Op 17 september wordt de Prosceniumprijs uitgereikt aan De Nieuwe Toneelbibliotheek, tijdens het Gala van het Nederlands Theater. Sinds de oprichting 14 jaar geleden zijn er ruim 750 toneelteksten uitgegeven, gemiddeld meer dan één boekje per week. Ditte Pelgrom: ‘We hebben steeds alles volledig voor het veld gedaan.’

Een toneeltekst een halfproduct? Volgens Ditte Pelgrom is het zo veel méér dan dat. In 2009 richtte ze, samen met Alexandra Koch, Connie Nijman en Sandra Tromp Meesters, De Nieuwe Toneelbibliotheek (DNTB) op, een initiatief van Platform Theaterauteurs in samenwerking met Hotel Dramatik. De kenmerkende, gekleurde zakboekjes op ansichtkaartformaat zijn inmiddels niet meer weg te denken uit het theaterveld. DNTB ontvangt dit jaar de Prosceniumprijs, de jaarlijkse prijs voor persoon of instelling die ‘achter de schermen’ een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het Nederlands theater.

De VSCD Toneeljury noemt het archief van DNTB ‘een viering van actuele verhalen en van alle stijlen, conflicten, plotwendingen en personages die deze verhalen in zich dragen’. Met de uitgaven draagt de bibliotheek volgens de jury bij ‘aan het ondersteunen van de toneelschrijver in het nu en aan de verspreiding van hedendaagse teksten in de toekomst’.

De oprichting kwam voort uit de behoefte om theaterauteurs  zichtbaarder te maken in het veld, zegt Pelgrom. ‘Er werd voortdurend gezegd dat er nauwelijks toneel geschreven werd, en dat er daarom zo weinig nieuwe teksten werden geregisseerd of geprogrammeerd. We wilden laten zien dat dat niet klopte.’ Doordat teksten na de oorspronkelijke uitvoering vrijwel niet terug te vinden waren, werden ze niet opnieuw geënsceneerd, en was er weinig uitwisseling en reflectie op het genre. ‘Daardoor kon het toneelschrijven zich niet goed door ontwikkelen.’

De Nieuwe Toneelbibliotheek heeft sinds de oprichting 14 jaar geleden ruim 750 toneelteksten uitgegeven. Dat is gemiddeld meer dan één boekje per week. ‘Tot die tijd werd een nieuwe toneeltekst vrijwel nooit gezien als onderdeel van een oeuvre. Het veld had totaal geen zicht op wat een auteur nog meer schreef, behalve die ene tekst die toevallig in de zaal was gezien. Je wist daardoor niet wat iemands stijl en thema’s waren. Dat gold overigens ook voor de auteurs zelf, die hadden vaak ook minder goed zicht op hun eigen repertoire.’

DNTB geeft niet alleen nieuw Nederlandstalig repertoire uit, maar ook vertalingen, bewerkingen en secundaire literatuur. Sinds 2020 is er een spin-off-reeks: De Nieuwe Dansbibliotheek. Naast de fysieke boekjes is er een uitgebreide digitale bibliotheek, waarop inmiddels meer dan 800 toneelteksten gratis ter beschikking worden gesteld.

Auteurs en kleine tot middelgrote gezelschappen waren ten tijde van de oprichting meteen enthousiast, later volgde ook de BIS. Voor schrijvers was het fijn om iets tastbaars te hebben en daarmee een portfolio op te bouwen, gezelschappen konden bij een productie meteen een boekje verkopen. ‘Binnen een half jaar hadden we 25 boekjes uitgegeven.’

Belangrijk voor het aanvankelijke succes was de mogelijkheid van printen ‘on demand’, waardoor je in beperkte oplage kon drukken en gezelschappen dus niet vooraf al bang waren dat ze met grote stapels onverkochte boekjes bleven zitten.

De organisatie achter de boekjes bestond aanvankelijk dus uit vier mensen, waarvan alleen de vormgever (Nijman) werd betaald. Na een aantal wisselingen in de verder onbezoldigd opererende organisatie, besloot Pelgrom in 2019 dat het tijd was om het steviger aan te pakken. Inmiddels kan ze er zelf ook van leven en is Mara Aronson aangenomen, die twee dagen in de week de zakelijke belangen behartigt. ‘Ik realiseerde me: als er met mij iets gebeurt, is er eigenlijk geen organisatie meer.’ Om het voortbestaan te garanderen is de prijs van boekjes (aanvankelijk 8 euro) in stapjes omhooggegaan (inmiddels 12,50 euro) en zijn de opstartkosten naar reëlere bedragen verhoogd. ‘Vreselijk vond ik die prijsverhogingen. Kleine boekjes moeten kleine prijzen hebben. Daarbij: we doen het vooral om het theaterveld te voeden, dus je wilt dat studenten makkelijk zo’n boekje kunnen kopen en dat de collectie ruimhartig kan groeien.’

