Met grensoverschrijdende voorstellingen gebaseerd op het werk van Ibsen maakt theaterduo Vegard Vinge/Ida Müller sinds 2006 internationaal furore. Op het Bergen International Festival (Noorwegen) ging eind mei een nieuwe creatie in première: Panini/BoysRoom, vrij naar Peer Gynt.

De voorstelling is twintig minuten onderweg als Vegard Vinge een grote drol draait, in close-up te volgen op de filmschermen, waarmee hij vervolgens een schildersdoek en zichzelf insmeert. Ik hoop nog dat die drol niet echt is, maar als Vinge iets later langs me loopt bevrijdt een penetrante poepgeur me van die illusie. Later die avond zal Vinge zichzelf in de mond plassen en middels ‘anal action painting’ een serie kunstwerken produceren en uitdelen onder het gretige publiek. Dit is vintage Vinge. De Berlijnse fans die naar Bergen zijn gekomen, kunnen tevreden zijn.

Wie Vegard Vinge zegt, zegt Ida Müller. Ze ontmoetten elkaar bij De Noorse Opera, waar Vinge regieassistent was en Müller assistent scenografie voor Wagners Lohengrin (2002). Ze bleken verwante geesten. Bij de première gaf Vinge haar Een Poppenhuis, met de opdracht: ‘Wij gaan samen alle Ibsens doen en het theater veroveren!’

Zo gezegd, zo gedaan. Na twee projecten die ze zelf mislukt vinden, was de eerste ‘echte’ Vinge/Müller een feit: Een poppenhuis (2006), in de marge van het prestigieuze Ibsenfestival in Oslo.

Het repetitieproces in het piepkleine Grusomhetens Teater (Theater der Wreedheid) verliep moeizaam. Vlak voor de première stuurden Vinge en Müller iedereen weg om dan maar zélf alle rollen te spelen. De voorstelling sloeg in als een bom: niet eerder durfde iemand de heilige Ibsen zó door de mangel te halen. Men vond het respectloos, goor, maar ook vernieuwend en spannend. Hun volgende voorstelling, Spoken, werd bekroond met de Noorse Prijs van de Kritiek 2008. Daarna ging het hard: Frank Castorf gaf hen plek bij de Volksbühne in Berlijn, waar ze met controversiële voorstellingen het huis op stelten zetten.

Hoewel Vinge is opgeleid als regisseur en Müller als scenograaf, zien ze zichzelf als twee-eenheid: ze bouwen, spelen en regisseren alles samen. Er zijn nog enkele vaste ‘partners in crime’ zoals geluidsontwerper Trond Reinholdtsen en acteur Torbjørn Davidsen, die in Panini/BoysRoom de moeder speelt.

Storyboard

Sentralbadet is een afgeschreven zwembad in Bergen, op steenworp afstand van Den Nationale Scene waar Ibsen zijn loopbaan begon. Hier is Vinge/Müller neergestreken voor een ‘haastklus’: in vier maanden de ruimte ombouwen tot Panini/BoysRoom. De basis is een zijlijn uit hun vorige productie, Nationaltheater Reinickendorf: de verhouding tussen Ragnar Brovik (uit Bouwmeester Solness) en zijn moeder. Tegelijkertijd is die moeder ook moeder Aase uit Peer Gynt, waarmee het een voorstelling wordt over moeders en zonen in algemenere zin. De goeddeels gerecyclede scenografie omvat onder meer de indrukwekkende ‘Panini-kathedraal’ uit Reinickendorf, een kerkje uit triplex en karton, inclusief klokkentoren en kruisgewelf, van vloer tot plafond beschilderd en gevuld met op A4-formaat nagetekende Panini-voetbalplaatjes van het WK ’82.

