De Britse kunsteducatie-expert Paul Collard, directeur van de stichting Creativity, Culture and Education, adviseert wereldwijd kunst- en onderwijsinstellingen over de relatie tussen cultuur en onderwijs. In 2010 was hij ‘kunstschouw’ in Amsterdam. Dit jaar verscheen zijn kritische rapport over de staat van cultuureducatie in onze hoofdstad.
Door Robbert van Heuven
Vraag Paul Collard naar het nut van cultuureducatie en de ene internationale anekdote buitelt over de andere. Zo vertelt hij honderduit over een project dat hij opzette met een museum in Australië. Een school had hem verteld dat basisschoolleerlingen wel leren over de kolonisatie van Australië, maar dat het verhaal nauwelijks beklijft. Daarop ging Collard met een kunstenaar aan de slag om een workshop te ontwerpen. ‘We deelden een groep kinderen op in vier groepen,’ vertelt hij, ‘en vroegen ze op een eigen plek in de galerie hun eigen stam te vormen. Ze dachten na over wat ze aten en dronken, hoe ze hun samenleving konden inrichten, over hun totemdier.’ Terwijl de kinderen buiten hun totempalen op de stoeptegels tekenden, liet hij een vijfde groepje een stuk land en de spullen van de andere clans inpikken. Bij terugkeer van de groepen leverde dat grote commotie op. ‘Vervolgens lieten we de kinderen discussiëren met de nieuwe groep. Die hadden wij gevraagd te vertellen dat ze uit hun eigen land waren verdreven. Uiteindelijk werd besloten de nieuwe groep te laten blijven en juist degenen die daartegen waren uit te zetten.’
Ten slotte werd het verband gelegd met de geschiedenis van de kolonisten en de Aborigines. ‘Juist door de geschiedenis op een creatieve manier na te spelen, kwamen de kinderen tot de kern van de fundamentele, ethische kwesties die aan geschiedenis raken. Het is de kunst, in dit geval via het rollenspel, die de mogelijkheden daarvoor aanreikt, beter dan een vak als geschiedenis dat doet.’
Precies daar ligt voor Collard dan ook de kern van cultuureducatie. ‘De kunsten bieden ons een manier om de wereld te begrijpen zoals de wetenschap dat niet kan. De kunst helpt bovendien bij het organiseren van cognitieve processen die belangrijk zijn bij het leren.’Paul Collard
Barrière
Cultuureducatie is volgens Collard bepaald iets anders dan een groep kinderen door een museum of een theater jagen met de opmerking dat zus of zo goede kunst is. ‘Zo wordt geen kritisch denken aangewakkerd; het gaat over een opgelegde mening. Dat is geen educatie, dat is marketing. Zo’n kunstinstelling wil vooral bezoekers binnenhalen. Je moet de nieuwsgierigheid van een kind aanwakkeren voordat je het kunst aanbiedt, anders is het zinloos. Tijdens mijn gesprekken in Amsterdam vertelde een groep jongeren me dat het enige wat ze te horen kregen voor een galeriebezoek was hoe ze zich hoorden te gedragen. Ze vonden er vervolgens niets aan. Er was meteen een barrière voor ze opgeworpen.’
Een andere groep die hij sprak vertelde honderduit over het Rembrandthuis. Die jongeren hadden zelf aangedragen daar met school heen te gaan, omdat het aansloot bij onderwerpen waarmee ze in de les bezig waren geweest. ‘Ze wisten wat ze daar te weten wilden komen, liepen er met een open blik rond. Daardoor had dat bezoek veel meer impact. Educatie krijgt alleen positieve waarde als kinderen actief meedoen.’ Op zo’n moment, zegt hij, gaat de kunst een dialoog aan met kinderen, waardoor een veel groter engagement ontstaat. ‘Die dialoog moet de kern zijn in de omgang met kinderen. Er wordt sowieso veel te weinig met kinderen gesproken.’
Hij geeft nog een voorbeeld, van een educatieproject waarin kinderen door een galerie mogen lopen. Een kind wordt gevraagd een schilderij te beschrijven aan een tweede, die probeert het schilderij op basis van de beschrijving na te tekenen. Een derde kind moet op basis van de tekening het origineel zoeken. Vervolgens ontstaat een gesprek over de verschillen tussen het origineel en de kinderkopie. Collard: ‘Juist omdat je eerst hun verbeelding loslaat op de kunstwerken en er vervolgens over praat, ontstaat er een kritische discussie over kleuren, onderwerp of vlakverdeling. Ze leren een taal te vinden om over het werk te praten.’
