Vanuit haar praktijk als beginnende toneelschrijver werpt Devika Chotoe de vraag op hoe schrijven van toneelteksten kan bijdragen aan systeemverandering. In haar zoektocht naar een antwoord, treedt ze onder meer in gesprek met collega- schrijvers van verschillende culturele achtergrond. ‘Je voelt een verantwoordelijkheid om het goed te doen, waardoor je soms krampachtig gaat schrijven.’

Kan schrijven echt bevrijdend zijn? En hoe zou dat (moeten) werken? Steeds meer bi-culturele en genderqueer schrijvers, schrijvers met een beperking en andere woordmagiërs behorend tot gemarginaliseerde groepen, betreden het veld. Maar wat gebeurt er als zij verstrikt raken in een web waarin de cis heteronormatieve, witte, validistische blik vooralsnog dominant is? En ze moeten werken in een praktijk die gevormd is door dezelfde kaders, criteria en waardeoordelen? In dit stuk wil ik de discipline van toneelschrijven onder de loep nemen. For the master’s tools will never dismantle the master’s house, in de woorden van Audre Lorde. Als traditioneel toneelschrijven een master’s tool is, in welke patronen laten we onze eigen inkt dan druppelen?

Schrijfgewoonten en schrijfethiek

Theaterwetenschapper Sruti Bala benoemt in haar artikel Decolonising Theatre and Performance Studies: Tales from the Classroom het belang van nieuwe gewoonten om een discipline te transformeren, en verwijst hierbij naar Gayatri Chakravorty Spivaks begrip epistemologisch engagement: nieuwe gewoontes om de discipline te denken en niet alleen een aanvulling op de dingen om over na te denken.’[1] Ik vraag mij af wat dit betekent voor het vak van toneelschrijven als daarin kruisbestuiving plaatsvindt met nieuwe gewoonten en praktijken. Het schrijven óver onderbelichte onderwerpen en daarmee het theateraanbod aanvullen is intussen een redelijk in gang gezet proces, maar hoe kan de discipline aangevuld worden met andere vertelvormen, plotstructuren en talen zodat deze werkelijk in dienst komt te  staan van perspectieven uit de marges?

Over deze vragen en meer ging ik in gesprek met Guus Pengel, Enver Husicic, Bo Tarenskeen, Bodil de la Parra, Mathieu Wijdeven, Neske Beks en Maxine Palit de Jongh. We ontmoeten elkaar online op een zondagmiddag. Een eerste constatering is dat een groepsgesprek als dit überhaupt niet vaak plaatsvindt en dat iedereen gretig is, benieuwd naar elkaars ervaringen. Een eerste conclusie is wellicht dat het voeren van gesprekken zelf – over positionering en hoe dat de persoonlijke schrijfpraktijk beïnvloedt – wellicht al een gunstige gewoonte kan zijn die het schrijven ten goede komt. Allen geven aan dat hun culturele achtergrond zeker een rol speelt in hun schrijverschap.

Waarom schrijf je toneel en wat betekent je multiculturele identiteit voor je schrijverschap?

Pengel: ‘Ik ben in 1983 vanuit Suriname naar Nederland gekomen en ik miste gewoon verhalen, daarom ben ik die gaan schrijven. Mijn multiculturele achtergrond speelt heel vaak een rol, want de meeste mensen die werk van mij willen, delen deze achtergrond.

De la Parra: ‘Dat missen heb ik ook gehad. Ik was actrice – ben ik nog steeds – maar wel in de jaren negentig. Ik herkende mijzelf in weinig rollen en ik kreeg pijnlijke dingen te horen bij castings: ‘We hebben al een Zwart meisje, en met jou erbij is het iets te veel van het goede.’ Vanaf het moment dat ik begon te schrijven over mijn Surinaamse achtergrond werd dat goed ontvangen, waardoor ik ook over andere thema’s die mij na aan het hart liggen begon te schrijven, zoals vrouw zijn.’

