Maandag 16 oktober
Koffie
Het is 3:15 in de nacht, het vliegtuig naar Griekenland vertrekt rond zeven. Ik sta koffie te maken voor het driekoppige Griekenlandteam. Ze sliepen bij mij vannacht, opdat we allemaal tegelijk op Schiphol arriveren straks. Zo komt dit theaterproject van Alexandra Broeder en haar groep Tijd van de Wolf meteen al heel dichtbij – tot in mijn logeerkamer.
De kern
Alexandra Broeder is een zoekend maker. Ze begon in 2007 met voorstellingen waarin uitsluitend kinderen meespelen, zowel op locatie als in de theaterzaal. Voorstellingen waarin de (machts-)verhoudingen tussen kinderen en volwassenen een terugkerend thema zijn en waar een vleugje horror altijd in de lucht hangt.
Maar ze werkt ook aan ‘parallelle werelden’ die ze openstelt voor het publiek, waarin het publiek zelf de hoofdrolspeler wordt. Werelden die grenzen slechten, die plaatsvinden op niet-theatertijden, tussen zonsondergang en zonsopgang bijvoorbeeld, of verspreid over meerdere dagen. Er zit een voortdurende behoefte aan groei en verandering in het werk van Alexandra; daar komt deze reis uit voort. Ze wil in Griekenland onderzoeken wat haar eigen rol is in haar werk: waar hoort zij zelf thuis, binnen de rituelen die ze in het theater onderzoekt? De Griekenlandreis is een combinatie van een volstrekt persoonlijke zoektocht én het verzamelen van materiaal voor haar komende voorstelling De Tempel, die in 2024 op Oerol en Theaterfestival Boulevard te zien zal zijn.
Roald van Oosten, de componist, en Nikita Oldert (productie) komen slaperig aan tafel zitten. Ik geef ze koffie.
Even later verschijnt ook Alexandra. We zeggen niet veel, daar is het te vroeg voor. Voordat we vertrokken, hadden Alexandra en ik er een gesprek over, over haar verwachtingen voor deze reis. Ze zei: ‘Ik heb zin om rituelen in mijn producties te delen. Het blijft wel binnen de kunst, maar binnen de kunst zoek ik de ruimte, rek ik de codes op. Nu maak ik zelf deel uit van die artistieke én spirituele zoektocht. Tijdens de Griekenlandreis hoop ik een kern te vinden; ik wil reiken naar de oer-rites van de Grieken, want verder terug in de tijd kun je nauwelijks gaan. Die kern wil ik aanraken en dan zelf in Nederland verder bouwen aan mijn Tempel. Opdat dat een plek van samenkomst wordt, in heel veel opzichten.’
Fluit
Nu gaat die reis bijna beginnen, met mij aan boord als vlieg op de muur; ik reis mee in het kader van het Fast Forward traject van het Fonds Podiumkunsten – het Fonds betaalt ook mijn vliegticket. Want het Fast Forward programma biedt ‘talentvolle mid-career-makers de gelegenheid hun vleugels internationaal uit te slaan’ en ze hadden iemand nodig om te kijken of dat lukt, het uitslaan van die vleugels van Alexandra. Haar Griekse droomvleugels.
In Griekenland wacht ons een Amerikaanse man die alles van dromen weet. Een droomgoeroe is hij, al zou hij zichzelf nooit zo noemen. Zijn naam is Edward Tick en hij schreef twee boeken over ‘dreamhealing’, hij zal onze gids ter plaatse zijn. Zijn vrouw is er ook, vertelde hij gisteren tijdens de zoommeeting, zij is ‘bonus’.
Edward gaat ons meenemen ver het verleden in, tot 600 voor Christus om precies te zijn. De tijd dat er zomaar een speer in je heup kon vastzitten en niemand dat ding dan loskreeg. Dát was het moment om tot de God Asklepios te bidden, die man met die slangen aan zijn stok, de Griekse god van de genezing. Het is ook Asklepios die we in onze dromen gaan zoeken.
De taxi rijdt voor, we grijpen onze koffers en vertrekken. Tijdens de rit naar Schiphol denk ik weer aan de zoom-meeting gisteravond. We hadden huiswerk gekregen; de afgelopen weken moesten we een Grieks personage uit de mythologie kiezen als uitgangspunt voor onze reis. Dat Griekse personage moet samenhangen met ‘iets waarvan je genezen wilt worden’.