DNTB opereert zonder subsidie. Auteurs en gezelschappen betalen zelf om uitgegeven te worden. Ze benaderen DNTB en de organisatie bepaalt vervolgens of een tekst geschikt is om in de reeks opgenomen te worden. ‘De collectie verandert al groeiende van vorm. Ik beweeg mee met de behoefte van het veld en vul aan waar de vraag soms uitblijft. Wanneer ik vind dat bijzondere teksten ten onrechte ongepubliceerd blijven of wanneer ik schrijvers mis in de reeks, benader ik ze zelf. Al blijft dat ongemakkelijk, omdat er tegelijkertijd ook geld gevraagd moet worden. Maar elke nieuwe publicatie maakt andere ook weer mogelijk. Hoewel steun van een fonds heel welkom zou zijn, is de vrijheid die we nu hebben ook een groot goed.’

Maria Goos was één van de schrijvers van wie in 2013 een Sleuteltekst werd gepubliceerd. Pelgrom: ‘Dat waren 25 teksten geschreven in Nederland tussen 1970 en 2000, die van belang zijn geweest voor schrijven en maken van nu. Teksten en inspiraties waarvan we vonden dat ze doorgegeven moesten worden.’ Nineties Productions heeft daarop de afgelopen twee jaar een soort vervolg gemaakt, waarin ook een andere tekst van Goos werd gepubliceerd.

Goos noemt De Nieuwe Toneelbibliotheek ‘een enorme stimulans’ voor het ontwikkelen van toneelrepertoire. ‘Er is op dit moment zo’n focus op identiteitstheater, het zou zonde zijn als andere stukken in de vergetelheid zouden raken. Het is geweldig dat er zo’n bibliotheek is die ervoor zorgt dat dat niet gebeurt, die als geheugen fungeert.’

Pelgroms ambitie is om het veld zo compleet mogelijk in kaart brengen, in Nederland én België. ‘Een bibliotheek moet groot zijn, vind ik. Je moet niet alleen het nieuwe werk laten zien, maar ook alles wat daar aan inspiratie en bronmateriaal onder ligt. Als je niets vastlegt, weten mensen niet van elkaar wat elkaars bronnen zijn, waar een tekst uit voortkomt. Jonge makers kunnen op die manier oud werk lezen, waardoor ze weer geïnspireerd kunnen raken. Op die manier kan het schrijven zich verder ontwikkelen.’

DNTB is een van de drie belangrijke uitgeverijen voor Nederlandstalige toneelteksten, naast IT&FB en Bebuquin. ‘Het is fijn dat er meerdere plekken zijn – met verschillende smaken en opvattingen – en geen monopoliepositie. Elke selectie is subjectief en de impact van een uitgave is groot. Van de verantwoordelijk die die machtspositie met zich meebrengt ben ik me zeer bewust. We proberen altijd de schrijver en het theaterveld voor ogen te houden. Het maakt het aan de andere kant ook mogelijk bijzondere ontwikkelingen in schrijven extra onder de aandacht te brengen.’

Ze geeft bijvoorbeeld ook vaak iets uit in de hoop dat iemand daardoor een stapje verder komt. ‘In Nederland heb je Joost II Sickenga en in Vlaanderen heb je Bruno Mistiaen: auteurs die goed schrijven maar die veel te weinig gespeeld worden. Zij kunnen boekjes laten maken en dan maar een paar exemplaren bestellen. Als zo’n tekst dan vervolgens alsnog gespeeld wordt, bestel je er gewoon meer.’

Al kan een te vroege publicatie ook in het nadeel van de auteur werken, erkent ze. ‘Van sommige schrijvers denk ik: die wil ik niet, of nog niet, uitgeven, maar die kan ik wel een plek aanbieden in de digitale bibliotheek. Daardoor zijn ze alsnog vindbaar. Bovendien kan niet elke schrijver het zich veroorloven alle teksten uit te geven. De digitale bibliotheek is er dan om de oeuvres toch zichtbaar te maken.’ Maria Goos: ‘Soms duurt het een paar jaar voordat een auteur naamsbekendheid krijgt. Dan is het heel fijn dat er een plek is waar je al die eerdere stukken terug kan lezen. Zowel als naslagwerk als voor de archiefvorming is dat heel belangrijk.’ Volgens Pelgrom nemen steeds meer gezelschappen de uitgaven tegenwoordig mee in hun begroting. ‘Daardoor wordt het geheugen duurzamer ondersteund en komt het niet alleen neer op de schouders van de schrijvers.’