Tarenskeen: ‘Door mijn werk voor Theater Na de Dam, waarbij ik heel veel stukken las of programmeerde die het Nederlands oorlogsverleden vanuit Joods perspectief belichtten, dacht ik op een gegeven moment: bestaat er niet een stuk wat gaat over Indische mensen? Hoe de oorlog en de migratie voor hen was? Toen voelde ik voor het eerst die verbinding met wat je een multiculturele achtergrond zou kunnen noemen. En die bepaalde noodzaak om dat te schrijven. Een doorlopend thema in mijn werk is vervreemding, daarover zou je kunnen zeggen dat iedereen met een multiculturele achtergrond die heel goed kent. Wat ik nu heftig vind is dat ik bij aanvragen moet vertellen dat ik een niet-westerse achtergrond heb. Dat ik daarmee dus punten scoor. Ik vind het vernederend om te merken dat er nu op zo’n manier naar mij wordt gekeken. Ik moet blijkbaar door een soort ballotagecommissie die kijkt naar mijn ras, mijn etniciteit. Ik vind het vernederend omdat er dan niet meer wordt gekeken naar de kwaliteit van mijn werk.’

Beks: ‘Ik begrijp dat de kwaliteit van je werk niet enkel gaat over je achtergrond, maar als die nooit mag meetellen dan zijn we ook niet goed bezig. De taal en instrumenten zijn nog niet gevonden om diversiteit werkelijk in te voeren en daardoor zie je dit soort pijnlijke krampen ontstaan. Vroeger werden we helemaal niet gezien. Het ging nooit om ons bij die fondsen.’

De la Parra: ‘Als ik nou eens iets anders wil maken wat niet gerelateerd is aan mijn achtergrond, heeft dat dan nog een plek? Dan begin je daar weer over te twijfelen.’

Pengel: ‘Ik zie als maker altijd verschillende lagen. Er is een universele laag. Er is een Surinaamse laag. En er is een Guus laag.’

Wijdeven: ‘Dat is wel echt de vloek van de bi-culturele schrijver. Dat je altijd met meerdere lagen en meerdere plekken en publieksgroepen aan het stoeien bent.’

Voelen jullie een verantwoordelijkheid om deze perspectieven te belichten?

Tarenskeen: ‘Bij Het Indisch Interieur had ik heel erg het gevoel dat ik het definitieve ‘Indische’ verhaal moest vertellen, zodat alle Indische mensen zich eindelijk erkend zouden voelen. Dat heeft mij een writer’s block van 5 jaar opgeleverd. Ik heb nog nooit zo lang over een toneelstuk gedaan. Wat voor mij de sleutel was om uiteindelijk uit deze writer’s block te komen, was wat ik op mijn 17de tegen mijzelf had gezegd: Ik wil gewoon iets bouwen op het toneel, een eigen universum neerzetten, waarin ik mij thuis voel.’

Husicic: ‘Ik merk dat ik soms te serieus schrijf. Bij het eerste stuk dat ik schreef was ik heel erg bezig met hoe mijn Surinaamse familie hierop zou reageren. Weet ik genoeg van Suriname om hierover te mogen schrijven? Je voelt een verantwoordelijkheid om het goed te doen waardoor je soms krampachtig gaat schrijven en dan ga je varen op clichés, omdat je weet dat mensen die herkennen. Tegelijkertijd is het een zoektocht naar hoe je die kan nuanceren en relativeren. En hoe je de lol blijft bewaren tijdens het schrijven.’

Palit de Jongh: ‘Tijdens het schrijven voel ik de verantwoordelijkheid om een heel personage te laten zien en niet te vervallen in stereotyperingen. Naast het schrijven word ik soms ook gevraagd om les te geven en dan merk ik dat er binnen een onderwijssysteem heel weinig ruimte is voor verschillende stemmen: verschillende werkwijzen, wat voor verhaalstructuren er goed zijn en welke niet. En dan voel ik mij verantwoordelijk om daar een antwoord op te geven in mijn eigen werk en dus ook in hoe ik voor de klas sta.’

Hoe navigeren jullie tussen de verschillende publieksgroepen?