Ik koos Medea, want met de Griekse goden kan ik niet zoveel – en ik kon ook niet echt iets verzinnen om van genezen te worden. Maar Medea vind ik interessant. Een vrouw met ballen die durft te vechten voor waar ze in gelooft. Een vrouw die – volgens de meeste verhalen – bereid was haar eigen kinderen te offeren, een vrouw die haar kinderen – volgens andere verhalen – juist verstopte en voor ze vocht als een leeuwin.
Toen ik hem mijn keuze vertelde begon Edward meteen over die ‘opmerkelijke woede’ van een vrouw te praten. Dat stelde me teleur, dat hij de ‘woede van een vrouw’ opmerkelijk vindt, maar de wenkbrauwen niet hijst over Zeus met zijn boze bliksemschichten. Hóe Medea boos is, de achtergrond van haar boosheid en wat ze met haar woede doet, daar had ik het wel over willen hebben. Tijdens de zoom zei ik alleen dat ik het verhaal wat genuanceerder zou willen bekijken, had ik directer moeten zijn? De taxi neemt de afslag Schiphol. Alexandra heeft stiekem in Roalds tas een blokfluit van mijn zoon verstopt, omdat de goden in Griekenland via fluiten met de mensen schijnen te communiceren.
Droom-slapen
We arriveren bij Schiphol en hoeven geen bagage in te checken. Daarom staan we binnen de kortste keren in een enorme rij voor koffie. Medea zou voordringen. Maar zo vereenzelvigd ben ik nog niet.
Alexandra koos gisteravond voor Persephone, de koningin van de onderwereld. Nikita koost Pandora met haar doos vol plagen en Roald koos Orpheus, de muzikant die naar de onderwereld reisde om zijn lief terug te halen, wat mislukte. Goeie types om mee op reis te gaan, als je het mij vraagt.
Het plan van Edward Tick, dat hij in samenspraak met Alexandra heeft opgesteld, is dat we de komende dagen allerlei soorten heiligdommen afgaan. Er is een heiligdom van Poseidon, er zijn kloosters bevolkt door monniken, er zijn verlaten ruïnes, er is het auditorium van Epidaurus op het schiereiland Argolis, beroemd vanwege de fantastische akoestiek – maar ook beroemd omdat er een groot heiligdom van Asklepios is.
Aanstaande donderdag, over drie dagen dus, komt het hoogtepunt van de reis; dan vindt de ‘incubation’ plaats: begeleid ‘droom-slapen’. Dan is er drie dagen nagedacht over de metaforische speer in onze heupen en waarom die niet los wil. Dan zijn we vertrouwd geraakt met de symbolische kwaliteiten van de door ons gekozen mythische personages, dan zullen we dromen en verschijnt – wie weet – de god Asklepios om ons bij te staan.
Of ik ook mee ga dromen weet ik overigens nog niet. Ik heb gezegd dat ik meedoe. Ik weet alleen niet precies aan wat.
Vroeger werd zo’n incubation trouwens in een ‘abaton’, oftewel een droomkamer in een tempel gedaan, of ook wel in een kleine ruimte in een grot. Maar dat dromen schijnt dus ook gewoon in je hotelbed te kunnen. Edward en Kate zitten dan naast je bed te mediteren of te ‘chanellen’ en zorgen er op die manier voor dat je dromen nog dieper worden.
Ik heb daar mijn bedenkingen bij, bij twee vreemden naast mijn bed. Hoewel het ook een grappig beeld is; twee Amerikanen op leeftijd (ze zijn allebei 72) die over de gang dwalen en steeds een andere hotelkamer induiken. Spookachtig en freaky – inspirerend hoeft niet alleen maar leuk te zijn.
Dinsdag 17 oktober
8:36 plaatselijke tijd
Het is rond half negen ’s ochtends, maar het voelt als half acht, want er is een uur tijdverschil. We zijn op Poros, een eiland op anderhalf uur van Athene, waar het heiligdom van Poseidon zich bevindt. Volgens een mythe is de zoon van Poseidon, Theseus, hier geboren. Deze Theseus was de held die uiteindelijk de Minotaurus (een monster, half mens, half stier) van Kreta versloeg. Er wordt ook gezegd dat voorouders van de inwoners van dit eiland, nog aan de Trojaanse oorlog hebben meegedaan. Hier woont de bevroren tijd, hier zijn plekken waar mythe de werkelijkheid ontmoet.