Te veel aanbod
Jammer genoeg bestaan de meeste educatieprogramma’s van kunstinstellingen nog steeds uit een standaardbezoek aan een instelling, stelt Collard vast. ‘Iets anders past vaak niet in de dagelijkse werkwijze van de instellingen. Het is makkelijker om af en toe een bus kinderen te laten voorrijden.’ Het zijn niet de educatiemedewerkers die een omslag naar een andere manier van werken in de weg staan, merkt Collard. ‘Die begrijpen meestal precies wat ik bedoel. Het zijn over het algemeen besturen en directeuren die niet willen. Omdat ze, zoals gezegd, marketing en educatie door elkaar halen. Die willen driehonderd kinderen per keer in hun pand zien. Terwijl het om het leren zou moeten gaan.’
In Amsterdam, schreef Collard in zijn rapport, wordt dan ook veel te veel educatieaanbod gecreëerd dat te veel op elkaar lijkt. ‘Instellingen die ik voor het rapport sprak, vonden dat het huidige systeem niet werkte, omdat scholen te weinig aanbod afnamen. Scholen nemen wel degelijk veel af, maar ze hebben ook overvolle agenda’s. Er zit een limiet aan hoe vaak je naar het Rijksmuseum gaat om je kunsteducatiehokje af te vinken. Waar echter geen limiet aan zit, is aan de behoefte om kunst te gebruiken om kinderen te laten leren, door bijvoorbeeld wiskunde aan beeldende kunst te koppelen. Dat is ook waarom steeds vaker kunstenaars worden gevraagd zelf iets te komen doen op school.’ In zijn rapport pleit Collard er dan ook voor dat elke instelling een school kiest om actief mee in gesprek te gaan over de behoeftes van die school.
De behoefte van scholen en het denken over leren staat immers niet stil. Zo speelt kunst een belangrijke rol in het onderwijsadvies Onderwijs2032 dat vorig jaar verscheen in opdracht van de rijksoverheid, waarin wordt gepleit voor een belangrijker rol voor kunst bij het leren.
Vaardigheden
Collard is er bovendien van overtuigd dat de huidige generatie kinderen behoefte heeft aan andere dingen dan de ontwikkelaars van educatieprogramma’s vaak nog lijken te denken. ‘Vroeger was school de plek waar je kennis opdeed. De kinderen van nu worden vanaf hun geboortedag omringd door media en gebombardeerd met kennis. Op het moment dat ze naar school gaan, weten ze al heel veel. School richt zich nog te veel op het aanleren van nog meer kennis. Ze kan kinderen beter vaardigheden aanbieden om met al die feiten om te gaan, om die kennis te begrijpen. Kunst kan daar een rol in spelen, omdat het ideeën veel krachtiger kan verbeelden dan de taal alleen.’
Een ander aspect waarvan culturele instellingen zich nog te weinig rekenschap geven, is culturele identiteit, zegt Collard, en dan vooral de manier waarop kinderen die ervaren. ’65 procent van de kinderen in Amsterdam heeft een niet-Nederlandse of biculturele achtergrond. Die kinderen voelen zich nu veel meer vervreemd van de samenleving dan vijf jaar geleden. Ze hebben het gevoel dat hun cultuur wordt aangevallen. Als ze naar het Concertgebouw gaan met de opdracht klassieke muziek mooi te vinden, is voor hen de verborgen boodschap: “want deze cultuur is beter dan die van jullie”. Veel kinderen wilden niet meer in Amsterdam wonen, laat staan dat ze straks galeries gaan bezoeken. Over die vervreemding moet met ze worden gesproken. Kunstenaars kunnen helpen dat gesprek te voeren. Je kunt dat soort discussies verweven met culturele activiteiten. Zo kun je hun problemen en conflicten beter leren begrijpen. Het is een van de grootste problemen van deze tijd, waaraan kunst en kunsteducatie kunnen bijdragen. Dat gebeurt nu nog niet.’
Het rapport ‘Cultuureducatie in Amsterdam. Samenhang, kwaliteit en terughoudendheid’ (2016) van Paul Collard is te downloaden op www.amsterdam.nl