent Schouwburg.

Dossiers

Theaterkrant Magazine juni 2023