Tegelijk is Poros ook gewoon een pracht van een vakantie-eiland. Met visjes in de haven, grote boten, een pittoreske uitkijktoren en lieflijk weer. Naast ons hotel ligt een lint van restaurants en het eerste restaurant is onze stamplek; daar dineerden we gisteren, daar ontbijten we straks. Ik bekijk mijn notities die nog niet erg willen samenhangen en besluit naar het ontbijt te gaan.
Op de gang kom ik Nikita tegen. De eerste keer dat ik haar zag was eergisteren, nu vragen we elkaar wat we hebben gedroomd vannacht. Ik niks, zij wel wat. Zowel vanzelfsprekend als vreemd intiem voelt dat, met iemand die je net kent over je dromen te praten. Alexandra sluit halverwege de trap bij ons aan, Roald blijkt al om een kop koffie heen gevouwen aan de ontbijttafel te zitten.
Regisseur Alexandra ken ik van alle keren dat ik haar de afgelopen jaren interviewde – en van haar werk natuurlijk. Componist en muzikant Roald ken ik nog iets beter; we deden samen verschillende kunstprojecten en we waren ooit studiegenoten. Met Nikita klikt het. Het voelt vertrouwd, dit team, ik voel me als vlieg op mijn gemak bij ze, meer dan bij onze Amerikaanse gidsen. Ik babbel mee, deel persoonlijke verhalen, voor een vlieg ben ik behoorlijk aanwezig, daarvan ben ik me bewust.
Ze schuiven aan, onze gids Edward en zijn echtgenote Kate, met een hippieachtige omslagdoek. Edward begint meteen op wat gedragen toon te vertellen over het begin van zijn carrière. Hij was therapeut en zocht naar manieren om Vietnamveteranen van hun alsmaar terugkerende nachtmerries af te helpen. Wat goed bleek te werken, was een bezoek aan dit eiland. Want op het moment dat de moegestreden Amerikanen zich met de oude Griekse soldaten konden vereenzelvigen, bleek hun ziel zich meteen een stuk beter te voelen. Op Poros is een held nog een held. Hier was iedere oorlog een zinvolle oorlog. Het zijn zekerheden, de hobbels uit het verleden, gladgestreken door de tijd. Daar valt een stuk beter mee te leven dan met de horror van een oorlog in een ander land, waar de publieke opinie over veranderde.
‘In Griekenland was het duidelijk’, zegt Edward. ‘Je vocht voor je land en je land was je dankbaar. Door hier te zijn, voelden die Vietnamveteranen zich ook meer held. Dat gaf rust.’ Het klinkt alsof hij er een brok in zijn keel van krijgt.
Held zijn, peins ik, terwijl ik snel mijn tweede kop koffie naar binnen giet, is ook een kwestie van perspectief. De winnaar van een oorlog heeft helden, de verliezer van diezelfde oorlog heeft altijd de verraders. In beide gevallen zijn het mensen die misdaden pleegden, maar dat mag, als je held bent. Ik kan me voorstellen dat je om te helen, het juiste perspectief in (en over) je eigen ziel te pakken moet zien te krijgen.
Powerpoint
Even later beklimmen we de trappen achter ons restaurant, waar een vriend van Edward zit, een oude Griekse militair, die een powerpoint over Poros heeft voorbereid. Hij vertelt ons dat de tempel van Poseidon, waar we straks naartoe gaan, in 520 voor Christus werd gebouwd. Het is een Dorische tempel bestaande uit zes pilaren in de breedte en twaalf pilaren in de lengte. In deze tempel pleegde de beroemde Griekse redenaar Demosthenes zelfmoord door een gifbeker te drinken; hij liep er wel snel de tempel voor uit, om de heilige grond niet met zijn dood te bezoedelen.
Ik maak eerst wat aantekeningen, maar stop al snel. Ik las dit al toen ik huiswerk maakte over het eiland. Bovendien is het lastig om de Griek te volgen, want zijn Engels is beroerd. Maar het is een fijn zaaltje vol fraaie zeeschelpen, en ik vind het leuk dat bij elke nieuwe slide de mechanische klik van een oud fototoestel klinkt: de man heeft er werk van gemaakt.
Honderden jaren voor Christus was er al leven op deze plek. Ik probeer me dat voor te stellen, lijnen zó ver terug in de tijd. De tijd van rituelen die Alexandra in haar voorstelling wil trekken.