Op het moment dat auteurs uitgegeven worden, nemen ze ook hun eigen schrijverschap veel serieuzer, is haar ervaring. ‘In België bijvoorbeeld, werden de meeste teksten geproduceerd door makers. Een tekst in een boekje is echt iets anders dan een werkscript. Iemand als Freek Mariën is begonnen als maker. Maar je voelde vanaf zijn eerste werk dat er zoveel potentie in dat schrijven zat. Ik ben heel blij dat wij hem al heel vroeg konden uitgeven, waardoor hij het schrijven zelf ook heel serieus is gaan nemen.’

Toneelschrijver Frank Siera heeft inmiddels 12 teksten uitgegeven bij DNTB. ‘Een van de belangrijkste waarden van de Toneelbibliotheek is dat mijn teksten zo een langer leven krijgen en een groter bereik. Ik word regelmatig benaderd door amateurgezelschappen of studenten met de vraag of ze mijn tekst mogen gebruiken. Dat is een doelgroep die ik bij het schrijven niet voorzie, maar die mijn teksten van nieuw leven, en dus ook van nieuwe interpretatie en context, voorziet.’

Dat herkent Benjamin Moen van BOG., dat al vanaf de debuutvoorstelling 10 jaar geleden, hun teksten bij DNTB uitgeeft. ‘Die boekjes gingen vanaf het begin als warme broodjes over de toonbank na een voorstelling. Zeker BOG.1 wordt nog altijd heel veel in het amateurcircuit gespeeld of bij audities op toneelscholen gebruikt.’ Sommige mensen leerden het gezelschap aanvankelijk zelfs via de boekjes kennen, en pas in tweede instantie via de voorstellingen. ‘We hebben toeschouwers die eerst een tekst van ons hadden gelezen en toen dachten: dat wil ik wel zien.’

Pelgrom: ‘Ik was heel blij dat we het werk van BOG. meteen konden uitgeven. Ik vond die eerste voorstelling zo mooi. Toneel neigt in Nederland vaak naar proza te gaan, maar BOG. wist heel goed het snijvlak tussen proza en poëzie te vangen. Zij laten zien dat toneel behalve alles wat je uitspreekt, ook is wat je allemaal niet uitspreekt. Van buitenaf werd vaak argwanend over ze gesproken: houden ze het vol, wanneer hebben we ‘dit kunstje’ van ze gezien? Maar het is geen kunstje, het is een stijl, zoals schilders een stijl hebben. Die poëtische kracht wilde ik heel graag sterker vertegenwoordigd zien in de collectie, om te kunnen delen.’

Siera noemt DNTB een toegankelijke uitgeverij voor (beginnende) auteurs. ‘Tegelijkertijd is er wel een drempel. Niet elk stuk belandt zomaar in een boekje, en teksten worden heel uitgebreid geredigeerd. Daarmee is zo’n uitgave bij De Nieuwe Toneelbibliotheek ook een soort kwaliteitsstempel, zonder dat het meteen een heel gesloten bolwerk is.’

Heeft Pelgrom het toneelschrijflandschap in de afgelopen 14 jaar zien veranderen? ‘We hebben in ieder geval meer kennis van elkaars werk. Neem het Nederlandse en het Vlaamse veld: dat wist nauwelijks van elkaar wat er gemaakt werd. Wat daar geschreven werd, kwam amper hier en andersom. Er is nu veel meer besmetting. Iemand als Frank Siera had waarschijnlijk nooit geschreven wat hij nu schrijft, als hij niet met het werk van Het nieuwstedelijk en het daar bekende schrijven in spreekkolommen in aanraking was gekomen. Je ziet hoe schrijvers elkaar beïnvloeden, op een manier die verder voert dan het alleen kopiëren van iets: auteurs worden gevoed door elkaar.’

Het toneel is meer literair geworden, is haar overtuiging. ‘Ik geloof dat het uitgeven daarbij heeft geholpen. Auteurs weten steeds beter welke middelen ze inzetten, welke technieken er zijn, wat interpunctie kan doen. Ooit werd toneel bij literaire uitgeverijen uitgegeven, dat is bijna helemaal verdwenen omdat iedereen steeds zei dat een toneeltekst een halfproduct zou zijn. Het is óók een halfproduct, maar het plezier van het lezen ervan is ook al een heel belangrijke kwaliteit. Niet voor niets is de Leesclub nu zo’n succes.’

