In Nederland wordt al tijden gesproken over een huis voor toneelschrijvers. In Noorwegen bestaat zo’n plek al bijna dertig jaar: Dramatikkens hus in Oslo. Vertaler Maaike van Rijn was er te gast en zag van binnenuit hoe de Noorse toneelschrijfkunst gestimuleerd wordt.
Op tien minuten lopen van treinstation Oslo Centraal staat het voormalige fabriekje Oslo Elektriske Sveiseverksted uit 1850. Nu is het een theater hotspot: Dramatikkens hus, het centrum voor ontwikkeling van nieuwe theaterteksten. Binnen vind je kantoren, een ruime studio, een vlakke-vloerzaal (300 vierkante meter, 140 stoelen) en de ‘schrijfzolder’. Dramatikkens hus staat op de grens van een nieuw stadsdeel met moderne kantoorgebouwen en een oudere wijk met rommelige winkeltjes en eethuisjes uit alle windstreken. Naast het gebouw staat een moskee; aan de achterzijde zit Theaterplass (het Theaterplein), omringd door hippe horeca.
De geschiedenis van Dramatikkens hus begon in 1984 op initiatief van actrice Anne-May Nilsen met Det Åpne Teater (DÅT), ‘Het open theater’). Bij Det Åpne Teater konden toneelschrijvers teksten ontwikkelen op de vloer, samen met dramaturgen, regisseurs en andere vakmensen. Na 3 jaar had DÅT zijn waarde zozeer bewezen dat het in aanmerking kwam voor structurele subsidie. In 1987 werd een permanent onderkomen gevonden in de fabriek, die in slechte staat was, maar met hulp van vrijwilligers gerenoveerd werd. In 1994 kocht DÅT het gebouw met steun van overheid en gemeente, en vanaf 2000 bestempelde de Noorse Raad voor Cultuur het tot een ‘vaste institutie’ (zoiets als een BIS-instelling).
In 2007 kende het ministerie van Cultuur DÅT extra middelen toe om zich te ontwikkelen tot een nationaal competentiecentrum voor theaterteksten. Daarbij hoorde een nieuwe naam: op 31 december 2009 werd DÅT formeel opgeheven en op 1 januari 2010 startte Dramatikkens hus. ‘Toen Dramatikkens hus werd opgericht, was dat ook om boete te doen voor het feit dat de theatermakers in Ibsens thuisland de toneelschrijvers een eeuw lang, beetje bij beetje, het theater uit geduwd hadden. In Noorwegen werd de theaterpraktijk steeds meer gebaseerd op vertolken, in plaats van op het scheppen van nieuw werk’, aldus Line Rosvoll, artistiek leider sinds 2014. Daarbij moet je weten dat Ibsen niet alleen een nationaal vereerd kunstenaar is, maar ook persoonlijk aan de wieg van de natie stond – en iedereen in Noorwegen weet dat. Het geeft de toneelschrijfkunst een iets ander cachet dan in Nederland. Grote inspiratiebron voor Dramatikkens Hus waren de New Dramatists in New York, die toneelschrijvers niet zien als tekstleveranciers, maar als actief onderdeel van het artistieke team.
Anno 2022 ontvangt Dramatikkens hus jaarlijks 1,6 miljoen euro van de Noorse overheid en 50 duizend euro van de gemeente Oslo, plus de huur van het café Oslo Mek op de begane grond. Af en toe kan het extra fondsen aanvragen voor specifieke projecten, zoals de aanleg van een nieuw ventilatiesysteem.
Missie
Als nationaal ontwikkelingscentrum voor toneelteksten ondersteunt Dramatikkens hus ‘het creëren van uitvoerbaar drama in alle vormen.’ Het begeleidt toneelschrijvers, tilt de kwaliteit van toneelteksten naar een hoger niveau en spant zich in om ze geproduceerd te krijgen en een groter publiek te laten bereiken. De komende jaren wil men focussen op diversiteit door actief op zoek te gaan naar nieuwe perspectieven en stemmen, zoals van (kinderen van) immigranten, de LHBTI+ gemeenschap en van de inheemse noordelijke volken, de Sami.