Thin places noemen de Engelsen dit soort plekken; plekken waar het onbekende, het magische, tegen het bekende schuurt, als die zo felblauwe zee die hier beneden in het dorp tegen de kade klotst.
Het beroemde Epidaurus waar we morgen naartoe gaan, is van 600 voor Christus. Dat betekent dat er 175 generaties geleden hier al Grieken rondliepen die naar heling zochten. Hoe zou het er ruiken, vraag ik me af, bij Poseidon, bij Epidaurus. Hoe zou de wind klinken. Zou ik een visioen kunnen krijgen? Ik hoor het geluid van een nieuwe slide in de powerpoint van de Griek en kijk snel weer naar zijn mooie snor.
Drugs
Edward Tick is een frêle man, die steeds diep zucht voor hij iets aankondigt om de aandacht op te eisen. Hij is tevens toegewijd gids; voortdurend bezig om ons te voorzien van zijn kennis en ervaring. We zijn al bij de tempel van Poseidon geweest, we zijn naar de ‘Clocktower’ geklommen; de uitkijktoren van het eiland, met prachtig uitzicht op de omringende eilanden. Edward wees ons op een groep bergen die samen lijken op een slapende vrouw. Ze heet ‘The Sleeping Lady Mountain’, een beetje als in de tekenfilm Vaiana. Er zijn hier genoeg vergezichten om geïnspireerd door te raken.
Ons gezelschap zit deels op bankjes, deels op de rand om de toren heen, en kijkt naar het uitzicht. Naast mij zit Edwards vrouw Kate. Ze weet veel van dreamhealing en heeft me er daarnet uitvoerig over verteld. Maar, zo vertrouwde ze me ook toe, net als haar echtgenoot heeft ze zelf nog nooit een incubation ondergaan. Dat vind ik verrassend nieuws, je zou denken dat je als gids die ervaring nodig hebt. Maar goed, een dokter hoeft natuurlijk ook niet al zijn medicijnen zelf uit te proberen.
Edward is ondertussen aan het vertellen over donderdag en de belangrijke incubation. We moeten, als het ons lukt, vasten die dag, zegt hij. Geen alcohol, veel bidden, veel rust. Roald vraagt hoe dat zit met het gerucht dat er bij de oerslapers ook drugs in het spel waren, net als bij een Ayahuasca ceremonie. Edward verzekert ons dat hij niet aan drugs doet. De enige ‘high’ die je kunt verwachten is de ‘high’ van je honger – en misschien van het bidden.
Offer
Bij het avondeten in ons stamrestaurant naast het hotel stelt Edward voor om wat wijn te offeren aan Poseidon. Alexandra pakt haar glas en we lopen met zijn allen de boulevard op, waar iets verderop de jachten deinen en op de plek waar we stoppen vooral de Griekse ‘pontjes’ aangemeerd liggen; voor twee euro varen ze je naar de overkant.
Ik hoor Roald grappend tegen Alexandra fluisteren: ‘Niet het hele glas hoor’, en even later gaat Edward voor in het gebed, waarbij hij Poseidon aanroept en om medewerking vraagt. We houden handen vast en negeren de verbaasde toeristen die langs banjeren. Edward is net nog wat meer over Poseidon aan het vertellen als er een pontjesboot vlak naast hem aanmeert. Er staat een vlinder op, Edward stokt in zijn verhaal, wijst op de vlinder. ‘Daar ben ik van onder de indruk,’ zegt hij. ‘Ik vertel jullie later wel waarom.’ Weer klinkt er een brok in zijn keel. Ik zie geen tranen.
Edward maakt zijn verhaal over Poseidon af en dan mag Alexandra een gedeelde wens uitbrengen. Vervolgens giet ze bijna haar hele glas in zee. We lopen terug naar het restaurant, en het is goed dat we hier zo lekker eten, aldus Edward, want die kracht hebben we nodig voor de incubation. Het klopt bij de oude Asklepios opvatting, zijn woorden: destijds waren ze er namelijk van overtuigd dat je ziel én lichaam moest ondersteunen, om de gehele mens beter te kunnen maken. Mind, body en soul moesten weer gaan samenvallen. Ik kijk van Edward naar Alexandra die naar haar feta staart.
Zouden het Edwards verhalen zijn die ze zoekt?