Ik bezoek de tweede van vier voorstellingen. Tijdens het wachten in de troosteloze foyer klinkt over de speakers een hypnotiserende loop van Duran Duran. Als we daarna via de catacomben van het zwembad de zaal betreden, passeren we Vinge op het zijtoneel. Gemaskerd en in kostuum (oranje voetbalshirt met nummer 14) schildert hij een storyboard, eindeloos herhalend ‘You need to have a storyboard’. Een medespeler filmt hem, de beelden verschijnen live op de witte gordijnen die het toneelbeeld afschermen. Deze storyboardscènes zullen we later in de voorstelling terugzien.

Artificiële wereld

Panini/BoysRoom is zoals alle Vinge/Müllers gebaseerd op Ibsen (hier dus Solness en Peer Gynt), maar de tekst is slechts een vertrekpunt voor het duo. Ze reduceren elk stuk tot een handjevol personages en zinnen – bij voorkeur die zinnen waar andere regisseurs overheen lezen, zoals de weinige woorden die Nora in Een poppenhuis aan haar kinderen wijdt. Die ‘Ibsen-samples’ worden aangevuld met een wilde mix van popcultuur, filosofie, opera en beeldende kunst, alles gepureerd tot kakelbont punktheater in een sausje van Splatter Movies, fecaliën en Freud. Steevast kiezen ze daarbij voor het perspectief van het kind, meestal gespeeld door Ida Müller. Als invloeden noemen ze onder anderen Brecht, Tarantino en Schlingensief, maar ook beeldend kunstenaars als Jonathan Meese, Paul McCarthy en de Wiener Aktionisten.

Voor elke voorstelling knutselt het team maandenlang aan hypergedetailleerde scenografieën van beschilderd triplex en karton in Müllers kenmerkende cartoonstijl, die enigszins doet denken aan Rieks Swarte. In die artificiële wereld worden honderden uren scènemateriaal ontwikkeld, live en op video. Tijdens de voorstelling kunnen Vinge, Müller en de vaste technici nieuwe ‘blokken’ instarten zodra de voorstelling om nieuwe impulsen vraagt. Aan doorlopen doen ze niet: elke voorstelling is try-out én première.

ADHD

Wanneer de gordijnen in Sentralbadet opengaan, ontvouwt zich een dertig meter breed toneelbeeld bovenop het oude bassin: onder meer een grot, een voetbalveld, een bos, de Panini-kathedraal, een schildersatelier en twee grote videoschermen. Onder de vloer, zo zal nog blijken, bevindt zich een horrorkelder met bungelende lijken. Wanneer het publiek later tijdens de voorstelling door het toneelbeeld mag dwalen, blijkt hoe obsessief deze knutselwereld is uitgewerkt: van de lege kartonnen chipszak in de kartonnen prullenbak tot de kartonnen tandenborstels in de kartonnen beker.

Alle acteurs en technici dragen latex maskers en beschilderde kostuums. De personages bewegen houterig, als in oude videogames. Hun teksten staan op band en worden door de acteurs geplaybackt (denk: Susanne Kennedy en Boogaerdt/VanderSchoot). Ik herken filmquotes uit onder meer Apocalypse Now en Misery. De enige die zelf spreekt en de handeling continu van commentaar voorziet, is Vinge. Als een spreekstalmeester met ADHD – absolute heerser in zijn zelfgeschapen universum – loodst hij ons door de avond.

Grensoverschrijding

Twee dagen na de voorstelling houdt Vinge een artist talk voor publiek. Hij beschrijft hoe de losse voorstellingen van Vinge/Müller uitgroeiden tot een totaal-universum, de Ibsen-Saga.‘Ivar in Een poppenhuis werd Gregers in De Wilde Eend, Erhart in Borkman en Ragnar in Reinickendorf en Panini/BoysRoom. Iemand representeert altijd “de jongen”; een ander “de moeder”.’

