De komende editie van Amsterdam Fringe is de tweede voor artistiek leider Farnoosh Farnia, die op 1 oktober 2021 het stokje overnam van Aukje Verhoog. Hiermee zet ze een belangrijke rode draad in haar loopbaan voort: het ondersteunen van ondergerepresenteerde perspectieven in de podiumkunsten. ‘Bij Fringe is alles bedacht vanuit wat makers nodig hebben om zich te kunnen ontplooien.’ 

Farnoosh Farnia, artistiek leider van het Amsterdam Fringe Festival, heeft een drukke paar weken achter de rug. Als ik haar spreek komt ze net terug van Oerol, waar ze de afgelopen jaren als programmamaker heeft gewerkt – maar tussendoor is ze ook nog op het Duitse Fusion Festival geweest, een counterculture-festival dat bekend staat als de Europese tegenhanger van Burning Man. ‘Het festival vindt plaats op een voormalig militair vliegveld in het noordoosten van Duitsland. Het is sterk politiek georiënteerd, het wil echt een vrijplaats creëren buiten het kapitalistische systeem. Ik heb daar interessante gesprekken gehad over het creëren van safe spaces voor queer kunstenaars en bezoekers.’

Farnia (1981) kreeg al vroeg in haar leven met theater te maken. ‘Mijn ouders, die vanuit Iran naar Nederland zijn gevlucht, zaten hier allebei in amateurtheatergezelschappen, en ze namen mij altijd mee bij gebrek aan oppas en vangnet, als nieuwkomers in Nederland. Sowieso is verhalen vertellen me met de paplepel ingegoten, dat speelt een belangrijke rol in de Iraanse cultuur, dat is onderdeel van de sociale omgang met vrienden en familie. Als theatergenre ontdekte ik storytelling op mijn negentiende bij het Tropenmuseum Junior. Het Tropenmuseum had een expositie over Iran en ze waren op zoek naar mensen die in de oude Perzische verhalencultuur wilden duiken. Samen met Sahand Sahebdivani, die ik al vanaf mijn vijfde kende, ben ik daar maandenlang getraind om de Iraanse verhalen om te zetten naar een vorm voor Nederlands sprekende kinderen; zo hebben we twee jaar als verhalenvertellers gewerkt.

‘Toen dat afgelopen was, waren Sahand en ik helemaal door storytelling gegrepen, maar er was in Nederland niets op dat vlak – alleen losse cursussen met een sociaal-maatschappelijke insteek, met vooral deelnemers van boven de zeventig en geen artistieke pijler. Vanuit onze gedeelde behoefte daaraan heeft Sahand in 2004 Mezrab opgericht, het Amsterdamse storytellingpodium, waar ik later bij ben aangehaakt, samen met Karl Giesriegl. Na steeds wisselende locaties hebben we samen in 2015 het theater aan de Veemkade in gebruik genomen.

‘We hebben ons steeds opgeworpen als pleitbezorger van storytelling als volwaardig artistiek genre. We hebben doorlopend gesprekken gevoerd met de opleidingen en het veld over de vraag wat ervoor nodig is om dat voor elkaar te krijgen. Vanuit die noodzaak is de Mezrab Storytelling School ontstaan, met naast introductiecursussen ook een fulltime opleiding van vijf maanden die ik samen met Sahand en Raphael Rodan organiseer. We hebben een curriculum opgezet dat gericht is op het opbouwen van een professionele artistieke praktijk, met vakken rond verhaalstructuur, niet-westerse verhaaltradities, ademhaling, podiumpresentatie, maar ook inhoudelijke informatie over het Nederlandse podiumkunstenveld.

‘Het is een zeer internationale opleiding, de verhouding tussen Nederlandse en buitenlandse deelnemers is ongeveer 50/50, en mensen komen vanuit de hele wereld – het heeft inmiddels echt een naam en er zijn wereldwijd weinig storytelling-opleidingen. De opleiding is enorm intensief, je zou het curriculum eigenlijk over een jaar willen uitspreiden, maar daar hebben we het geld en de ruimte niet voor.’

Naast haar werk voor Mezrab werkte Farnia ook voor Jong Rast, de jongerenafdeling van Theater Rast dat ze in 2013, samen met Elike Roovers en Rutger Esajas, verzelfstandigde tot DEGASTEN. ‘Ik kwam in 2010 bij Jong Rast als projectleider. Ik voelde me eenzaam in de theatersector: de verhalen die ik interessant vond leken er niet toe te doen. Ik moest me op de middelbare school heel erg aanpassen aan de dominante cultuur, maar heb van huis uit wel een sterke Iraanse identiteit meegekregen, en een gevoel van trots op een rijke cultuur. Maar ik stopte met theaterspelen op mijn negentiende, omdat ik niet het gevoel kreeg dat mijn taal en mijn denken daar welkom waren.