Woensdag 18 oktober
Taxi
We zitten in een taxi op weg naar een klooster anderhalf uur verderop en daarna gaan we door naar Epidaurus. Morgen is het al dé dag. De zorgen nemen toe en we hebben het er onderling over: het idee dat Edward en Kate in de nacht over de hotelgang sluipen en dan steeds bij een bed gaan zitten bidden, blijft dwaas voelen. Tegelijk is het ontroerend om te horen hoe Kate zich probeert te verplaatsen in de praktijk van deze theatergroep ‘Time of the Wolf’, en goedbedoelende tips geeft.
Verbeeldingskracht, peins ik, terwijl de taxi een scherpe bocht neemt, is zowel voor het dromen als voor het theatermaken essentieel. Maar de verbeeldingskracht van Edward en Kate komt nauwelijks overeen met die van de club van Alexandra. Nog zo’n bocht. Ik begin me een beetje misselijk te voelen. Het programma is hier zo vol dat ik het nauwelijks kan bijhouden. Maar we hadden daarnet even pauze met prachtig uitzicht. Er vlogen talloze vlinders voorbij. Ik heb nog steeds geen visioen gehad.
Die vlinder van hem, vertelde Edward nog, stond symbool voor zijn persoonlijke queeste. Iets wat hij moest overwinnen en ook daadwerkelijk overwonnen heeft. Hij kon niet in details treden, maar was er opgetogen over. Een steuntje in de rug van de goden, nu weet hij weer dat hij op het goeie pad zit. Mooi lijkt me dat, als je in vlinders routewijzers kunt zien.
Weer een bocht. Ik denk terug aan heiligdom van Poseidon waar we gisteren ronddwaalden. Prachtig uitzicht, stokoude stenen en hoge sparren die de afgelopen, zeg, honderd jaar op de heilige grond waren opgeschoten. We hebben er gezeten en gepraat en ook weer gebeden en naar Edward geluisterd. Maar vooral het ‘er zijn’ heeft indruk gemaakt. Net als de wandeling de berg af, terug naar het dorp.
Tijdens alle bijeenkomst wordt er over dromen gepraat, in combinatie met Persephone, Orpheus en Pandora. Mijn Medea staat op een laag pitje, in de dromen van anderen herkent Edward de hand van de goden. We luisteren naar zijn verklaringen over trappen en de onderwereld. Dat hele Griekse symbooldenken wil in mij nog niet echt wortel schieten. Zo te zien ook niet bij de anderen. Het voelt als net iets te simpel om zo’n oud verhaal met één knoopje aan je eigen leven vast te maken en dan als het ware in elke vlinder een heilige te zien.
Edward is duidelijk gewend aan mensen die hevig aan zichzelf willen werken. Hij lijkt het lastig te vinden om met zo’n eigenzinnig clubje theatermakers om te moeten gaan. Weliswaar zoekers en tempeldromers, maar ook mensen die hier niet helemaal in eerste plaats voor zichzelf zijn, maar voor een theaterproject.
We nemen de laatste bocht de berg op en zijn er, gelukkig. Hier is het klooster waar Edward ons over vertelde. Hoog in de bergen, met prachtige muurschilderingen en devote monniken. Helaas blijkt het klooster niet voor vrouwen toegankelijk. We mogen wel naar een ‘eigen’ deel, waar een monnik ons te woord staat. Ik neem foto’s van hem en van de katten. Zijn uiterlijk is minstens zo boeiend als zijn verhaal. Hij vertelt over de schilderijen in de kapel, en dat er veel intellectuele monniken in het klooster zitten. Zelf had hij een carrière als arts in een ziekenhuis voordat hij toetrad. Of dat een ‘calling’ was vraag ik hem via de tolk. Hij begrijpt me niet. Of hij een visioen had of op een andere manier ‘wist’ dat hij naar het klooster moest. Hij kijkt nog steeds niet begrijpend. Niks goddelijks aan, zegt hij dan, wat kortaf. Zijn toetreding was het gevolg van een paar goeie gesprekken.
Dan maar man
Roald is ondertussen in het mannendeel op onderzoek gegaan. We treffen hem een uur of wat later in de debat met een jongere monnik, bij de voordeur. De monnik is aan het uitleggen dat god niet man of vrouw is, maar ja, dat ze een geslacht moesten kiezen ‘dus dan maar man’. Dat de wereld altijd voor ‘dan maar een man’, lijkt te kiezen is als opmerking niet aan de monnik besteed. Hij vertelt – wat verontschuldigend lijkt het – dat vrouwen vooral afleidend zijn en monniken niet moeten worden afgeleid. Dat hij zelf al sinds zijn zestiende in het klooster is. En zijn broers ook. Alsof je een inkijkje krijgt in een volstrekt andere wereld – alweer. Zo kan het ook.