Het contrast tussen het gemaskerde toneelbeest en deze stamelende, verlegen veertiger is verbluffend. Sowieso is dit gesprek uniek: Müller en hij geven zo min mogelijk interviews. ‘Praten over je werk gaat ten koste van de mystiek. De band Kiss draagt maskers: je wilt helemaal niet weten wie daarachter schuilgaan, die mensen zijn gewoon, saai.’

Bij Vinge doen die maskers meer dan het alledaagse verbergen. ‘Zodra je een masker opzet, betreed je een andere dimensie. Ik zou Borkman spelen, maar dat masker riep zoveel duisternis in me op dat ik het moest afdoen. Tegelijkertijd vind ik het interessant wat zich dan aandient: voodoo stuff, gevaarlijk – zeker wanneer je je realiseert dat alles voortkomt uit je eigen leven.’

Als toeschouwer voel je continu dat Vinge zijn meest persoonlijke fantasieën en herinneringen op het podium uitzweet. Het veelvuldig gebruik van uitwerpselen is daar onderdeel van. Vinge noemt het zelf: ‘creating honesty with the body’. Poep is niet ‘high-gloss’ zoals alles op de alomtegenwoordige social media. Vinge: ‘Iemand zei ooit: “Toen Wiener Aktionist Gunter Brüs voor het publiek poepte en zijn eigen plas dronk was het Grenzüberschreitung, nu slaat het nergens meer op.” Ik zie dat anders. Voor mij is het als het perspectief in de schilderkunst: zodra dat werd uitgevonden, kon iedereen het gebruiken. De Aktionisten hebben ons een extra kleur op het palet gegeven.’ Bloedserieus: ‘Ik zou er heel graag in lesgeven op de toneelschool.’

Verwarring en paniek

Panini/BoysRoom bestaat uit associatief verbonden scènes zonder lineair tijdsverloop – als een koortsdroom. Gaandeweg doemen thema’s op. De op Ibsen gebaseerde, Freudiaanse hoofdlijn moeder-zoon (Vinge, pesterig, terwijl hij de ‘ingewanden’ van de zojuist gedode moeder eet: ‘Dit is niet shocking, dit is een metafoor!’). Het WK-voetbal 1982 met bijbehorende Panini-voetbalplaatjes uit Vinges eigen jeugd. En een lijn ‘kunstenaar versus subsidieapparaat’, waarin wordt gereflecteerd op hun mislukte project Tosca, the Movie en op hoe het duo onlangs zijn Noorse subsidie verloor.

Na ruim twee uur maakt ‘moeder’ hotdogs klaar die ze ronddeelt in het publiek, anderhalf uur later gevolgd door stukken watermeloen. Ze zorgt goed voor ons, wat haaks staat op alle narigheid die ‘puberzoon’ Vinge over haar uitstort. Een hallucinant moment ontstaat wanneer Vinge de opera Tosca mixt met het WK: terwijl op het dak van het zwembad een acteur in drag een aria playbackt, live te volgen via video, geeft de acteur die scheidsrechter speelt tegenspel vanaf het kartonnen voetbalveld.

Na ruim vier uur wordt het publiek moe, mensen liggen her en der te dutten. Vinge laat kalme muziek opzetten: ‘Dit is het rustige deel’. En wat later: ‘Ik moet even pauzeren.’ De technici starten een dansfeestje met livemuziek om iedereen wakker te krijgen. De acteurs doen ook mee, maar gaan daarna allemaal af, het publiek verward achterlatend. Is dit het einde? Bij de technici ontstaat lichte paniek. Dan gaan, vijf uur na aanvang, de zaallichten aan. Ik hou er een wat onvoldaan gevoel aan over: dit smaakte naar meer.