Dramatikkens hus werkt met verschillende modellen en methodes, al naar gelang waar de schrijver behoefte aan heeft. Behalve tekstonderzoek op de vloer organiseert het cursussen, seminars en debatten. Ook programmeurs en regisseurs met interesse in een nieuwe tekst zijn welkom. Rosvoll: ‘We willen een laagdrempelige ontmoetingsplek zijn voor de sector, voor professionele uitwisseling, experiment en onderzoek. Je moet ons eenvoudig kunnen bereiken voor advies, of je nu theaterdirecteur bent op zoek naar een tekst, of een schrijver met behoefte aan een sparringpartner.’
Wekelijks is er een avondactiviteit in de zaal, meestal een lezing die via stream/podcast terug te luisteren is. Sinds 2014 is er ook de jaarlijkse husdramaraton, waarin nieuwe teksten van de huisschrijvers (zie hieronder) gepresenteerd worden: een programma ‘vol scenische bokkensprongen met eten, drinken en alles, waarvan je niet wist dat je ervan droomde op het gebied van toneeltekst.’ Alle activiteiten zijn gratis toegankelijk. Om dit te realiseren beschikt Dramatikkens hus over twaalf vaste medewerkers, onder wie vier dramaturgen, aangevuld met een ‘pool’ van freelancers. Want als een schrijver dat prefereert, kan zij/hij ook werken met een externe dramaturg.
Niet conformeren
Iedereen met plannen voor een nieuwe (Noorse) toneeltekst kan ondersteuning aanvragen bij Dramatikkens hus. Aanvragen worden ingediend via een digitaal portaal (jaarlijks zijn dat er zo’n tweehonderd, en dat aantal stijgt) en worden beoordeeld door de artistieke staf. Alleen de aanvraagronde voor de positie van husdramatiker (huisschrijver) is eens per 2 jaar. Toneelschrijvers kunnen kiezen uit vier soorten ondersteuning:
- Schrijfbeurs: financiële middelen (twee- tot zesduizend euro) om tijd te kunnen besteden aan tekstontwikkeling.
- Sparringpartner: een artistiek gesprekspartner (dramaturg, regisseur of andere professional).Het toegekende bedrag dekt 10 tot 20 werkuren voor een dramaturg.
- Werkplaatstraject: in overleg met de schrijver wordt een team samengesteld (dramaturg, acteurs) om een tekst te ontwikkelen op de vloer. Het traject vindt plaats in de eigen studio of bij een partnertheater en wordt afgesloten met een presentatie, al dan niet voor publiek. Het toegekende bedrag hangt af van duur en aantal deelnemers.
- Husdramatiker-schap: dit is het meest omvattende programma. ‘Huisschrijvers’ worden voor 2 jaar aangesteld. De aanvraag dient een gedetailleerd plan te bevatten van beoogde projecten plus twee representatieve teksten. Het toegekende bedrag is 23.300 euro(voor twee jaar). Daarnaast heeft de husdramatiker onbeperkt toegang tot alle faciliteiten van het huis (dramaturgen, studiogebruik, tekstlezingen, enzovoort).
Het husdramatiker-programma bestaat sinds 2013, toen uit 79 aanvragen zestien huisschrijvers werden aangesteld. Inmiddels is de vijfde lichting bezig (2021-2023, 102 aanvragen waarvan 10 gehonoreerd). In totaal zijn er in 10 jaar tijd 42 huisschrijvers aangesteld. Uit een van de aanvragen: ‘In de keuken van het theater wil ik op zoek gaan naar de grens van wat het publiek nog appetijtelijk vindt. Ik zal over die grens heen gaan, en heb een solidair huis nodig om na afloop mee te evalueren. Ik ga het ook eng vinden, en lange, goede gesprekken nodig hebben.’ Een huisschrijver over de ervaring met ‘zijn’ dramaturg: ‘We ontwikkelden een persoonlijke, doorlopende dialoog. Het gesprek ging ook door buiten het project om. Ze was mijn sparringpartner bij het schrijven van subsidieaanvragen, proza en gedichten. Ze kent mijn kunstenaarschap beter dan wie ook en zorgt ervoor dat ik me niet ga conformeren, wanneer ik tegen de verwachting inga van wat een jonge theatermaker met mijn achtergrond zou moeten uitdrukken.’
Konijn
Dramatikkens hus is op kantoordagen open vanaf 9 uur; meestal is er dan wel iemand die een pot koffie zet. Beneden huizen de dramaturgen, productie en de studio, die vaak in gebruik is voor tekstonderzoek op de vloer. Achter de vlakke vloer – overdag meestal leeg – bevindt zich het werkhok van de technici.
