Kijken door een inclusieve bril en snappen welke gevoeligheden er bestaan in het theater leer je niet zomaar als je dat een leven lang niet hebt hoeven doen. Nan van Houte en Neske Beks startten een briefwisseling over hun ervaringen en nodigen anderen uit zich te mengen in de discussie. In deze editie: Ernestine Comvalius en Simone Zeefuik.
Vierde feuilleton
Het negationisme is traditie in Nederland
Lieve Simone,
Je had mijn dochter kunnen zijn. Mijn oudste is ouder dan jij en toch hebben we een gelijkwaardige relatie. Dat kan gewoon. Ik ben zo benieuwd naar jouw reactie op mijn schrijven, want er zijn weinigen die zo goed in staat zijn om koloniaal taalgebruik en opvattingen door te prikken. Daarmee komen we meteen bij de kern. Jij vertegenwoordigt voor mij een generatie die hier geboren is en ‘unapologetic’ ruimte claimt voor het antikoloniale verhaal met een onafhankelijke manier van denken waardoor het je tweede natuur is geworden om bij de westerse vanzelfsprekendheden te denken: klopt dat? Wat als we het omdraaien?
Waar sta ik? Ik ben geboren in een land dat onteerd is door westerse zwervers. Vanaf mijn eerste ademteug ben ik doordrenkt met de normen en waarden van de Nederlandse koloniale heersers. Mijn denken, mijn taal, mijn blik, mijn gevoel voor schoonheid, mijn gevoelsleven. Ik ben de eerste negen jaren van mijn leven opgegroeid in een samenleving waarin alles wat mijn Afrikaanse voorouders hebben meegebracht als minder werd beschouwd, werd verboden, verzwegen of verdraaid. De eigen godsdienst beleven was een ‘obscure’ bezigheid, bij wet verboden en met de bijbel in de hand verketterd en tot heidense kwakzalverij verklaard. Het Suriname van de jaren vijftig waarin ik geboren ben, keek vooruit en dat betekende het Nederlandse onderwijs, denken en de taal centraal stellen om te stijgen op die maatschappelijke ladder.
Simone, mijn generatie en die daarvoor en zelfs daarna. We zijn verminkt. Een deel van onze kern is weggesneden. We zijn geamputeerd en vervreemd van wie wij hadden kunnen zijn. Begrijp je nu van waaruit wij bezig zijn te verrijzen? Lees het boek Talking back, thinking feminist, thinking black van bell hooks, met name het stuk On self/recovery.
En vervolgens komen wij hier aan in ‘het beloofde land’. Ik kwam er begin jaren zestig. De lucht van bekrompenheid en kapot gekookte spruitjes en bloemkool stijgt meteen op wanneer ik dit schrijf. Toen viel ik van de ene verbijstering in de andere over zoveel onwetendheid. Bij geschiedenisles kende de koloniale geschiedenis slechts gouden tijden en het hoofd van de school wist niet dat wij Nederlands spreken in Suriname. Gloria Wekker heeft het goed samengevat in de titel van haar boek Witte Onschuld. Ik spreek over de jaren zestig en kijk waar wij vandaag de dag nog steeds over spreken.
Het negationisme is traditie in Nederland. Ik doel op het ontkennen of extreem minimaliseren van historisch vastgestelde gebeurtenissen die vandaag nog doorwerken, zoals slavernij, kolonisatie. De bron van de verwrongen beelden over Zwarte mannen en vrouwen, van de gekoloniseerden van kleur. Het gevecht om behoud van zwarte piet is een beschamend voorbeeld hiervan.
Als opgroeiend kind was de bibliotheek mijn redding. Ik kon nooit volledig mezelf zijn op school, want een ‘onschuldige’ opmerking over mijn uiterlijk, loerde altijd om de hoek en er was geen klankbord, geen spiegel, geen herkenning. Ik heb toen wel een bepaalde vastberadenheid ontwikkeld, denk ik achteraf. Van de sentimentele Hut van Oom Tom tot de Ondergrondse van Harriet Tubman. Ik moest me vroegtijdig verdiepen in het feit dat ik de ‘ander’ was en ontdekte dat die kwalificatie aan een diepgaand historisch onrecht is ontsproten.
Binnenkort neem ik afscheid van het Bijlmer Parktheater. Ik heb ruim twintig jaar met velen die mijn missie deelden, gebouwd aan het theater van het Nieuwe Nederland. In 1998 kwam ik bij Krater Kunstzinnige Vorming terecht in Amsterdam Zuidoost. Het was een volledig witte organisatie in een stadsdeel waarvan 70 procent van de mensen Zwart of van kleur is. Je zult begrijpen dat ik een kans zag om vanuit een inclusieve visie en werkwijze een kunstinstelling te ontwikkelen waarin representatie op elk niveau binnen de organisatie uitgangspunt is zodat dat zijn weerslag krijgt in de programma’s en de verhalen. We hebben de arrogantie die de kunstensector kenmerkt getrotseerd en zie, nu zijn wij een niet weg te denken theater in het kunstenveld, volgens de Amsterdamse Kunstraad. Begrijp me goed, ik zie verschuivingen. Oprechte initiatieven. Interessante en mooie voorstellingen, zoals Othello, bewerkt door Esther Duysker, en ik zie mensen van kleur steeds meer posities innemen in theaters. Eenzame posities, zoals ik dit nog vaak doe binnen besturen en adviesgroepen. Maar, we zijn sterk toch?
