De circustraditie staat onder druk. Jaarlijks kunnen circusvoorstellingen rekenen op ruim anderhalf miljoen Nederlandse bezoekers, maar toch kampen de circussen met financiële tegenslagen en worstelen ze om voort te bestaan, zoals het faillissement van Circus Herman Renz vorig jaar pijnlijk liet zien. Een tegenvaller voor de sector was ook de (snelle) invoering van het verbod op wilde dieren eind vorig jaar.
In deze roerige tijden strijdt Stichting Circuscultuur voor het behoud van de eeuwenoude circustraditie. In dat kader werd in februari de eerste Arie Oudeneslezing georganiseerd. Zo’n veertig geïnteresseerden kwamen samen op de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, vooral prominenten uit het circuscircuit: liefhebbers, journalisten en vertegenwoordigers van verenigingen.
Stichting Circuscultuur heeft de lezingencyclus in het leven geroepen om het inzicht in de Nederlandse circuscultuur te verdiepen. Jaarlijks bespreekt een kenner de stand van zaken van het circus als immaterieel erfgoed.
De eerste lezing werd uitgesproken door de naamgever, oud-voorzitter van Stichting Circuscultuur, Arie Oudenes.
Als achtjarige werd Oudenes (Utrecht, 1943) gegrepen door ‘het circusvirus’. Toen hij zag hoe Circus Boltini de tent opsloeg bij zijn ouderlijk huis in Zeist raakte hij gefascineerd door de reizende gezelschappen met hun shows en rituelen. Jaren later werd Oudenes vanuit deze fascinatie bestuurslid van de Club van Circusvrienden Nederland (1993-2001) en secretaris van de Vereniging Nederlandse Circus Ondernemingen (2001-2006). Daarnaast was hij vanaf 2002 tien jaar lang intensief betrokken bij de European Circus Association, eerst als secretaris en later als managing director. In die tijd bouwde Oudenes aan de contacten tussen circusdirecteuren en onderhield hij nauwe banden met lokale overheden en bestuursorganen. Met nieuwe initiatieven, zoals een internationale circusdag, probeerde hij het circus breder onder de aandacht te brengen. Ook was hij een van de initiatiefnemers van Stichting Circuscultuur, die in 2008 werd opgericht. Van 2012 tot 2015 was hij daar voorzitter. Voor zijn verdiensten kreeg Oudenes in 2012 de Oscar Carré Trofee, de hoogste circusonderscheiding in Nederland. Hij werd geprezen als verbinder en bemiddelaar in de sector.
Oudenes is een fervent verzamelaar van circusspeelgoed. Tijdens zijn lezing neemt hij dan ook zijn collectie als uitgangspunt om een van de doelstellingen van Stichting Circuscultuur te illustreren. Hij beschouwt circusspeelgoed namelijk als een sterk middel om circus te promoten bij een breed (en jong) publiek.
Een van de eerste vormen van speelgoed met een circusthema is een papieren poupée modèle uit 1895, waarop circustaferelen zijn afgebeeld. Na 1900 ontwikkelde het speelgoed zich van een hobby voor de rijken (met bewegende ‘automaten’ waarnaar alleen gekeken werd) tot geliefd product voor internationale speelgoedfabrikanten als Fisher-Price, Lego en Playmobil. Dat circus zo populair is, hangt samen met zijn positieve imago. Ook het bedrijfsleven speelt daar graag op in. In 1941 verzamelden consumenten een kartonnen Nivea-circus en in de jaren tachtig gaf de Rabobank een Circus-Bouwboek uit.
Vooral toegiftartikelen en miniaturen zijn sterke producten voor cultuuroverdracht, denkt Oudenes. Circussen gebruiken dit soort artikelen als souvenirs; bezoekers schaffen miniatuurversies van vrachtwagens of volledige circustenten aan. Dit soort speelgoed houdt de herinnering aan een circuservaring levendig en draagt bij aan de bekendheid van de traditie.
Om een groot publiek te bereiken zijn circus-gerelateerde producten uit bijvoorbeeld Kindereieren (Ferrero) of Happy Meals (McDonald’s) interessant. Helaas geeft dit aanbod vaak een ouderwets en karikaturaal beeld; het herhaalt vooral specifieke elementen uit het circus, zoals dieren, clowns en acrobaten. Zo zitten in de circustrein van Fisher-Price een leeuw en een giraf (inmiddels ‘verboden dieren’) nog gemoedelijk naast elkaar. Om de circuscultuur levendig te houden, voorbij de herinnering aan vervlogen tradities, is een realistischer beeld gewenst, meent Oudenes. Maar of een speelgoedcircus ooit zonder zijn leeuw kan?
Ondanks alle worstelingen in zijn sector is Patrick Cramers, de nieuwe voorzitter van Stichting Circuscultuur, positief over de toekomst. ‘De afgelopen kerstperiode waren ruim vijfhonderd voorstellingen te zien in veertig Nederlandse gemeentes,’ benadrukt hij. ‘Het circus leeft en moet blijven leven.’ Zijn stichting zet zich in voor de instandhouding van de circuscultuur, intensieve samenwerking ter promotie en een stevige verankering van de traditie in het collectieve geheugen. Een mijlpaal op dit gebied was de erkenning van circus als immaterieel erfgoed in 2013. Het kreeg een plaats toegewezen op de Nationale Inventaris, als onderdeel van het Immaterieel Erfgoedverdrag van UNESCO.
foto: archief Arie Oudenes
Arie Oudeneslezing
Stichting Circuscultuur
8 februari, Universiteit van Amsterdam
www.circuscultuurnederland.nl
www.europeancircus.eu
www.immaterieelerfgoed.nl