‘Jaren later hoorde ik van Jong Rast, en dat klonk als precies wat ik zocht, ik kon me enorm vinden in hun missie om een plek te bieden voor jongeren die veelal buiten de boot vielen. Ik woonde toen in Brazilië maar ben speciaal voor die functie terug naar Nederland verhuisd. Ik wilde het project, dat toen uit ongeveer zeventig jongeren bestond, nog veel verder laten groeien, en op verschillende plekken in Amsterdam actief laten worden. Daar zijn we toen op basis van losse incidentele subsidieaanvragen ook in geslaagd.

‘Bij Theater Rast heb ik ontzettend veel geleerd van zakelijk leider Gert de Boer. Hij gaf me ontzettend veel vrijheid, zijn vertrouwen heeft me enorm geholpen. Ik vond dat soms ook moeilijk, ik was af en toe boos op hem dat hij het me allemaal zelf liet uitzoeken, maar dat principe van ruimte geven, breng ik nu zelf ook in de praktijk in mijn eigen leiderschap.

‘Vanwege de bezuinigingen van Halbe Zijlstra in 2013 moesten we weer helemaal opnieuw beginnen, Rast had geen ruimte meer om het project te financieren. Toen hebben Elike, Rutger en ik DEGASTEN opgericht, en werd ik zakelijk leider. Dat is de plek waar ik het meest heb geleerd: over mijn eigen noodzaak, maar ook over deze generatie jongeren en de schoonheid van hun diverse verhalen. Ik kwam erachter dat voor hen vechten in het theaterveld me veel makkelijker af ging dan vechten voor mezelf (lacht). Vechten bij scholen, bij festivals, bij recensenten, om ruimte en erkenning te creëren van de kunst die we samen met de jongeren maakten. Mijn werk bij DEGASTEN is een grote leerschool geweest wat betreft vechten voor ongehoorde stemmen, wat als een rode draad door heel mijn loopbaan loopt.

‘Dankzij één van die gesprekken, met toenmalig artistiek leider Kees Lesuis, kwam ik ook bij Oerol terecht. We hadden een meningsverschil over wat ‘artistieke kwaliteit’ betekent, ik vond dat hij daar te eenzijdig naar keek met betrekking tot jongerentheater, en tot mijn verbazing werd ik een aantal maanden later uitgenodigd om op Oerol programma’s te komen maken die een bredere visie liet zien. Ik heb het relatief nieuwe festivalterrein ‘De Betonning’ mogen invullen waar de vraag centraal stond: wat is hier nodig om de brug te slaan tussen het bestaande Oerol en haar publiek aan de ene kant en de jonge hedendaagse stadsbewoner die normaal niet op Oerol komt? We hebben daar onder andere Babs’ Woordsalon, het spoken-word-programma van Babs Gons, een plek gegeven. Mijn functie bij het festival gaf me de ruimte om de vertaalslag tussen onbekendere genres als storytelling en spoken word en het brede publiek te maken.’

Is die betrokkenheid bij de nieuwe stemmen ook je belangrijkste reden geweest om artistiek leider van Fringe te worden?

‘Dat heeft zeker een belangrijke rol gespeeld. Ik werd twee jaar geleden door de nieuwe TF-directeur Tobias Kokkelmans gebeld met de vraag om daar te solliciteren. Toen ik met hem afsprak wist ik binnen een uur dat ik het wilde gaan doen, omdat Tobias’ visie en die van mij heel erg met elkaar matchen, vooral op het gebied van inclusief leiderschap en het bevragen van vaste ideeën over artistieke kwaliteit.’

Sloot de praktijk van je functie aan bij wat je ervan verwacht had?

‘Ik volg Amsterdam Fringe al vijftien jaar, maar van buitenaf had ik verwacht dat zo’n festival door een groter team zou worden gerund (lacht). En ik had me niet gerealiseerd dat het festival voor de makers niet alleen als eenmalige presentatieplek fungeert, maar dat we een doorlopende band met hen aangaan – dat was een hele mooie verrassing, omdat ik heel erg geloof in de kracht van selfmade kunstenaars, en ik en het team er alles aan doen om hen te laten slagen. Bij Fringe is eigenlijk alles bedacht vanuit wat makers nodig hebben om zich te ontplooien. Als buitenstaander denk je: wat heeft deze artiest eraan om voor een halfvolle zaal te spelen? Maar als directeur merk ik dat het juist een belangrijke functie van het festival is om makers vlieguren te bieden, en meer inkomsten dan maar één keer spelen.’

De makers krijgen dus meer dan alleen de recette?