Op de eerste verdieping zitten twee of drie kantoormedewerkers onder dikke dakbalken. Ook de artistiek- en de zakelijk leider hebben hier ieder een kantoortje, zonder veel luxe. De ruime schrijfzolder voor de husdramatiker bevat een bibliotheekje, oude bureaus, een vergadertafel, stoelen, een whiteboard, potplanten, een enorm pluche konijn (voor de zich eenzaam voelende schrijver?) en een vintage bankje. Als ze willen, hebben alle huisschrijvers hier een werkplek.
Er wordt gezamenlijk geluncht in het café. Iedereen brengt zijn eigen lunch mee of haalt wat in de buurt, want het café doet niet aan lunch. De uitbater heeft geen keuken en ‘geen zin in vrouwen met kinderwagens’. ‘s Avonds geldt ook een ‘bring your own food’-beleid: neem je eigen chips of afhaalmaaltijd mee – prettig, in duur Oslo.
Alle medewerkers werken een deel van hun uren thuis, dus meestal zijn er niet meer dan vier of vijf mensen tegelijk aanwezig. Tijdens mijn eerste week was het er vrij stil, iedereen zat geconcentreerd te werken.
Meer nieuwsgierigheid
Op mijn tweede dag gaf husdramatiker Nelly Winterhalder (1979) ’s middags een besloten presentatie van een tekst waaraan ze met drie acteurs had gewerkt in de studio. Hoewel de middelen beperkt waren, was duidelijk dat dit zou kunnen uitgroeien tot een spannende voorstelling. Na afloop was er feedback: er waren nog wat te veel verhaallijnen, die ook niet allemaal even goed waren uitgewerkt, maar er zaten een paar hele mooie scènes tussen. Nelly was tevreden over het resultaat van haar werkplaatstraject, ze kon nu zelf verder.
Na afloop rondden Nelly en de acteurs het project af met biertjes bij Oslo Mek. ‘Het biedt een uitzonderlijke mogelijkheid om je in je eigen dramatische schrijven te verdiepen. Dramatikkens hus kan een enorme steun zijn in het promoten van een bepaald genre, of het vinden van publiek. De afgelopen jaren gebeurde dat met jeugdtheaterteksten. Deze methode staat of valt natuurlijk met theaters en regisseurs, die daadwerkelijk aan de slag gaan met onze teksten. Ik zou bij hen graag meer nieuwsgierigheid zien naar het werk van de toneelschrijver. Grotere gezelschappen werken vaak met huisregisseurs, waarom stellen ze geen huisschrijver aan? Als toneelschrijver is mijn werk pas klaar wanneer het stuk een publiek heeft bereikt, dus voor mij zijn zulke verbintenissen extreem belangrijk.’
Feminist
Onderdeel van mijn residency was een bezoek aan het tweedaagse Ibsen Scope Festival in Skien, een partnerorganisatie van Dramatikkens hus. Het festival verstrekt in totaal zo’n twee ton aan werkbeurzen voor internationale, innovatieve theaterprojecten die ‘een kritisch debat aanjagen’ over existentiële en maatschappelijk gerelateerde kwesties uit Ibsens werk. Er is overigens ook een Ibsenfestival in Oslo, eveneens tweejarig, dat in dezelfde internationale vijver vist en eveneens een geldbedrag uitreikt (de Ibsenprijs). Daarom heten de ‘Ibsen Awards’ van Skien sinds kort de ‘Ibsen Grants’, en is de naam veranderd in ‘Ibsen Scope festival’.
Skien, dat zich richt zich op theaterprofessionals, is verreweg het kleinste van de twee festivals. Sommigen verwijten het festival onnodig marginaal zijn. De driekoppige vakjury die de voorstellingen selecteert, heeft al jaren dezelfde samenstelling, wat een persoonlijk voorkeursbeleid natuurlijk in de hand werkt. De voertaal is Engels, maar buiten de grant-winnaars zijn er nauwelijks buitenlandse gasten. Dit jaar was er 130 man publiek en iedereen leek iedereen te kennen. Het is jammer dat het festival niet bekender is, want het programma is interessant en de organisatoren zijn gedreven professionals.
Dit jaar zijn vijf grants toegekend aan projecten uit Libanon, Brazilië, Servië, USA/Duitsland en Noorwegen, die elk een presentatie kregen. Opvallende gemene deler was het feministische aspect: Ibsen wordt gezien als een van de eerste feministen. De Noorse winnaar was husdramatiker Ibrahim Fazlic (1994), een van de grote talenten van dit moment om in de gaten te houden.