Donderdag 19 oktober
Plaatselijke tijd 7:32
Ik schrijf dit op mijn balkon in het zachte ochtendlicht. Na het mannenklooster gingen we gisteren naar dé plek: de tempel van Asklepios bij het auditorium van Epidaurus. We stonden op de beroemde middenstip van het podium en fluisterden onze verhalen, hoorbaar tot aan de hoogste banken. Edward reciteerde een stuk in het oud Grieks en werd gecomplimenteerd door een docente Oud Grieks, waar hij zichtbaar van opgloeide.
In de rest van het grote heiligdom rook het naar dennenhars.
Abaton
We liepen naar de tempel van Asklepios, omlaag naar de abaton, naar de droomkamers. Alexandra ging liggen op de stenen bank, Edward ging even later iets verderop liggen. Het was een hoge, koele slaapruimte. Ik dacht aan de slangen die hier vroeger als een soort katten zorgden voor het wegblijven van ongewenste knaagdieren. Daarom waren slangen in de dromen van slapers 500 voor Christus, een positief symbool. Ik ga ook zitten, in de andere hoek van de tempel. Ik vraag me af hoe dat moet als ik een slang in mijn droom tegenkom en moet begrijpen dat het een ‘positieve’ slang is. Terwijl ik slangen best eng vind. Edward heeft het me niet goed kunnen uitleggen.
Plakkaat
Die vent met die speer in zijn zij, die vrouw die geen kinderen kon krijgen, ze zijn hier allemaal volgens de overlevering geweest. Hier droomde de vrouw van een jongeling die haar aanraakte en zie daar; even later was ze zwanger. Hier droomde de man met de speer van diezelfde jongeling en ziedaar; de volgende dag kon die speer er eindelijk uit.
Ik verzin die verhalen niet, ze zijn te lezen op borden aan de muur.
Is er iets van waar? 600 voor Christus is zó lang geleden dat we dat niet kunnen weten. Het is als verhalen die alsmaar werden doorgefluisterd, die nu fantastisch en magisch lijken.
‘Nou, die vrouw werd anders gewoon verkracht’, klinkt het opeens in onvervalst Hollands. ‘Ja, zo is het toch?’, zegt diezelfde lompe stem. ‘Een jongeling die haar aanraakt in haar slaap. Da’s verkrachting. En dat noemen ze dan een god.’
‘Haha’, doen de andere Nederlanders. Daarna herhalen ze hun domme zinnen nog eens, om elkaar te overtuigen. Dan lopen ze weg. Ik ben ervan opgeschrikt. Alexandra en Edward liggen er nog, maar ik heb geen zin meer in mediteren. In proberen terug te reiken in de tijd. Dus ik klim uit de abaton en dwaal het terrein op, er is zon, er zijn heiligdommen voor allerlei goden. Ik kom nog meer vlinders tegen.
Slangen, vlinders, honden, ze mogen als symboolhouders dan wat uitgekauwd aanvoelen, ik begin wel te geloven dat ze nuttig zijn als vehikel om je naar een andere tijd, een ander bewustzijn te transporteren. Voor mij tot nu toe geen visioenen, maar ik héb al een heilige taak: woorden zoeken voor dit verhaal.
Vrijdag 21 oktober.
Hoe het was
Hoe het gisteren was, het droomslapen, mag het team van Alexandra pas vertellen als we weer boven op de berg, bij het heiligdom van Poseidon zijn. De sfeer is wat lacherig. Maar er is gedroomd.
Bovendien had Alexandra nog vóór het droomslapen al een ingeving hoe haar Tempel moest gaan worden, dus voor haar is de reis al geslaagd. Ze gaf een beetje licht toen ze het vertelde.