Wijdeven: ‘Er staan nu meer makers van kleur op het podium, maar het is nog steeds zo dat je te maken hebt met een heel wit publiek dat graag dingen goed uitgelegd wil krijgen en een mooi verhaal wil zien. En ik merk ook, tijdens nagesprekken bijvoorbeeld, dat ik dan veel meer bezig ben met dingen uitleggen, terwijl ik met mensen die meer voelen zoals ik juist dieper in de materie kan duiken. Dus daarover voer ik nog wel een strijd in mijn hoofd.’

Tarenskeen: ‘Ik wil geen doelgroep-theatermaker zijn. Iets maken wat alleen voor Indische mensen interessant is. Ik wil met mijn verhalen iets universeels aankaarten. Dat vind ik een interessante spagaat. Je wilt iets maken wat resoneert bij Indische mensen, maar ook bij de hele wereld.’

Beks: ‘Ik vind het betuttelend wanneer er te veel wordt uitgelegd als ik naar een voorstelling ga over bijvoorbeeld de Surinaamse cultuur. Dan denk ik: dit is niet voor mij bedoeld, want ik weet dit al… dus graag zo min mogelijk uitleg. Soms lastig misschien, maar ik heb mijn hele leven lang moeten verdiepen in die andere (witte) kant. Ik vind dat wit zich ook wel eens in ons mag verdiepen en het huiswerk dus zelf doen. Dat is in ieder geval een deel van mijn beweging tot dekoloniseren. Mijn literaire idool Toni Morrison zei: ‘Zwart schrijver zijn is vergelijkbaar met een Russisch schrijver zijn, zoals Tsjechov. Die schrijft over Russen. In het Russisch. Voor Russen.’ Dat dus.’

Hoe verhouden jullie je tot alternatieve vertelvormen binnen toneelschrijven:

Husicic: ‘Ik was me er eerst niet bewust van, maar ik gebruik elementen van storytelling: het vertellen van verhalen tijdens een voorstelling. Ik merk ook dat ik in communicatie met anderen veel opsteek en een bewustzijn creëer over mijn eigen manier van schrijven. Ik betrap mijzelf erop dat The Hero’s Journey-achtige structuren en personage ontwikkelingen toch in mijn achterhoofd blijven zitten tijdens het schrijven, maar voor mij is de uitdaging dan om te zoeken naar mijn eigen manieren om mijn verhalen te vertellen.’
Palit de Jongh: ‘Ik schrijf veel conflictloos, omdat er in verschillende Aziatische verteltradities meestal interne conflicten aanwezig zijn en niet een probleem dat opgelost moet worden. Wat ik ingewikkeld vind, is dat het dan gereduceerd wordt naar dat dat beckettiaans is. Dat is niet zo. Dat moet ik dan uitleggen.’

Beks: (lachend): ‘Het dominante narratief dat altijd graag de stempel op onze verhalen drukt.’

Het gesprek eindigt in reflectie op hoe kunst verstrengeld is met kapitalisme. Beks: ‘De grootste beperking voor kunst is dat we te maken hebben met kapitalisme en kolonialisme – en hoe die twee altijd en steeds weer verbonden zijn met elkaar.’

Dekoloniseren in de discipline van toneelschrijven zie ik dan ook als het cultiveren van die nieuwe schrijfgewoonten om de discipline te emanciperen, in plaats van alleen te schrijven over emancipatoire onderwerpen. En ik denk tot slot dat het ook loont om stil te staan bij een eigen schrijfethiek om binnen het kapitalistisch systeem zo integer mogelijk te navigeren: wat zijn de waarden vanwaaruit je schrijft en hoe vertaal je die naar een persoonlijke werkethiek zonder al te definitief te zijn?

Minder hero, meer journey.

Foto Bart Grietens

[1] Bala, S. (2017). Decolonising Theatre and Performance Studies: Tales from the classroom. Tijdschrift voor Genderstudies, 20(3), 333-345.

Dossiers

Theaterkrant Magazine juli 2024