Niet vanzelf
Dramatikkens hus werkt regelmatig samen met de toneelschool in Oslo, KHiO. In mijn tweede week was er een invasie van studenten scriptschrijven voor tv/film. Ze kwamen werken aan een toneelschrijfproject, dat ze op vrijdagavond zouden presenteren – voor de meesten een eerste kennismaking met theater. Huistechnicus Sandy: ‘Soms moet je uitleggen dat tachtig lichtstanden voor een presentatie van een kwartier geen optie is.’ In kleine groepjes namen de studenten het huis over, zodat de aanwezige staf toevlucht nam tot de vergadertafel om aan te werken. Niet iedere student kon even goed overweg met theaterconventies, maar saai was het resultaat zeker niet. Rosvoll: ‘Het zou toch leuk zijn als er bij één of twee nu een toneelzaadje was geplant.’ Mijn eigen bureau dat op woensdg ineens was verdwenen, zag ik terug op vrijdagavond in een van de presentaties.
Schrijver en filmregisseur Øystein Stene (docent aan de KHiO) is zeer te spreken over Dramatikkens hus: ‘Door hen telt het Noorse theater vandaag de dag onverdiend veel interessante
toneelschrijvers.’ Toch ziet hij ook een probleem: ‘Het overgrote deel van de nieuwe toneelteksten wordt nog steeds op bestelling geschreven. Noors theater is het theater van de theaterdirecteur, de regisseur, de acteur en de dramaturg – niet van de toneelschrijver. Slechts een handjevol schrijvers kan op eigen initiatief een tekst schrijven die ook wordt opgevoerd. Ik denk dat Dramatikkens hus veel meer middelen moet inzetten om de hoogkwalitatieve nieuwe theaterstukken die daar worden ontwikkeld ook daadwerkelijk gespeeld te krijgen.’
Het grote werk is dus nog niet volbracht, maar uit de catalogus van bij hen tot stand gekomen teksten Norsk Dramatikk (‘Noorse toneelteksten’), die Dramatikkens hus jaarlijks publiceert, blijkt dat veel van die titels wel degelijk in productie worden genomen. Medio april 2019 was van de teksten uit 2015-2017 bijna twee derde gespeeld. Rosvoll zal de eerste zijn om te benadrukken dat dit niet vanzelf gaat. Zij en haar staf onderhouden contacten met talloze theaterprofessionals en -huizen. Hun troef is, dat Dramatikkens hus ook producenten steunt als die een nieuwe theatertekst in productie nemen, bijvoorbeeld door een dramaturg te leveren in de preproductiefase (voor gezelschappen die er zelf geen in dienst hebben) en de mogelijkheid om met professionals de tekst op de vloer uit te proberen, wat uiteindelijk leidt tot een betere productie. Rosvoll: ‘Doordat wij de kwaliteit van de tekst verhogen, loopt een producent minder artistiek en commercieel risico.’
Bevlogen gek
Een andere taak van Dramatikkens hus is het promoten van Noorse theaterteksten in het buitenland. Naast projecten binnen Scandinavië worden regelmatig internationale samenwerkingen aangegaan, zoals in Spanje (Madrid, 2014), Hongarije (Budapest, 2017) en Engeland (Londen, 2021). Hierin trekt het huis op met Dramatikerforbundet (‘the playwrights’ union’) waarmee ze de catalogus Norwegian Drama Now produceren, een overzicht van de ‘beste contemporaine Noorse toneelschrijvers’ voor de buitenlandse markt. Medio december 2022 verschijnt een nieuwe editie. Veel van de opgenomen teksten zijn al vertaald (vaak ook opgevoerd) in het Duits of Engels. Voor nieuwe vertalingen kan Dramatikerforbundet een beurs toekennen.
Inmiddels maakt Dramatikkens hus zelf ook school. Zoals de New Dramatists hun 30 jaar geleden inspireerden, heeft vorig jaar een groep Deense toneelschrijvers in navolging van Dramatikkens hus in Kopenhagen hun eigen schrijvershuis opgericht. Rosvoll: ‘Er moet gewoon één bevlogen gek zijn die zegt, ik ga dat van de grond tillen – zo is Dramatikkens hus ook begonnen.’
Foto: Maaike van Rijn