Wat ik persoonlijk verrassend mooi vond aan de incubation van gisteren, was dat ik er níet aan meedeed. In plaats daarvan deed ik mee met Edward en Kate. Na een gesprek met de crew was duidelijk we niet in de hotelkamers zouden komen, maar wel op de gang. Nikita liet haar deur open, er stond een stoel in de deuropening. De deuren van Roald en Alexandra waren dicht; maar wij zaten op de gang, voor die deur, om en om te waken. Van elf tot één in de nacht heb ik gewaakt. Af en toe bad ik zelfs even, terwijl ik dat nooit eerder deed. Ik bad om goede dromen, om grote rust voor de dromers. Ook dat vond ik leuk om te doen. Het voelde als iemand geluk wensen, maar dan wat uitgebreider. Ik had niet verwacht dat het me zou inspireren, maar mijn rol als ‘Sacred Witness’ zoals Edward het noemde, was dat zeker. Hoeder zijn van de slapenden is een vorm van koesteren; het raakt denk ik aan een kinderwens; dat er ook als je volwassen bent nog iemand over je waakt.
Het heiligdom van Poseidon
Alexandra, Nikita en Roald vertellen over hun dromen. Het bevestigt mijn eerdere indruk; het zijn mooie, kwetsbare dromen en ze lijken deels in elkaar over te gaan. Dit is daadwerkelijk ‘dromen van De Tempel’. Dat is wonderlijk, met inspiratie zoeken; dat je niet weet wanneer die toeslaat. Dat we zelfs nu niet zeker weten wat waardevol is aan deze ervaring, dat er alleen een gezamenlijk gedeeld gevoel is dát de ervaring waardevol is.
In dit moment vloeien alle tempels en heiligdommen samen, alle vergoten wijn en verdwaalde vlinders. Het lijkt erop dat de opeenstapeling van thin places, aandacht en aanwezigheid, gebed en meditatie zich daadwerkelijk vertaalden in de dromen en visioenen waarover wordt verteld. Zelfs al lijken de verhalen van Edward geen direct doel te raken, ze rakelen wel iets op. Ze maken het gezamenlijk streven voelbaar, hoorbaar ook, in deze dromen, een ragfijn weefsel van verhalen die samenhangen, wat je misschien moet wíllen horen, om het te horen. Maar toch.
Ik kijk tijdens het luisteren naar die prachtige zee beneden ons. Ben benieuwd of de dromen de overtocht naar Nederland zullen maken. Of we nog vragen hebben, vraagt Edward. Ik heb er eentje, voor Roald. Of hij zijn blokfluit al heeft uitgepakt, vraag ik. Maar nee.
Nederland Dinsdag 7 november, ruim twee weken later.
Nagesprek
In een nat Amsterdam is er aan de Haparandaweg een ‘wrap up’ van de reis voor het team. Met ook vormgever Sacha Zwiers erbij, en zakelijk leider Tamara Roos.
Het gesprek is al bijna zakelijk. Er is overleg geweest met Oerol, met Theaterfestival Boulevard. Het gaat over locaties, over de tijd die er nodig gaat zijn voor de voorstelling, wordt het een voorstelling van drie dagen (inclusief toewerken naar de incubation) of wordt het een slaapritueel van drie uur? Roald vraagt zich af of er ergens naaldbomen te vinden zijn op locatie, omdat die voor hem zo sterk deel uitmaken van het gevoel van een tempel. Alexandra vertelt dat ze het ritueel prachtig vond, maar wel op zoek is naar haar eigen goden. Dat ze de Grieken wat dat betreft – samen met onze Amerikaanse gids en zijn vrouw – in Griekenland heeft gelaten.
Dit is wat ik alvast weet; deze reis leverde me een gebrek aan nachtrust op, twee lege pennen, 38 volgeschreven A4tjes, 10 duizend getypte woorden en nog veel meer woorden in mijn hoofd. Als dat inspiratie heet, dan heeft deze vlieg ‘r binnen. En ik heb ook zin in de voorstelling, in de ervaring eerder, vermoed ik. Om te voelen hoe Griekenland erin weerklinkt.
Tijd van de Wolf gaat een eigen verhaal maken. Een eigen universum, gebouwd op dromen en verlangens. Daar knikt de hele groep ja op. Zo zal het zijn. Ik kijk even rond, naar de mensen met wie ik intensief op pad was, en die nu opeens weer hun eigen groep zijn.
En eindelijk, eindelijk heb ik dan toch mijn visioen: want ik kan het voor me zien, dat universum van ze. Een Tempel die zacht zinderend in het verre licht verrijst. Ze (want dit is een vrouwelijke tempel) bestaat uit lucht en licht en geluid, ze is nog transparant, maar ik voel haar, meer dan ik haar zie. En kijk: er vliegt een vlinder rond.