Als ik later de besprekingen van de première teruglees, ontdek ik dat die eerste avond een compleet ander verloop heeft gehad: hij duurde precies zes uur en bevatte totaal andere scènes. Een deel van de Noorse pers blijkt het trouwens nog steeds moeilijk te hebben met Vinge/Müller. Zo schrijft Kirstin Aalen op Kulturkritikk.no: ‘Dit is macabere kunst van herhaling en overdrijving, schijnbaar gemaakt om het uitgeputte publiek dat nog overblijft, te provoceren. Het is teleurstellend dat Panini/BoysRoom de mogelijkheden verkwanselt die besloten liggen in Ibsens rijke Peer Gynt.’

Ruimte
Gevraagd naar het plotselinge einde vertelt Vinge twee dagen later dat hij een natuurlijk moment zocht om te stoppen. ‘We zaten met een tijdslimiet. In een reguliere voorstelling zouden we nog tien uur doorgaan. Dan kun je opnieuw opbouwen, nieuwe wegen inslaan.’ Bij Vinge/Müller is twaalf uur of langer zonder pauze heel gebruikelijk. Soms vallen acteurs er letterlijk bij neer. In 2009 brak de festivaldirecteur hun première van De Wilde Eend in Bergen na acht uur af ‘om de technici en het publiek te sparen.’ Dit jaar is het hun daarom contractueel verboden meer dan zes uur te spelen – wat de festivaldirectie overigens in alle toonaarden ontkent.

Zo’n urenlange voorstelling vergt veel van spelers en publiek, zegt Vinge, ‘maar daardoor ontstaat ook gemeenschapszin; publiek en spelers hebben samen iets doorgemaakt.’ Hij weet dat niet iedereen op zijn excessen zit te wachten: ‘Natuurlijk zijn er mensen die het verschrikkelijk vinden en weglopen, daar moet je als speler doorheen. Ik begrijp best dat niet iedereen dit wil zien. Ik zal ook niet snel reclame maken voor mijn eigen voorstellingen.’

Ondanks hun succes zijn Vinge/Müller inmiddels ‘dakloos’. De Volksbühne heeft na het vertrek van Castorf geen plek meer voor hen, hun Noorse subsidie is stopgezet. Vinge noemt het gebrek aan vaste plek een groot probleem voor veel theatermakers: ‘Theater is een van de laatste plekken waar je echt kunt verdiepen, maar je moet een ruimte hebben, vier muren waarbinnen je kunt wortelen. Als je geen vaste plek hebt om te repeteren, te werken, kun je geen esthetiek ontwikkelen.’

De werkwijze van Vinge/Müller past maar moeizaam in het Europese toneelbestel, dat in toenemende mate moet voldoen aan de eisen van de markt. De maandenlange voorbereidingstijd met grote teams versus het handjevol voorstellingen voor soms maar tweehonderd toeschouwers maakt hun werk schrikbarend duur, maar ook zó uniek, dat alles ervoor pleit hen volop ruimte te geven. Zelf kijk ik ondertussen reikhalzend uit naar de volgende Vinge/Müller: in 2019 willen ze zich voor het eerst aan Shakespeare wagen met Psycho-Hamlet, the musical.

foto Thor Brodreskift

Panini/BoysRoom (2018) is een samenwerking tussen Berliner Festspiele, International Festival Bergen en Stichting Vinge/Müller.

Vegard Vinge (Noorwegen, 1971) & Ida Müller (Duitsland, jaartal onbekend)

2006      Een poppenhuis, Grusomhetens Teater, Oslo

2007      Spoken, Black Box Theater, Oslo (Noorse prijs van de kritiek 2008)

2009      De Wilde Eend, International Festival Bergen

2010      De Wilde Eend part II, director’s cut, Black Box theater, Oslo

2011      De Wilde Eend III, Volksbühne, Berlijn

2011      John Gabriel Borkman, Volksbühne, Berlijn (Theatertreffen 2012)

2013      12-Spartenhaus, Volksbühne, Berlijn

2017      Nationaltheater Reinickendorf, Berliner Festspiele, Berlijn (Theatertreffen 2018)

2018      Panini/BoysRoom, International Festival Bergen

Dossiers

Theatermaker september 2018