André van den Heuvel studeerde aan de toneelscholen van Maastricht en Amsterdam, speelde bij de Nederlandse Comedie, zijn eigen firma Katrijn en het Nationale Toneel, en werd landelijk bekend om zijn tv-rollen. Hoe een beeldhouwer uit Tegelen toneelspeler werd, en stierf met twee Louis d’Ors op zak.

Door Loek Zonneveld, foto Philip Mechanicus

In de documentaire Sjarov in Holland (1991) van Hans Keller, over de invloed van de Russische regisseur Pjotr Sjarov op het Nederlandse toneel tussen 1947 en 1969, vertelt acteur André van den Heuvel een verhaal. Het is 1956. Bij de Nederlandse Comedie wordt gerepeteerd aan Tsjechovs Ivanov. Han Bentz van den Berg speelt de titelrol, Van den Heuvel speelt de huisarts Lvov. In de tweede acte hebben zij samen een scène, waarin de dokter Ivanov de oren wil wassen over diens plompe gedrag tegenover zijn zieke vrouw. Ongemakkelijke scène. Lvov nerveus, Ivanov bot. De scène loopt niet. Sjarov neemt de Ivanov-partij even over en speelt door in het Russisch. André van den Heuvel steekt een sigaret op. Sjarov/Ivanov kijkt naar de sigaret, stopt met praten, glimlacht. Van den Heuvel/Lvov biedt hem er een aan, die wordt aangenomen, dan pakt Sjarov/Ivanov de sigaret van de ander om de zijne aan te steken, en staat vervolgens met twee sigaretten door te praten. André van den Heuvel constateert in de documentaire broodnuchter: ‘Sterk beeld van die twee. Goeie regie.’

André van den Heuvel begon in zijn geboortedorp Tegelen in de kunsten als ambitieus beeldhouwer. Als jongen was hij naar eigen zeggen aardig ‘door de oorlog gerold’. Maar toen kwam de militaire dienstplicht in Indië, ‘een ernstige persoonlijke aanslag’. En daarna was er van de beeldhouwer weinig meer over. Hij koos voor het toneel. ‘Een goeie therapie voor mij. Zeker de eerste jaren. Op de toneelschool in Maastricht zeiden ze tegen almaar me: “Hamlet, schudt uw nachtkleur van u af.” Die rol heb ik overigens nooit gespeeld. Dat afschudden is spelenderwijs gebeurd.’

Officieus debuteerde hij in de Passiespelen van Tegelen, in de regie van Frits van Dijk, een volle neef van Ko van Dijk. Hij speelde: Blindgeborene, Romeins hoofdman en reserve Johannes. ‘Wanneer Christus ziek zou worden, speelde Johannes Christus en zou ik Johannes spelen. Maar helaas werd Christus nooit ziek.’

Na een paar jaar Maastricht stapte hij over naar de toneelschool in Amsterdam, waar hij in 1954 meteen bij het ensemble van zijn leraren aan de slag kon: de Nederlandse Comedie. Als jonge toneelverslaafde zag ik hem daar in 1966 voor het eerst spelen, John Proctor in Millers Vuurproef. Geweldige rol in een regie van Ton Lutz. Het jaar daarop speelde hij op het Holland Festival in Carré de machtige titelrol in Aeschylos’ Prometheus, een onderneming van Erik Vos waarin ook Albert van Dalsum meespeelde (diens laatste rol) en Elisabeth Andersen.

Samen met zijn vrouw, actrice Kitty Janssen (die overigens vier jaar geleden overleed) richtte Van den Heuvel een eigen (commerciële) toneelfirma op, Katrijn, omdat ze Albee’s Virginia Woolf niet mochten spelen bij het gesubsidieerde toneel. De wraak smaakte zoet. Voor hun versie van hét stuk kreeg Van den Heuvel meteen zijn eerste Louis d’Or. Katrijn hield als toneelfirma bijna twintig jaar stand.

Daarna kreeg hij nog een pak mooie rollen te spelen, met name bij het Nationale Toneel. Daar vertolkte hij in 1993 Koning Lear, in de vertaling van Hugo Claus en in regie van Franz Marijnen, met tegenover hem Hans Croiset als Gloucester en Freek de Jonge als frivole Nar. Hun zelfgeschreven en geïmproviseerde teksten werden door Van den Heuvel broodnuchter gepareerd. Zijn tweede Louis d’Or had hij enkele jaren eerder ontvangen, voor zijn vertolking van professor Robert Schuster in Thomas Bernhards zwanenzang Heldenplatz.

Toen het toneelspelen erop zat, keerde hij terug naar zijn eerste artistieke liefde, het beeldhouwen. Die kunst zat nog als gegoten in zijn vingers, zo was te zien op een mooie expositie in Pulchri Den Haag, zo’n tien jaar terug. Ook speelde hij nog een paar puike gangsters op televisie, en een sterke rol in de serie De partizanen. En natuurlijk wist hij dat bij zijn dood het als ‘verkleedlied’ geschreven Op een mooie Pinksterdag uit Annie M.G. Schmidts musical Heerlijk duurt het langst (met Leen Jongewaard) weer uit de mottenballen zou worden gehaald. Dat een grote krant hem zou eren met het predicaat ‘een van dé tv-gezichten van de jaren 70/80’, daarover zou hij hebben gefronst. Per slot was hij, naast beeldhouwer, vooral toneelspeler. En een verdomd goeie ook.

Dossiers

Theatermaker april 2016