‘Ja, de grote luxe van de Amsterdam Fringe ten opzichte van vergelijkbare festivals in het buitenland is dat makers begeleid, gefaciliteerd én betaald worden (een bescheiden uitkoopsom van 250 euro per voorstelling bovenop de recette). In de komende jaren wil ik de begroting zo gaan inrichten dat dat meer kan worden – fatsoenlijke betaling moet voorop staan, en geen sluitpost worden.’

Een dergelijke intensieve aanpak brengt ook de noodzaak van scherpe keuzes met zich mee. Ik heb het idee dat er door de jaren heen minder voorstellingen op Fringe worden geprogrammeerd, klopt dat?

‘Vijf, zes jaar geleden waren het er zeventig tot tachtig, maar mijn voorganger Aukje Verhoog heeft destijds besloten om het terug te brengen naar ongeveer vijftig, om de makers beter te kunnen begeleiden. Ik heb dat weer iets opgetrokken naar zestig. Maar het aantal aanvragen is de laatste jaren explosief gestegen – van rond de 220 in 2021 naar 430 dit jaar.’

Welke oorzaken zie je daarvoor?

‘Ten eerste is het aantal plekken voor jonge makers in het Nederlandse podiumkunstenlandschap sinds corona sterk gedaald, waardoor nu meer makers zich tot ons wenden. Ten tweede: de groei van genres als storytelling en spoken word, die nu ook steeds meer hun weg naar het festival vinden – onder wie ook steeds meer makers met een niet-westerse achtergrond. Maar die eerste reden is de voornaamste: de Nederlandse podia zijn veel conservatiever gaan programmeren (deels ook vanwege de (terechte!) grotere focus op Fair Practice, waardoor er überhaupt minder voorstellingen worden geprogrammeerd). Ik ben gaan praten met andere talentontwikkelingsfestivals als Delft Fringe Festival en Café Theater Festival, en het is overal hetzelfde: er is een enorme aanwas van jonge makers die nergens anders meer terecht kunnen. We zijn gezamenlijk langs de fondsen en OCW gegaan om dit probleem aan te kaarten, en ze op het hart te drukken dat de paar plekken die nog over zijn moeten worden gesteund, en er meer speelplekken voor jonge makers moeten komen.’

Wat zou je doen als Fringe zelf in de toekomst over hogere budgetten mag beschikken?

‘Als ik meer financiële armslag had, zou ik meer makers kunnen ondersteunen en programmeren, maar de prioriteit ligt bij versteviging van die ondersteuning, in plaats van verbreding. Ik wil mijn team niet uithollen en ik wil ook makers niet iets beloven wat ik niet kan waarmaken.’

Je zei aan het begin van het gesprek dat je je bezighoudt met het creëren van een veilige ruimte voor queer makers. Ik neem aan dat die vraag van veiligheid ook voor makers van kleur speelt, of makers met een beperking. Hoe zorg je voor hen?

‘Het leuke van Fringe is dat je met heel veel podia samenwerkt, en die zijn allemaal welwillend – en dat is heel anders dan tien jaar geleden, toen was de (witte, hetero-)norm nog veel sterker en onbuigzamer. Podia zijn van onbewust onbekwaam naar bewust onbekwaam gegaan: ze willen het goed doen, maar ze weten soms nog niet hoe. Het fijne aan mijn team is dat de samenstelling al heel erg divers is, dus zij kunnen zelf vanuit het oog van een LGBQTI+-er of een persoon van kleur kijken, en zien waar makers tegenaan kunnen lopen. Ze kijken mee naar de ontvangst in het theater, de taal die er wordt gehanteerd in de publiciteit, en we blijven in contact met de maker nadat we die aan een podium hebben gekoppeld: waar loopt die tegenaan? Bij voorbeeld een technicus die geen gevoeligheid toont voor wat het voor een trans maker betekent om naakt te performen, of theaters die de verkeerde pronouns gebruiken. Daar kunnen wij dan het gesprek over aan gaan.’

Je doet ontzettend veel in je professionele leven. Hoe zorg je ervoor dat je zelf niet over de kop gaat?

‘Ik heb geen kinderen, dat scheelt (lacht). En ik ben er goed in om iets los te laten als ik niet meer nodig ben. Ik heb DEGASTEN los kunnen laten, en bij Mezrab heb ik alleen mijn taken bij de Storytelling School nog. Dat is een kwestie van durven loslaten en op tijd weggaan, ik kan me enorm storen aan leiders die dat weigeren. Daarnaast zeg ik echt alleen maar ja tegen opdrachten die in mijn missie passen van het laten bloeien van ongehoorde stemmen, mijn verschillende praktijken sluiten wat dat betreft ook heel goed op elkaar aan.’

 

 fotograaf onbekend

Het Amsterdam Fringe Festival vindt dit jaar plaats van 7 t/m 17 september
amsterdamfringefestival.nl

Dossiers

Theaterkrant Magazine september 2023