Herinner je het interview waarin ik aangaf hoe pijnlijk het is om als enige zwarte vrouw bij de meetings met directeuren uit het kunstenveld te zitten en te moeten aanhoren dat zij zich gedwongen voelen zich te verhouden tot de veranderingen die de samenleving steeds meer van hen eist? Tijdens zo’n theater conferentie twee jaar geleden in Amsterdam vlogen mij opmerkingen rond de oren als: ‘We zien geen kleur. Waarom zijn die mensen altijd zo gevoelig. Die diversiteit wordt ons van bovenaf opgelegd. Het is zo moeilijk en dan moeten we ook nog verantwoording afleggen. Dat kan toch niet. Bestaan er theaters in de wereld die inclusief werken? (Deze collega doet het voorkomen alsof het Bijlmer Parktheater niet bestaat). Diversiteit kan alleen als er geld bij komt. Waarom moeten ze het de hele tijd over die problemen hebben in hun theaterstukken. Kan het niet universeel zijn?’
Niemand, maar dan ook niemand heb ik aan mijn zijde gevonden die mij openlijk ondersteunde. Ik vertel je niet eens meer wanneer ik de zoveelste koffieafspraak heb omdat een collega de BLM-beweging als een persoonlijke aanval ervaart of in de war raakt en zich afvraagt of hij/zij/hun zich als wit persoon überhaupt met dat thema mag bezighouden. Ik zie je ogen al rollen. Ik hoor de echo van jouw woorden: go educate yourself! Dat eerder genoemde boek van bell hooks heeft een interessant artikel over ‘ethical issues’. Zie pagina 42.
Ik stroom over van gedachten, ervaringen, observaties en hoop. Jij hebt altijd weer een verrassende kijk en ik leer naar jou te luisteren zonder meteen een oordeel te hebben, maar het einde is daar.
Ik laat je achter bij een mij dierbaar team voor wie deze dekolonisatie-thema’s op een natuurlijke manier vervlochten zijn in ons werk dat verder gaat dan het ‘runnen’ van een theater. Strofen van mijn Engelse gedicht dat ik voor Amsterdam Zuidoost schreef, dringen zich op. There is no future of the arts without us. En tot slot: We don’t beg for recognition/We are the ignition for change!
Lobi
Ernestine
We hebben geen tijd voor kopjes koffie
Lieve Ernestine,
Het is alweer even geleden dat ik u plaagde met de datum waarop uw pensioen ingaat. Ergens in 2030, toch? Of zouden we tegelijkertijd met pensioen gaan? Gelukkig is alleen m’n geheugen koppig…
Deze vergeetachtigheid staat los van de diepgewortelde, in liefde uitmondende waardering die ik heb voor de persoon die eind van dit jaar het spreekwoordelijke stokje van u overneemt. Mijn ontkenning is, zelfs in alle speelsheid, geworteld in mijn adoratie voor u.
U als vriendin, als mentor, als coach, als schenker van suikerwater wanneer de colonial mentalities van onze sectorgenoten me weer eens tot boycots drijven, en u als leidinggevende. Ondanks dat ik vind dat de verhalen van onze vele roadtrips en nachtelijke giechelgesprekken absoluut bijdragen aan de vreugde waar we bewust voor moeten blijven kiezen, zal ik het houden bij m’n bewondering voor de manier waarop u uw positie van leiderschap vervult. Een positie die u creëerde, die u met ongekende flair claimt en waar u met opgeheven hoofd voor blijft vechten. U vertegenwoordigt voor mij een groep personen die generaties lang hebben gestreden. Dat wat sommigen van ons verwarren met een weg die altijd al geplaveid was of die door ons is gladgestreken, zijn jullie voetstappen. Elke verharding die de wegen van deze zichzelf steeds opnieuw gentrificerende ruïne van kolonialisme begaanbaar maakt, is ontstaan onder jullie zolen.
