Zouden The Beatles vaak de vraag hebben gekregen waarom er niet meer vrouwen in hun band zaten? Zouden zij na hun optredens regelmatig klachten hebben aangehoord van meisjes die zichzelf niet vertegenwoordigd voelden in hun teksten? Zou er ooit een podiumbaas zijn geweest die eiste dat The Beatles minstens voor de helft bestonden uit zangeressen, drumsters, gitaristes en bassistes?
Voilà, ziedaar tenminste één van de verschillen tussen hen en mijn eigen groepje.
Is het weer de laatste zondag van de maand, hebben wij met de vriendenclub van de Orde van de Dag ons programma gespeeld en huppelen of strompelen wij – afhankelijk van onze zelfkritiek – de foyer in, dan kunnen we er gif op innemen dat daar altijd wel iemand aanwezig is die na enkele plichtplegingen en evenveel consumpties de armen over elkaar slaat, ons aankijkt met de blik van een groot-inquisiteur en dan op de proppen komt met de al vaak gehoorde vraag:
‘Zeg eens,
gewoon uit interesse hoor,
ik bedoel er verder niks mee,
maar eh,
een vraagje:
waarom doen er eigenlijk zo weinig vrouwen mee?’
In het repertoire bevinden zich inmiddels heel wat verschillende reacties op deze telkens identieke vraag. De allermakkelijkste is een verraste: ‘Verhip, nooit bij stilgestaan.’ Een aardige toevoeging is dan dat een onderscheid in sekse – zie ook de hoofdstukken Etnische Herkomst en Seksuele Voorkeur – in onze ogen verkeerd is, dat wij slechts zochten naar mensen die goed pasten bij dit concept en met wie het bovendien klikte. Dat bleek bij toeval een handvol kerels te zijn, dat wil zeggen: fysiek gezien. En dan lachen we wat schaapachtig, want dat laatste was bedoeld als een leuke grap.
Doorgaans neemt de aanklager daar geen genoegen mee. Terecht, want het is grotendeels gelogen: wij zoeken wel degelijk naar een meer gemêleerde samenstelling van de groep. Niet slechts omdat wij als satirische show dan in staat zijn tot nóg meer verschillende perspectieven op actuele kwesties, maar ook omdat wij beseffen dat het publiek zichzelf terecht graag vertegenwoordigd ziet. Daarom passeren wij waar nodig onze naaste mannenvrienden met wie we graag eens zouden samenwerken, ten gunste van een vrouwelijke theaterschrijfster. Er is alleen een groot probleem bij deze missie en als we dat uit de doeken doen, dan worden we in de regel niet geloofd. Toch is het zo: van de tien mannen die wij als gast uitnodigen om een dagje mee te werken aan onze show, zeggen er negen direct ja; van de negen vrouwen die wij vragen, is dat er slechts één. Daar lopen wij nu tegenaan, maar ook al toen we ruim vier jaar geleden begonnen. Na een twintigtal afwijzingen kozen we voor de enthousiaste toezeggingen. Dat waren dus die kerels.
De redenen van de afwijzingen lagen erin dat zij zich niet comfortabel voelden bij het concept. Een programma over het nieuws? ‘Ik lees geen kranten.’ Schrijven in één dag? ‘Ik neem graag meer tijd.’ Samenwerken en kritisch reageren op elkaars teksten? ‘Ik ben meer een kluizenaar.’ Allemaal prima en zeer te respecteren, maar helaas niet binnen ons program.
‘Ja hoor eens,’ meent dan de gesprekspartner, ‘dan moet je dus gewoon wat aanpassingen doen aan het concept.’
En dat is meestal het moment waarop ik zeg dat ik het in overweging zal nemen, me omdraai en een biertje ga bestellen. Net als afgelopen editie, de laatste van dit seizoen, waarin we een gevarieerdere cast hadden dan ooit, qua sekse, afkomst én – indien iemand het relevant vindt – seksuele voorkeur. Aan de bar trof ik een meisje zoals ik er bij de Orde van de Dag nog nooit een had gezien. Waarom de Orde van de Dag niet werkte met meer transgenders, informeerde ze. Tot mijn spijt moest ik haar het antwoord schuldig blijven.
PS. Dames en heren, hooggeëerd publiek, na tien jaar was dit mijn laatste column voor Theatermaker. Ik maak een diepe buiging en dank u zeer voor uw trouwe aandacht. Zoals u hopelijk merkte: ik heb het graag gedaan. Nu is het tijd een ander hetzelfde plezier te gunnen en zelf te stoppen. Want zoals ik laatst bij een theaterfestival achter me iemand hoorde verzuchten toen er een presentator het podium op stapte: ‘Hèhè, eindelijk eens een keertje geen Oscar Kocken.’