Frank Siera: ‘Wat ik bijzonder vind aan Ditte is dat ze zich echt committeert aan een auteur, en daarmee aan een schrijfstijl en richting. Ze kijkt altijd naar hoe een tekst het beste tot zijn recht komt. In het geval van mijn tekst Ongerijmd betekende dat bijvoorbeeld dat het boekje gekanteld moest worden, als dwarsligger. Tegelijkertijd is Ditte ook een enorme vraagbaak, die haar netwerk graag ter beschikking stelt aan haar auteurs. Ze heeft me al meerdere keren aan goede vertalers geholpen, bijvoorbeeld voor mijn meertalige libretto Ritratto.

Wat is Pelgrom in die afgelopen 14 jaar wel gelukt en wat niet? ‘Ik heb de verhouding man-vrouw bewust veel gelijker getrokken, zodat er meer vrouwelijke auteurs in beeld kwamen. Ook het Vlaamse en het Nederlandse veld heb ik goed weten te vermengen. Maar de representatie van niet-westers perspectief in de bibliotheek is nog veel te mager. Ik ben me daar enorm van bewust. Ik vind het belangrijk en ben er ook nieuwsgierig naar. De vraag is alleen: waar vind ik geld en mogelijkheden? We zijn bezig met het opzetten van een project waar we schrijvers uit Suriname in kaart willen brengen en willen uitgeven, maar er is natuurlijk veel meer en dat vraagt eigenlijk om een gastuitgever met kennis van zaken naast mij. Zoiets zou meer dan welkom zijn.’

Een ander groot gat dat ze niet gefinancierd krijgt, zijn moderne vertalingen. ‘We weten eigenlijk maar heel weinig van wat er in landen als Frankrijk, Spanje, Duitsland of Engeland aan nieuw repertoire wordt geschreven. Het lukt me niet om dat uit te geven. Gezelschappen willen dat niet financieren, als zij iets uitgeven is dat vrijwel altijd nieuw Nederlands werk. Terwijl je dat veld om ons land heen ook graag wilt ontsluiten. Dat geldt ook voor die niet-westerse canon, daarvoor is het uitgeven van moderne vertalingen ook enorm belangrijk.’

Ook De Nieuwe Dansbibliotheek heeft geld en aandacht nodig. Maar, net zoals bij secundair werk, is daarvoor meer geld nodig, want in tegenstelling tot de al geschreven toneeltekst moet hier al het materiaal nog helemaal aangemaakt worden. ‘Bij de theaterboekjes ligt de toneeltekst er al aan het begin, het gaat in feite alleen nog om de afronding.’

Over de gehele linie kijkt Pelgrom tevreden terug op de afgelopen 14 jaar. ‘Ik denk dat de grootste winst is dat er anders naar toneelteksten wordt gekeken. Een tekst wordt niet meer per definitie gezien als werkmateriaal voor één specifiek gezelschap, maar als iets wat op verschillende manieren van waarde is. Als speler, naslagwerk, autonome tekst, of gewoon als hebbeding, omdat je een voorstelling zag die je mooi vond.’

Judith de Joode van BOG.: ‘Het is tof dat er van een tijdelijk iets, ook iets overblijft.’ Goos: ‘En dat is extra belangrijk, want we zijn in Nederland niet zo goed in het op waarde schatten van ons toneelgeheugen.’

De toekenning van de Prosceniumprijs noemt Pelgrom een grote eer. ‘We zijn ontstaan vanuit een gemis in het veld en het is ons gelukt dat gat te dichten met heel veel kleine boekjes vol toneelteksten. Het heeft lang geduurd om mensen te laten zien dat we niet een winkeltje zijn dat alleen maar zoveel mogelijk wilde verkopen, maar dat we bezig zijn met het bouwen van een gemeenschappelijk archief van teksten dat we zo wijd mogelijk willen delen, tot ver in de toekomst. We hebben jaren ontzettende verliezen geleden omdat we bijvoorbeeld de porto of de opstartkosten niet wilden verhogen, we hebben veldkortingen opgezet voor studenten, allemaal uit eigen zak. Ik kwam er pas heel laat achter dat je dat soort zaken moet uitleggen, dat de liefde er niet automatisch van afstraalt. Ik ben heel blij dat er dan een erkenning komt vanuit een vakjury, niet alleen voor ons maar vooral voor alle schrijvers: dat hun werk serieus genomen wordt.’


beeld
De Nieuwe Toneelbibliotheek

Dossiers

Theaterkrant Magazine september 2023