Mijn unapologeticness dank ik aan wat ik weet van jullie strijd. Conclusie: ik ben niemand een verklaring verschuldigd. Deze sector had decennia lang de tijd om te streven naar onze aanwezigheid en lering te trekken uit onze afwezigheid dus om nu nog, in this economy zoals we op Twittah zeggen, te moeten onderhandelen over de noodzaak van onze zichtbaarheid op het toneel, achter de schermen en in posities van leiderschap… never. Ik tel namelijk niet vanaf het moment dat de zogenaamd gevestigde orde besloot dat inclusiviteit ‘iets is waar we wat mee moeten’. Ik tel vanaf uw intrede in de kunstensector. Wanneer ik een theater binnenstap met passen waarvan de snelheid en daadkracht het laten lijken alsof m’n jasjes in de wind wapperen, dan is dat omdat ik uw voorbeeld volg. U heeft niet decennia lang gestreden zodat wij nu, aan de vooravond van uw pensioen, met bibberende stem moeten onderhandelen over onze menselijkheid. Nooit! Dus wat… na 22 jaar moeten we mensen tijd gunnen om te wennen aan onze aanwezigheid? En dan heb ik het niet alleen over onze aanwezigheid op het toneel maar in alle lagen van het theaterwezen en ja, ook in directiestoelen en andere posities van macht. Na 22 jaar heeft ‘men’ alsnog ‘een momentje’ nodig? Niemand heeft tijd. En in de vervelende gevallen dat we tijd moeten maken omdat mensen in bepaalde posities van macht as voor specerij aanzien en voornemens zijn om roet in het eten te gooien dan is het per definitie te laat. Vijf over twaalf en u weet, na middernacht schieten we alleen nog maar met scherp en begraven we Kumbayaa onder Kuti, Kidjo en Koffee. Het negationisme dat u benoemt, die traditie van het ontkennen of extreem minimaliseren van historisch vastgestelde gebeurtenissen, is immers niet de eerste koloniale traditie die we afschaffen.
Wat betreft het overgaan tot De orde van de dag, dat wat op De Agenda staat… het zijn constructies, illusies die de bas in hun overtuigingskracht danken aan wanhoop, aan de angst om steeds minder als centraal gezien te worden. Uiteraard staat het ieder theater vrij om te denken dat het op social media delen van een zwart vlakje met daaronder #BLM (in plaats van het voluit geschreven #BlackLivesMatter, we zien jullie) genoeg is. Net zoals wij mogen zeggen: ‘We zien weinig consistentie in jullie toewijding aan het welzijn van Afro-Nederlanders. Dus nee, jullie mogen ons in jullie subsidieaanvragen niet noemen als samenwerkingspartner. Nee, we zijn niet bereid om jullie vacatures te delen in ons netwerk want jullie lijken ons geen veilige werkplek voor dekoloniale denkers. En neen, we hebben geen tijd voor kopjes koffie!’ Zeker niet wanneer de smaak van de bonen het niet haalt bij de bitterheid van het verzet dat zich, jaren na de fantastische en immer relevante publicatie van prof. dr. Gloria Wekker, nog steeds met onschuld laat aanspreken.
Covid-19 leert me om nooit meer voor middelmatigheid m’n huis te verlaten. Niet voor theaters die niet voorbij de eigen drang naar relevantie investeren in Afro-Nederlandse en niet-Zwarte makers van Kleur, niet voor een overleg met mensen uit de theatersector die vinden dat ze geld moeten krijgen om inclusiviteit en intersectioneel denken tot de kern van hun organisatie te maken. ‘Iemand moet me betalen om minder koloniaal te zijn!’ Over tradities gesproken…
Mijn ouders vulden mijn jonge jaren met een besef waardoor ik nooit zal bedelen om gezien te worden: witheid is niet de norm en ik heb opties. Opties, of je ze nu daadwerkelijk kunt benutten of er alleen nog maar van droomt, ondermijnen de autoriteit die aan De Norm wordt toegekend. Mijn moeder liet me opgroeien met geweldige boeken, films en series waarin niet alleen de personages Zwart waren… de schrijvers en regisseurs waren Zwart. Mijn vader was een zeer kritische journalist die, vanuit een zijstraat van de Rotterdamse Kruiskade, een onafhankelijk radiostation runde en zijn Zwartzijn nooit introduceerde of verantwoordde. Ik weet hoe belangrijk het voor ons is om onszelf als reflectie in plaats van als interpretatie te zien. In de uiterst zeldzame gevallen waarin ik ga voor een verhaal dat op het podium, op een scherm of in een boek door een voornamelijk wit gezelschap verteld wordt, dan is dat omdat ik ervoor kies… niet omdat ik in de leugen ben getrapt dat witheid het centrum van ieders artistieke beleving moet zijn.
Zoals u eens zo mooi aangaf tijdens één van onze cursussen over inclusiviteit: ‘Als je geen kleur ziet, zie je mij niet.’ Ik dank Kwame Kwanzaa voor de illustratie van mijn incomplete lijst van vakmensen uit de Nederlandse theaterwereld. Kijk een lijst hier! Dus nu moet ik, met ons mooie Bijlmer Parktheater-programma, ergens gaan waar mensen ons niet zien? Dat kunnen we ons spiritueel noch mentaal veroorloven. Plus, wie ons niet ziet, verdient onze euro’s niet.
Vanaf mijn eettafel aan de overkant van het theater dat altijd de uwe blijft en vanaf waar we u altijd zullen dragen, salueer ik u. Zoals Toni Morrison dat zo mooi zei… u nam het gemarginaliseerde en claimde het als centraal. U schonk de Bijlmer een fantastisch theater. Het theater van het nieuwe Nederland? Het Theater, punt.
Namens iedereen op planeet Bijlmer en alle niet-Bijlmerianen die toch snappen waarom wij de poolster van geweldigheid zijn, zeg ik: ‘Gran tangi!’
Lobi,
Simone
Beeld Kwame Kwanzaa