Het lied Ik zou je het liefste in een doosje willen doen is onlosmakelijk verbonden met Donald Jones, de eerste Zwarte televisiester in Nederland. Maar Jones was veel meer. Met zijn werk in cabaret, revues, musicals en toneel effende hij het pad voor generaties na hem.
Donald Jones werd in 1932 geboren in Harlem, het epicentrum van Afro-Amerikaanse kunst en cultuur van na de Eerste Wereldoorlog. De buurt waarin hij opgroeide was een zodanige verzamelplek voor toonaangevende jazzmuzikanten, kunstenaars en intellectuelen, dat je ze zomaar samen in dezelfde bar kon aantreffen. In een interview met het Algemeen Dagblad herinnert Jones zich een etablissement waarin op een gegeven moment niet alleen Sidney Poitier en Harry Belafonte, maar ook Charlie Parker zat. Nadat Parker begon te spelen en Jones de dansvloer op sprong, gaf de jazzlegende hem een profetisch compliment: ‘Boy, als jij les neemt, word je een goede danser’.
De beginnende danser werd een uitstekende danser. Via de jazz van Parker en Miles Davis kwam hij terecht bij de show-jazz van George Gershwin, wiens muziek sterk beïnvloed werd door de jazzclubs van Harlem. Jones’ dansvoorbeeld Fred Astaire liet zich weer inspireren door taplegende Bill ‘Bojangles’ Robinson, een icoon van de Harlem Renaissance. Het gouden tijdperk van Harlem was dus op verschillende wijzen bepalend voor het kunstenaarschap van Donald Jones.
In 1954 reisde Jones naar Europa met dansgezelschap The Moderniques, om uiteindelijk in Nederland te blijven. Zijn nieuwe thuisland was weliswaar veiliger dan de gesegregeerde Verenigde Staten, maar racisme manifesteerde zich er op andere manieren. Naar eigen zeggen werd Jones gezien als een oddity die door wildvreemden op straat werd aangeraakt. Op televisie en in het theater werd hem vaak gevraagd om raciale stereotypen te spelen, die dikwijls werden omschreven als vrolijk, kinderlijk en naïef.
Ook Dinky, het personage uit Pension Hommeles waarmee Jones doorbrak, werd op deze manier beschreven. Steevast wordt zijn sterke Amerikaanse accent genoemd en de aandoenlijkheid van het personage, maar het is zijn talent dat de scène zo memorabel maakt. Jones zet een mooi verleidingsspel in. Hij breekt met de stijve acteerstijl van de serie en stelt tegenspeler Roekie Arons zo op haar gemak, dat ze even uit haar rol lijkt te vallen. De oprechtheid en ontspanning die hij liet zien was zeldzaam in de vroege dagen van televisie en werd door een groot publiek omarmd.
Nog voor zijn doorbraak op televisie stond Jones al op de Nederlandse podia. Een dansoptreden in Carré leidde tot een engagement bij cabaretgroep Tingel Tangel, waar hij zijn echtgenote Adèle Bloemendaal ontmoette. Als nieuwe televisieberoemdheid trad hij op in de revues van Snip en Snap en later André van Duin. Bovendien was hij een van de weinige capabele dansers in een prille musicalsector. Hij verscheen in Irma La Douce (1962) en Kiss Me Kate (1964), waar hij Cole Porters It’s Too Darn Hot zong en danste.
In 1979 speelde Jones bij Joop van den Ende in de voorstelling Wolken, waarmee een nieuw hoofdstuk aanbrak in een al divers oeuvre. Meer toneelvoorstellingen volgden in de jaren tachtig en negentig, waaronder De Fantast (1987) met Johnny Kraaijkamp senior en Het Zuiden (1990), onder regie van Ivo van Hove.
Een van de meest in het oog springende producties uit deze tijd is een herneming van Jean Genets Les Nègres in 1984, in regie van Henk Tjon en Rufus Collins. Tjon en Collins ensceneerden het stuk voor het eerst zoals Genet het beoogd had, met een volledig Zwarte cast. Jones en Otto Sterman, die decennia geleden tot de weinige Zwarte acteurs in Nederland behoorden, staan naast een nieuwe generatie Zwarte acteurs, onder wie Helen Kamperveen, Felix Burleson, Maarten van Hinte en Gerda Havertong.
Acteurs die na Jones opkwamen waren vaker kritisch op de rolbevestigende personages die hij speelde. Dat wordt gesteld in de recente documentaire De Spagaat van Donald Jones (2020), waar overwogen wordt wat zijn nalatenschap is geweest. Wat echter onderbelicht blijft is de precaire situatie waarin hij zich als een van de eerste Zwarte entertainers in een witte amusementswereld bevond. In hoeverre kon hij het zich permitteren om roldoorbrekend te zijn? Hoeveel bewegingsruimte had hij daarvoor?
Desalniettemin is Jones zonder meer een pionier geweest: voor de geschiedenis van televisie, maar ook voor het Nederlands theater. Hij was een van de eerste triple threat performers en bracht de glamour van Harlem en Broadway naar de revue, het cabaret, de musical en het toneel van Nederland. Voor al deze genres bereidde hij de weg voor vele generaties Zwarte acteurs, zangers en dansers die na hem kwamen.
Foto: Donald Jones, fotograaf onbekend. Met dank aan Theatercollectie/Allard Pierson (Stichting TIN)